Rb. Noord-Nederland, 22-04-2016, nr. C18/166081/FA RK 16-237
ECLI:NL:RBNNE:2016:5791
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
22-04-2016
- Zaaknummer
C18/166081/FA RK 16-237
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2016:5791, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 22‑04‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2017-0067
Uitspraak 22‑04‑2016
Inhoudsindicatie
De GI heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven op grond van artikel 1:265f BW ter zake de omgang tussen de vader en de kinderen. De ouders zijn recentelijk een echtscheidingsprocedure gestart. De kinderen verblijven bij de moeder en staan onder toezicht van de GI. Het besluit van de GI berust niet op een wettelijke bepaling. De kinderen zijn niet uit huis geplaatst. De GI had daarom, zoals bepaald in artikel 1:265g BW een verzoek ter zake de omgangsregeling aan de kinderrechter moeten voorleggen. Artikel 1:265g BW is een lex specialis ten opzicht van de algemene regeling van de aanwijzing en gaat daarom voor het geven van een schriftelijke aanwijzing. Omdat het vervallen verklaren van de aanwijzing geen oplossing brengt in het geschil omtrent de omgang gaat de kinderrechter voorbij aan het feit dat de beslissing van de GI op een onjuiste grondslag berust.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/166081 / JE RK 16-237
datum uitspraak: 22 april 2016
beschikking schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[naam 1] , hierna te noemen de vader,
wonende te Musselkanaal,
advocaat mr. M.T. van Daatselaar
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
[naam 2] , hierna te noemen de moeder,
wonende te Musselkanaal,
advocaat mr. S. Heijerman.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 23 maart 2016, ingekomen bij de griffie op 24 maart 2016.
- het verweerschrift van de GI, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 11 april 2016.
Op 13 april 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en vergezeld van zijn persoonlijk begeleider mevrouw [naam 6] ,
- mevrouw [naam 3] , namens de GI,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De feiten
De ouders hebben het gezag over de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] roepnaam [naam 4] ), geboren op [geboortedatum] en
[minderjarige 2] (roepnaam [naam 5] ), geboren op [geboortedatum] .
[naam 4] en [naam 5] verblijven bij de moeder.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] duurt tot 6 november 2016 en die van [minderjarige 2] tot 8 september 2016.
De GI heeft op 11 maart 2016 in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de met het gezag belaste vader en [de minderjarigen] beperkt, in die zin dat er geen omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen zal worden vastgesteld omdat de vader stelselmatig bezig is om de moeder te bestoken met Whatsappjes en berichtjes, de vader zijn familie naar de vrouw laat bellen. De GI wil dat de vader daarmee stopt.
Voorts dient de vader samen met zijn hulpverlener een plan op te stellen, waarin wordt aangegeven dat:
- hij de grenzen accepteert die de kinderen aangeven in het contact;
- de vader zijn onrust, boosheid en achterdocht naar volwassenen niet laat meespelen in het contact met zijn kinderen;
- de vader zijn boosheid en frustratie over de relatie met de moeder niet omzet in dreigementen (of erger) of door de kinderen als inzet te gebruiken, hetgeen heel angstig is voor de kinderen. De kinderen moeten er op kunnen vertrouwen dat ze na het contact met de vader weer veilig en rustig kunnen terugkeren naar hun moeder;
- de vader dient zich aan de afspraken te houden en aanwijzing van de jeugdzorgwerker te accepteren omdat de jeugdzorgwerker afspraken met de vader dient te maken over de bezoeken en de bezoeken moet begeleiden.
Het verzoek
De vader heeft de kinderrechter verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI al dan niet gedeeltelijk vervallen te verklaren en de beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De vader heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De gegeven schriftelijke aanwijzing is niet in het belang van de kinderen. De vader herkent zich niet in het door de GI beschreven gedrag van vader. De vader heeft getracht het echtscheidingsproces tussen de ouders op een rustige manier te laten verlopen. De vader is het er niet mee eens dat aan hem wordt opgedragen om samen met zijn hulpverlener een plan van aanpak te moeten opstellen. De vader vindt dat een dergelijk plan van aanpak in overleg met de gezinsvoogd dient te worden opgesteld.
Voorts is het de vader niet duidelijk gedurende welke termijn de omgangsregeling wordt opgeschort en wanneer er weer sprake is van een contactmoment met de kinderen.
De vader heeft op 8 april 2016 de echtelijke woning definitief verlaten. De vader is van mening dat hij door de moeder zwart wordt gemaakt. Zij heeft gesteld dat hij aan de kinderen zou zitten. Hiervan gaat de vader aangifte doen. De vader wordt door de gezinsvoogd nergens bij betrokken. De gezinsvoogd is op de hand van de moeder. Dat is aanleiding geweest voor de vader om zijn persoonlijk begeleider mee te nemen naar de zitting. De gezinsvoogd zal het contact tussen de vader en de kinderen moeten regelen en zal moeten aangeven wanneer er weer contact zal zijn tussen de vader en de kinderen.
De vader heeft dreigbrieven ontvangen, waar de gezinsvoogd niets mee doet. De vader is van mening dat niet was afgesproken dat de vader de echtelijke woning zou verlaten.
standpunt van de belanghebbenden
De GI
De vader is vanaf het begin van de ondertoezichtstelling betrokken geweest bij de inzet van hulpverlening en het tot stand brengen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. De vader heeft veel ondersteuning nodig. De hulpverlening die is ingezet wordt is geëindigd met ruzie. De vader staat niet open voor hulpverlening. De gezinsvoogd heeft het afgelopen jaar diverse malen geprobeerd de vader te betrekken bij het opstellen van een hulpverleningsplan, maar de vader staat hier niet voor open. Vader is al vanaf het echtscheidingsgesprek niet meer begeleidbaar. Vader dient de kinderen niet langer te belasten. Hij handelt niet in het belang van de kinderen. De gezinsvoogd heeft geprobeerd te bemiddelen in de terugkeer van de moeder met de kinderen in de echtelijke woning. Er was afgesproken dat de moeder met de kinderen in de echtelijke woning zou blijven wonen. De vader heeft geruime tijd alleen in de echtelijke woning verbleven. Dat is geen handelen in het belang van de kinderen.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
de moeder
Het huurcontract staat op de naam van de moeder. De vader verbleef zonder recht op titel in de echtelijke woning. De moeder zag vorige week dat het huis niet bewoond werd. Daarna heeft de moeder overleg gehad met haar advocaat, de gezinsvoogd, de vader en de persoonlijk begeleider van vader. Er was sprake van miscommunicatie. Om een kort gedingprocedure te voorkomen heeft het overleg plaatsgehad.
De moeder heeft met de kinderen gedurende enige tijd op een kleine kamer verbleven, terwijl de vader alleen in de echtelijke woning verbleef. Hiermee heeft hij niet gehandeld in het belang van de kinderen.
De ouders dienen tot rust te komen om vandaar uit tot samenwerking over te gaan.
De beoordeling
Krachtens artikel 1:263 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van
het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van lid 2 dient de met het gezag belaste ouder die aanwijzing op te volgen.
Op grond van artikel 1:264 BW kan de kinderrechter, op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder, een aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Zowel ter zitting als uit de overgelegde stukken is gebleken dat er onder meer een aanwijzing is gegeven ten aanzien van de omgang tussen de vader en de minderjarige kinderen in die zin dat de GI van mening is dat er op dit moment geen omgang meer zal zijn.
De GI heeft daarbij gesteld dat dit een beslissing is in de zin van artikel 1:265f BW en dat deze geldt als een schriftelijke aanwijzing, bedoeld in artikel 1:263 BW.
De kinderrechter overweegt het volgende.
In artikel 1:265f BW is bepaald dat de GI de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige kinderen, gedurende de uithuisplaatsing van die kinderen, kan beperken.
Beide kinderen zijn onder toezicht gesteld van de GI. De beide ouders hebben het gezag over de kinderen en de kinderen verblijven bij de moeder. Van een uithuisplaatsing van de kinderen is evenwel geen sprake. Er is immers geen sprake van een machtiging van de kinderrechter op grond waarvan de kinderen uit huis zijn geplaatst.
Bij de wet tot herziening van de maatregelen van kinderbescherming, in werking getreden op 1 januari 2015, is artikel 1:265g BW ingevoerd. In lid 1 van genoemd artikel is bepaald dat op verzoek van de GI de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Het is de kinderrechter gebleken dat de ouders in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn en dat er nog geen regeling in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang tussen de ouders is overeengekomen dan wel door de kinderrechter is vastgesteld.
De GI had daarom, zoals is bepaald in artikel 1:265g BW, een dergelijk verzoek aan de kinderrechter moeten doen. Artikel 1:265g BW is een lex specialis ten opzichte van de algemene regeling van de aanwijzing en gaat daarom vòòr het geven van een schriftelijke aanwijzing. Artikel 1:265g BW is met meer waarborgen omgeven nu het de GI is die de stap naar de kinderrechter moet nemen en het niet de belanghebbende is die als reactie op de aanwijzing een procedure moet entameren. Deze werkwijze komt de rechtsbescherming van beide ouders en het kind nog meer ten goede.
Een schriftelijke aanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van die wet is het besluit van de GI zoals dat thans ter beoordeling aan de kinderrechter voorligt niet op juiste gronden genomen en zou dat besluit voor zover betrekking hebbende op de omgangsregeling, vervallen moeten worden verklaard.
Hiertoe ziet de kinderrechter in deze zaak echter geen aanleiding omdat een dergelijke vervallen verklaring niet zal leiden tot een oplossing in het geschil tussen de GI en de vader. De vader, die op dit moment geen omgang heeft met zijn kinderen, hetgeen voor hem maar ook voor de kinderen zeer ingrijpend is, heeft er recht op en belang bij dat dit geschil aan de kinderrechter wordt voorgelegd, die hierover een weloverwogen beslissing dient te nemen. Het -voor een deel- vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing betekent een nodeloze verlenging van de procedure over de omgang.
De kinderrechter zal daarom voorbij gaan aan het feit dat de beslissing van de GI op een onjuiste grondslag berust.
Voorts heeft de GI de vader op diverse punten een schriftelijke aanwijzing, d.d. 11 maart 2016, gegeven, als bedoeld in artikel 1:263 BW. Dit betreft het verbod tot contact zoeken van de vader met de moeder door middel van berichtjes, alsmede het opstellen van een plan van aanpak.
De kinderrechter overweegt dat, alvorens er een beslissing wordt genomen op het verzoek van de vader, de vader zich dient te houden aan de door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing met betrekking tot het stoppen van de berichtjes en het opstellen van een plan van aanpak, samen met de hulpverlener van vader, mevrouw M. van Dam.
In dat plan dient te worden aangegeven op welke wijze de vader de veiligheid van de kinderen kan waarborgen gedurende de omgang met hen. Tevens dient daarin hetgeen verwacht wordt van vader, zoals in de schriftelijke aanwijzing vermeld, in dat plan te zijn verwerkt.
De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing geheel dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren en het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen aanhouden tot de hierna vermelde zitting.
De vader wordt in de gelegenheid gesteld om, samen met zijn hulpverlener, een plan van aanpak c.q. veiligheidsplan zoals hiervoor is weergegeven, op te stellen en dit uiterlijk tot twee weken voor de hierna vermelde zittingsdatum aan de kinderrechter, de advocaat van de moeder en de GI over te leggen.
De beslissing
De kinderrechter:
houdt de beslissing op het verzoek aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet ter zitting met gesloten deuren op 29 juni 2016 om 11.30 uur;
de vader wordt in de gelegenheid gesteld uiterlijk tot 15 juni 2016 een plan van aanpak aan de kinderrechter over te leggen;
deze beschikking geldt tevens als uitnodiging om ter zitting aanwezig te zijn; een nadere oproep zal niet worden verzonden.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016. | ||