CBb, 17-08-2021, nr. 21/6
ECLI:NL:CBB:2021:824
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
17-08-2021
- Zaaknummer
21/6
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2021:824, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑08‑2021
Inhoudsindicatie
TVL. Met daadwerkelijke vaste lasten is terecht geen rekening gehouden. Beroep ongegrond.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 21/6
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2021 in de zaak tussen
[naam onderneming] , te [plaats] , appellante
(gemachtigde: G.G. Engel),
en
de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Scholtes).
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder appellantes aanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 4 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen haar gemachtigde, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL.
3. Over de onderneming van appellante was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code [.....] (Cafés) opgenomen. Volgens de
bijlage bij de TVL is bij deze SBI-code de omvang van de vaste lasten forfaitair op 25% van de omzet vastgesteld.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarde uit artikel 1, tweede lid, onder b, van de TVL dat haar vaste lasten € 4000,- of meer bedragen.
Standpunt appellante
5. Appellante voert aan dat verweerder ten onrechte concludeert dat zij niet voldoet aan de voorwaarde van minimaal € 4000,- aan vaste lasten. Haar daadwerkelijke vaste lasten zijn € 6.357,-, hetgeen zij onderbouwt met diverse facturen. Verweerder had naar haar werkelijke vaste lasten moeten kijken en zich niet moeten baseren op een vast percentage van 25%. Ter zitting heeft appellante uitgelegd dat verweerder op deze wijze geen rekening houdt met het feit dat haar onderneming een klein buurtcafé is, waardoor haar omzet laag is en haar vaste lasten relatief hoog zijn.
Standpunt verweerder
6. Verweerder stelt dat de hoogte van de subsidie op grond van de TVL niet bepaald wordt aan de hand van de feitelijke vaste lasten, maar op grond van een vastgesteld percentage dat is gekoppeld aan een SBI-code in combinatie met het berekende omzetverlies. Appellantes geschatte omzetverlies is berekend op € 10.086,- (81,43%). Appellantes berekende vaste lasten op basis van haar omzet in de referentieperiode 2019 bedragen €3.096,67 (25% van € 12.386,67). Appellantes vaste lasten zijn op basis van deze berekening lager dan € 4.000,- waardoor zij niet in aanmerking komt voor de subsidie. Op grond van het geldend recht kan verweerder niet afwijken van de TVL. Ook niet in de situatie van appellante dat haar daadwerkelijke vaste lasten hoger zijn dan € 4.000,-. Uit de toelichting bij de TVL-regeling blijkt dat er bewust gekozen is om niet naar de daadwerkelijke vaste
lasten te kijken (Stcrt. 29 juni 2020, nr. 342915, onder 3.3).
Beoordeling door het College
7. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de TVL niet in de mogelijkheid voorziet om af te wijken van de vastgestelde percentages aan vaste lasten die zijn gekoppeld aan de SBI-codes, waarbij ten aanzien van de SBI-code van appellante, te weten de code [.....] (Cafés), een percentage van 25% geldt. Dit betekent dat geen rekening kan worden gehouden met de feitelijke vaste lasten van een onderneming, die zoals appellante aangeeft, in haar geval veel meer bedragen dan 25% van haar omzet.
8. Het College stelt vast dat de regelgever in dit geval heeft gekozen voor een forfaitair systeem. Zo’n systeem brengt met zich dat de werkelijke vaste lasten in voorkomende gevallen niet overeenkomen met de forfaitaire lasten, maar hoger of lager kunnen zijn.
Daarvoor is gekozen om de regeling uitvoerbaar te houden. Hoewel het College begrijpt dat dit voor appellante nadelig uitpakt, is het forfaitair percentage van 25% dat is toegeschreven aan de bij haar onderneming horende SBI-code een keuze van de regelgever die de rechter niet kan toetsen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. M.H. van Kersbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
BIJLAGE
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
- ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
- een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”
In de bijlage bij de TVL vermeldt de eerste kolom de omschrijving van de activiteit, de tweede kolom de SBI(Standaard Bedrijfsindeling)-code, de derde kolom (in een beperkt aantal gevallen) een nadere clausulering en de vierde kolom de (forfaitaire) verhouding tussen vaste kosten en omzet in procenten (variërend van 4% tot 72%).
Bij “Cafés”, SBI-code [.....] , is vermeld 25%.