Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 16.13 Overige titulatuur
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-09-2002
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt in werking met ingang van de tweede dag na het tijdstip waarop de Reparatiewet OCW 2005 (17-11-2005, Stb. 697) in werking is getreden.
- Bronpublicatie:
12-05-2005, Stb. 2005, 276 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 27848)
- Inwerkingtreding
01-01-2006, terugwerkend tot: 01-09-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2005, Stb. 2005, 696 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Degenen die op grond van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet op het hoger beroepsonderwijs, de Invoeringswet W.H.B.O. of de Wet op de Open Universiteit gerechtigd zijn een of meer van de in die wetten geregelde titels te voeren, worden geacht dat recht te hebben verkregen op grond van artikel 7.20, eerste lid, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de opleidingen, bedoeld in artikel 16.11, tweede lid, doch uitsluitend voorzover krachtens de Experimentenwet onderwijs het recht tot het voeren van de titel ingenieur, afgekort tot ing., of de titel baccalaureus is verleend.
3.
Artikel 7.20, eerste lid, aanhef en onder a, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, is van overeenkomstige toepassing op degene die in het tijdvak 5 mei 1945 tot en met 31 december 1948 het diploma van vliegtuigbouwkundig ingenieur heeft verkregen aan de Technische Hogeschool te Delft.
4.
In afwijking van artikel 7.20, eerste lid, aanhef en onder c, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, is degene die in het studiejaar 1992–1993 was ingeschreven voor de in het Academisch Statuut bedoelde internationaal-juridische, juridisch bestuurswetenschappelijke of juridisch politiekwetenschappelijke studierichting en die in het studiejaar 1993–1994 of het studiejaar 1994–1995 die opleiding heeft afgerond door met goed gevolg het afsluitend examen af te leggen, gerechtigd tot het voeren van de in artikel 7.20, eerste lid, onder d, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, bedoelde titel, mits de examencommissie op zijn verzoek op het desbetreffende getuigschrift een aantekening heeft geplaatst.