Verordening (EG) Nr. 1638/2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2006
- Bronpublicatie:
24-10-2006, PbEU 2006, L 310 (uitgifte: 09-11-2006, regelingnummer: 1638/2006)
- Inwerkingtreding
29-11-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2006, PbEU 2006, L 310 (uitgifte: 09-11-2006, regelingnummer: 1638/2006)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 179 en 181A,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Voor het plannen en bieden van bijstand wordt een nieuw raamwerk voorgesteld teneinde de externe bijstand van de Gemeenschap doeltreffender te maken. Deze verordening is één van de algemene instrumenten voor de rechtstreekse ondersteuning van het buitenlands beleid van de Europese Unie.
- (2)
De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst te Kopenhagen op 12 en 13 december 2002 bevestigd dat uitbreiding van de Europese Unie een belangrijke kans biedt om de betrekkingen met de naburige landen te verbeteren op basis van gemeenschappelijke politieke en economische waarden, en dat de Unie vastbesloten blijft nieuwe scheidslijnen in Europa te vermijden en stabiliteit en welvaart aan deze en gene zijde van de nieuwe grenzen van de Unie te bevorderen.
- (3)
De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst te Brussel op 17 en 18 juni 2004 andermaal gewezen op het belang dat hij hecht aan versterking van samenwerking met die buurlanden, op basis van partnerschap en gemeenschappelijke inbreng en van gemeenschappelijke waarden zoals democratie en eerbied voor de mensenrechten.
- (4)
In de bevoorrechte betrekkingen tussen de Europese Unie en haar buurlanden dient het nastreven van gemeenschappelijke waarden voorop te staan, waaronder democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en naleving van de mensenrechten, alsmede de beginselen van de markteconomie, open, op regels gebaseerde en eerlijke handel, duurzame ontwikkeling en bestrijding van armoede.
- (5)
Het is van belang dat de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening wordt verleend overeenkomstig de internationale overeenkomsten en verdragen waarbij de Gemeenschap, de lidstaten en de partnerlanden partij zijn en rekening houdende met de algemene beginselen van het internationale recht die door alle partijen worden aanvaard.
- (6)
In Oostelijk Europa en de Zuidelijke Kaukasus bieden de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten de grondslag voor op overeenkomst berustende betrekkingen. In het Middellandse-Zeegebied biedt het euromediterrane partnerschap (het ‘Proces van Barcelona’) een regionaal raamwerk voor samenwerking dat door een netwerk van associatieovereenkomsten wordt aangevuld.
- (7)
Uit hoofde van het Europees nabuurschapsbeleid stellen de Europese Unie en de partnerlanden gezamenlijk een reeks prioriteiten vast die moeten worden opgenomen in een reeks gezamenlijk overeengekomen actieplannen; zij omvatten een aantal kerngebieden voor specifiek optreden, zoals een politieke dialoog en hervormingen, handel en economische hervormingen, billijke sociale en economische ontwikkelingen, justitie en binnenlandse zaken, energie, vervoer, de informatiemaatschappij, het milieu, onderzoek en innovatie, ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, alsmede contacten tussen gemeenschappen. Het geleidelijk voldoen aan deze prioriteiten zal het volledig potentieel van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en van de associatieovereenkomsten helpen verwezenlijken.
- (8)
Om de partnerlanden bij te staan in het nastreven van gemeenschappelijke waarden en beginselen en in hun inspanningen bij de tenuitvoerlegging van de actieplannen, dient de Gemeenschap in staat te zijn deze landen bijstand te verlenen en verschillende vormen van samenwerking tussen deze landen onderling en tussen hen en de lidstaten te steunen ten behoeve van een ruimte van gemeenschappelijke stabiliteit, veiligheid en welvaart, met een aanzienlijke mate van economische integratie en politieke samenwerking.
- (9)
De bevordering van politieke, economische en sociale hervormingen in het omringende gebied is een belangrijke doelstelling van de bijstand van de Gemeenschap. In het Middellandse-Zeegebied wordt deze doelstelling verder nagestreefd in het kader van het mediterrane gedeelte van het ‘Strategisch partnerschap met het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten’. Bij de betrekkingen met de mediterrane buurlanden in Noord-Afrika wordt rekening gehouden met relevante elementen van de EU-strategie voor Afrika.
- (10)
Het is van belang dat de steun aan naburige ontwikkelingslanden in het kader dat door het Europees nabuurschapsbeleid wordt geleverd, samenhang vertoont met de doelstellingen en beginselen van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap zoals uiteengezet in de gemeenschappelijke verklaring ‘De Europese consensus over ontwikkeling’ (2) die op 20 december 2005 is afgelegd door de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie.
- (11)
De Europese Unie en Rusland hebben ertoe besloten hun specifieke strategische partnerschap via de instelling van vier gemeenschappelijke ruimten verder te ontwikkelen, waarbij communautaire bijstand zal worden gebruikt om de ontwikkeling van dit partnerschap te ondersteunen en om grensoverschrijdende samenwerking aan de grens tussen Rusland en zijn buren van de Europese Unie te bevorderen.
- (12)
De Noordelijke Dimensie verschaft een kader voor de samenwerking tussen de Europese Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland en het is van groot belang dat steun van de Gemeenschap ook wordt aangewend ter ondersteuning van activiteiten die een bijdrage leveren aan de uitvoering van dit kader. De nieuwe doelstellingen van dit beleid zullen uiteengezet worden in een politieke verklaring. Een document voor het beleidskader zal worden opgesteld op basis van de richtsnoeren die verstrekt werden door de ministervergadering van de Noordelijke Dimensie van 21 november 2005.
- (13)
Voor de mediterrane partners zou bijstand en samenwerking plaats moeten vinden in het kader van het euromediterrane partnerschap dat is opgericht met de Verklaring van Barcelona van 28 november 1995 en is bevestigd op de tiende verjaardag van de euromediterrane top van 28 november 2005, waarbij rekening dient te worden gehouden met de overeenkomst die in dat verband is bereikt inzake het tot stand brengen tegen het jaar 2010 van een vrijhandelsruimte voor goederen en het begin van een proces van asymmetrische liberalisering.
- (14)
Het is belangrijk dat samenwerking wordt bevorderd, zowel aan de buitengrenzen van de Europese Unie als tussen de partnerlanden, in het bijzonder de partnerlanden die geografisch in elkaars nabijheid liggen.
- (15)
Om te vermijden dat er nieuwe scheidslijnen ontstaan is het van bijzonder belang om belemmeringen voor daadwerkelijk grensoverschrijdende samenwerking langs de buitengrenzen van de Europese Unie te verwijderen. Grensoverschrijdende samenwerking dient bij te dragen aan geïntegreerde en duurzame regionale ontwikkeling tussen aanliggende grensregio's en harmonieuze territoriale integratie overal in de Gemeenschap en met buurlanden. Deze doelstelling kan het best worden bereikt door doelstellingen van het buitenlands beleid te combineren met op milieugebied duurzame economische en sociale cohesie.
- (16)
Om de partner-buurlanden te helpen hun doelstellingen te bereiken en de samenwerking tussen hen en lidstaten te bevorderen is het wenselijk een enkel beleidsgestuurd instrument tot stand te brengen ter vervanging van een aantal bestaande instrumenten, daarmee samenhang verzekerend en programmering en beheer van de bijstand vereenvoudigend.
- (17)
Dit instrument dient tevens grensoverschrijdende samenwerking tussen partnerlanden en de lidstaten te steunen doordat de efficiëntie aanzienlijk wordt verhoogd dankzij het feit dat wordt gewerkt met een enkel beheersmechanisme en met een enkele reeks procedures. Het instrument zal voortbouwen op de ervaringen bij de tenuitvoerlegging van de nabuurschapsprogramma's in de periode 2004–2006 en werken aan de hand van beginselen zoals meerjarenprogrammering, partnerschap en medefinanciering.
- (18)
Het is van belang dat grensregio's van landen van de Europese Economische Ruimte (EER) die deelnemen aan grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten en partnerlanden, deze deelneming kunnen voortzetten op basis van hun eigen middelen.
- (19)
Deze verordening stelt voor de periode 2007–2013 de financiële middelen vast die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van artikel 37 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (3).
- (20)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).
- (21)
De beheersprocedure moet worden toegepast wanneer de uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld voor de uitvoering van grensoverschrijdende samenwerking en wanneer strategiedocumenten, actieprogramma's en niet in strategiedocumenten voorziene bijzondere maatregelen waarvan de waarde 10 miljoen EUR overschrijdt, worden goedgekeurd.
- (22)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk meer samenwerking en geleidelijke economische integratie tussen de Europese Unie en de buurlanden te bevorderen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (23)
Deze verordening noopt tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen (5), Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de financiële en technische samenwerking met de Westoever en de Gazastrook (6) en Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-Mediterrane partnerschap (MEDA) (7). Deze verordening komt voorts in de plaats van Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (8), die op 31 december 2006 afloopt,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 oktober 2006.
PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
PB L 181 van 1.7.1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005 (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23).
PB L 182 van 16.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2110/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 1).
PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005.
PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005.