Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/6.2.2
6.2.2 Toereikende incassomachtiging
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS588764:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Currence, Incasso en Acceptgiro voor de zakelijke markt (maart 2008) p. 12-13, te raadplegen via
Van Esch (2001c) p. 148. In gelijke zin ook Rank (1996) p. 292; Damminga (2005) p. 217 en 219-220.
Van der Laken (2005) p. 1830-1834.
De brochure van Currence, Incasso en Acceptgiro voor de zakelijke markt (maart 2008), p. 7, noemt enkele voor- en nadelen van de incasso. Voor de crediteur zijn de voordelen onder meer de lagere verwerkingskosten, het zelf kunnen bepalen van het moment van incasseren en het eenvoudig matchen van betalingsgegevens met de eigen administratie. Voor de debiteur bestaat het voordeel uit de zekerheid dat zijn betaling tijdig wordt verricht. Het nadeel voor de incassant is dat hij pas zeker is van zijn geld als de terugboekingstermijn en de daaraan gekoppelde verwerkingstermijn bij de banken is verstreken.
Artikel 12 ABV.
De creditbank zal de crediteur verplichten om over een toereikende machtiging van de debiteur te beschikken. Ook moet deze machtiging op de juiste wijze zijn verstrekt. In de eerste plaats worden er een aantal inhoudelijke eisen gesteld aan de machtiging. Deze moet de reden van de machtiging vermelden, de naam, het adres en het bankrekeningnummer van de debiteur, evenals diens handtekening met datum. Op het moment van incasseren mag de machtiging niet zijn ingetrokken. In de tweede plaats moet bij het verkrijgen van de machtiging een aantal procedures worden nageleefd. Zo is een telefonische machtiging toegestaan bij bestaande relaties, maar dient de crediteur nog wel een schriftelijke bevestiging te sturen voordat hij tot incasso overgaat.1 Van Esch duidt de machtiging als een bijzondere herroepelijke volmacht als bedoeld in titel 3.3 BW.2
De crediteur is verplicht in zijn dossier een geldige schriftelijke machtiging te hebben. De crediteur moet de machtiging bewaren en tot één jaar na de incasso kunnen tonen. Kan hij dat niet, dan zal de crediteur, zoals hierna nog zal blijken, het geïnde bedrag moeten restitueren indien de geïncasseerde daarom verzoekt. De creditbank heeft niet de plicht om bij ieder door de crediteur aangeleverd incassobestand te controleren of aan dat bestand geldige machtigingen ten grondslag liggen. In de literatuur is bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een dergelijke controle per individuele transactie. Tot de kern teruggebracht, zou het onaanvaardbaar zijn dat een rekeninghouder doorlopend moet controleren of er ten onrechte incasso's hebben plaatsgevonden.3 Ik deel deze kritiek niet. Voor zover een controle van de onderliggende machtiging al een taak zou zijn van de bank, is dat in het grootschalige girale betalingsverkeer praktisch onuitvoerbaar. Het zou de incasso feitelijk onmogelijk maken, terwijl incasso's wèl voorzien in een maatschappelijke behoefte.4 Bovendien is de rekeninghouder toch al gehouden zijn rekeningafschriften te controleren.5 Vruchtbaarder is het om het systeem van incasso's te omgeven met zodanige waarborgen dat de kans op fouten aanvaardbaar klein is en, als deze zich toch onverhoopt voordoen, te voorzien in het efficiënt herstel daarvan.