Rb. 's-Hertogenbosch, 28-12-2011, nr. 01/839314-11, nr. 05/515316-08
ECLI:NL:RBSHE:2011:BU9341, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
28-12-2011
- Zaaknummer
01/839314-11
05/515316-08
- LJN
BU9341
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2011:BU9341, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 28‑12‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2577, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Strafbaar handelen door verdachte in het kader van 248e Sr. De inhoud van de chat- en sms-contacten tussen verdachte en een 11-jarig meisje is concreet gericht op de totstandkoming van een ontmoeting waarbij verdachte (tevens) aanstuurde op seksueel contact. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen beneden de 16 jaar is het van belang dat tegen dergelijk handelen strafrechtelijk kan worden opgetreden. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839314-11
Parketnummer vordering 05/515316-08
Datum uitspraak: 28 december 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in [verdachte]
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats,adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2011 en 4 oktober 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 december 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd (een kopie van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is aangehecht):
- (primair)
dat hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 20 juni 2011 te Eindhoven en/of te Westervoort, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Hyves en/of MSN en/of E-buddy en/of SMS en/of GSM) met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1999, een of meer ontmoeting(en) heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige
handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij (daarbij) enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij verdachte [slachtoffer 1] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of plaats (het bos en/of winkelcentrum Woensel) van die ontmoeting;
artikel 248e Wetboek van Strarecht
- (subsidiair)
dat hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 20 juni 2011 te Eindhoven en/of te Westervoort, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst (te weten Hyves en/of MSN en/of E-buddy en/of SMS en/of GSM) met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1999, een of meer ontmoeting(en) heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij verdachte met voornoemd oogmerk [slachtoffer 1] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of plaats (het bos en/of winkelcentrum Woensel) van die ontmoeting, zijnde dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Artikel 248e jo 45 Wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 05/515316-08 is aangebracht bij vordering van 22 november 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem d.d. 15 april 2009. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder primair wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder primair en subsidiair. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen concrete voorstellen voor een ontmoeting heeft gedaan. Er is niet voldaan aan het vereiste van het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van een ontmoeting.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), het zogenaamde grooming. De rechtbank dient daartoe vast te stellen welke gedragingen verdachte in dat kader heeft gepleegd. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of deze gedragingen voldoen aan de delictsomschrijving van genoemd artikel 248e Sr. De rechtbank zal bij haar oordeel ingaan op de wetsgeschiedenis en de strekking van genoemd artikel.
De rechtbank stelt allereerst het volgende vast.
Op 19 april 2010 heeft de moeder van [slachtoffer 1] aangifte gedaan van grooming gepleegd door ene [verdachte]. Zij merkte in september 2010 dat haar dochter via internet aan het chatten was met [verdachte]. [verdachte] had [slachtoffer 1] verteld dat hij 20 jaar oud is. Op 8 april 2011 merkte zij dat [verdachte] persoonlijke afspraakjes met [slachtoffer 1] wilde maken en probeerde om seks te hebben met [slachtoffer 1].1
[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedatum] 1999.2 Zij was in de tenlastegelegde periode 11 jaar oud.
Op 10 mei 2011 is [slachtoffer 1] in de studio verhoord. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij contact heeft met [verdachte] via Hyves, E-buddy en de telefoon (ook SMS). [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij aan [verdachte] heeft verteld dat zij 11 jaar oud is en in Eindhoven in de wijk Woensel woont. [verdachte] had voorgesteld haar te ontmoeten in winkelcentrum Woensel. Elke keer als zij contact hadden, vroeg [verdachte] om af te spreken. [verdachte] had foto's van haar gevraagd, ook zonder en met minder kleren. [verdachte] zei dat ze mooi en lief was. [verdachte] had gezegd dat hij met een meisje van 12 jaar oud, Loes, en een meisje van 13 jaar oud seks had gehad en dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. [verdachte] had tegen haar gezegd dat hij haar eerste wil zijn en dat dit niet raar is. [verdachte] begon snel over seks te praten. Een paar dagen geleden had ze nog met [verdachte] gepraat via internet.3
Op 21 juni 2011 werd verdachte [verdachte], 26 jaar, wonende te Eindhoven, aangehouden.4
In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte chat- en smsgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] waarvan de inhoud meestal seksueel getint is. Een aantal relevante chatgesprekken, verkort en zakelijk weergegeven:
Verdachte: ontmoet ik je van het weekend?
[slachtoffer 1]: denk ik niet.
Verdachte: waarom niet? Nog steeds eng?
[slachtoffer 1]: nee, kan niet en misschien een beetje eng.
Verdachte: dan zien we nog wel even.5
Verdachte: zou je het al willen?
[slachtoffer 1]: geen idee
Verdachte: beetje voelen enzo, of alles?
Verdachte: zullen we snel proberen? Binnenkort mooi weer. We bos in.6
Verdachte: goed plan? Ik wil je echt.
Verdachte: wil met je vrijen, lief vind ik jou, super voorzichtig.7
Verdachte: dan zien we elkaar snel in bos oke.8
Verdachte: zin om met mij mee naar buiten te gaan? Waar ben je zo dan?
[slachtoffer 1]: ik weet niet, gewoon achter in bos.
Verdachte: waar is dat? Kom ik ook.9
Verdachte: leg eens uit waar dat bos is. Langs het spoor?
[slachtoffer 1]: nee, vind eng.
Verdachte: please kom op.
Verdachte: ik wil je ontmoeten.10
Verdachte: doen? Hoe laat en waar?
[slachtoffer 1]: [verdachte], please, ik durf echt niet.11
[slachtoffer 1]: hoe is het met Loes? Hebben jullie met elkaar?
Verdachte: nee hebben niks, alleen een beetje seksen.12
Verdachte: jij bent net zo speciaal als haar, maar jij durft nog niet zo goed. Ze is 12.
Verdachte: je moet je eigen gevoel volgen.13
Verdachte: binnenkort alleen thuis?14
Verdachte: ik vind dat het afspreken wel snel mag gebeuren.
Verdachte: mag ik wel wat proberen dan?
[slachtoffer 1]: wat bedoel je?
Verdachte: bij jou?
[slachtoffer 1]: ...15
Verdachte: is dat een ja?
Verdachte: denk je te willen?
Verdachte: laten we morgenmiddag doen. In het bos afspreken.16
Een aantal relevante smsgesprekken, verkort en zakelijk weergegeven:
- 6.
december 2010
Verdachte: Heb je woensdagavond nog vrij gehouden voor ons?
Verdachte: Gaat woensdagavond lukken dan?
- 7.
december 2010
Verdachte: Ben je toevallig in het bos of wordt dat morgen?
- 8.
december 2010
Verdachte: Ik wil echt niet zeuren, maar weet je al meer over straks? Zullen we het gewoon doen, afspreken? 18 uur doen? Hoop dat je durft.17
19 december 2010:
Verdachte: zou echt graag seks met je willen.18
Het laatste gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] dateert van 12 juni 2011.19
Verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en ook ter terechtzitting erkend dat hij contact met [slachtoffer 1] heeft gehad via de computer en de telefoon en ook dat er gesprekken hebben plaatsgevonden over seks.20 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] regelmatig sprak via MSN. Verdachte heeft verder erkend dat hij wist dat [slachtoffer 1] zeer jong was. Hij dacht dat [slachtoffer 1] in de eerste klas van de middelbare school zat en kon zich herinneren dat zij hadden gesproken over de uitslag van de CITO.21 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat [slachtoffer 1] een afspraak heeft afgehouden en dat het er anders wel van was gekomen. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat als [slachtoffer 1] iets zou willen hij het wel zou hebben gedaan.22 De naam Loes zou zijn verzonnen, mogelijk om [slachtoffer 1] over te halen.23 Bij de rechter-commissaris heeft verdachte het delict bekend. Ter terechtzitting heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij blijft bij zijn bekennende verklaring, maar later heeft hij dit genuanceerd. Er zou wel zijn gesproken over seks, maar niet zozeer over dat hij seks met [slachtoffer 1] wilde hebben. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat er nooit concreet een afspraak is gemaakt en ook dat hij niet aandrong op een afspraak. De verklaring afgelegd bij de politie, dat het er wel van zou zijn gekomen, zou niet zo zijn bedoeld. Dit zou eveneens gelden voor de verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris.
De rechtbank houdt verdachte aan zijn verklaringen afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig en ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op de inhoud van de chat- en smsgesprekken, zoals hiervoor uitgewerkt.
Gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven - de aangifte door de moeder van [slachtoffer 1], de akte van geboorte betreffende [slachtoffer 1], het studioverhoor van [slachtoffer 1], de inhoud van de chat- en smsgesprekken en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris en deels ook ter terechtzitting, acht de rechtbank komen vast te staan dat verdachte in de periode van 1 september 2010 tot en met 12 juni 2011 te Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Hyves en MSN en E-buddy en SMS en GSM), met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1999, ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer 1] te plegen.
Gelet op de wetsgeschiedenis is voor strafbaarheid echter meer nodig dan het uitsluitend op internet (en/of via de telefoon) communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Voor de strafwaardigheid is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel tot ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Deze gedragingen onderstrepen de vastheid van het voornemen van de dader om zijn digitaal misbruik daadwerkelijk om te zetten in het plegen van fysiek misbruik. Fysiek contact is niet vereist. Vanuit het oogpunt van een effectieve bescherming van kinderen is het zaak dat tegen deze gedragingen strafrechtelijk kan worden opgetreden.
De rechtbank dient dus thans te beoordelen - en zo is dit ook opgenomen in de tenlastelegging - of verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting. Uit de hiervoor weergegeven chat- en smsgesprekken komt naar voren dat verdachte bij herhaling heeft aangedrongen op een ontmoeting met [slachtoffer 1]. Hij heeft voorgesteld haar te ontmoeten in het bos, in winkelcentrum Woensel en bij haar thuis. Verdachte spreekt over morgenmiddag, woensdagavond en over 18.00 uur. De rechtbank is van oordeel dat deze voorstellen tot ontmoeting voldoende concreet zijn. De rechtbank heeft daarbij gelet op het doel en de strekking van artikel 248e Sr, te weten het op adequate wijze bescherming bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben. De rechtbank acht gelet op vorenstaande komen vast te staan dat verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting met [slachtoffer 1] met het uiteindelijke doel van seksueel misbruik, door haar concrete voorstellen voor ontmoetingen te doen wat betreft tijd en/of plaats (het bos, het winkelcentrum Woensel en bij haar thuis). Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder primair heeft begaan zoals hierna is bewezenverklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
- (primair)
in de periode van 1 september 2010 tot en met 12 juni 2011 te Eindhoven, door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Hyves en MSN en E-buddy en SMS en GSM), met een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum]
1999, ontmoetingen heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen (gemeenschap) met [slachtoffer 1] te plegen terwijl hij daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij verdachte [slachtoffer 1] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of plaats (het bos en winkelcentrum Woensel) van die ontmoeting.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met [slachtoffer 1] en reclasseringstoezicht ook indien dit inhoudt controle op het computergebruik van verdachte.
Beslag
De officier van justitie heeft gevorderd de onder de nummers 1, 2, 4, 6 en 7 op de aangehechte beslaglijst genoemde goederen te onttrekken aan het verkeer. De officier van justitie heeft gevorderd de onder de nummers 3, 5, 8 en 9 op de aangehechte beslaglijst genoemde goederen terug te geven aan verdachte.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft gevorderd het voorwaardelijk gedeelte van de eerder opgelegde gevangenisstraf geheel ten uit voer te leggen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde onder primair en subsidiair. De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beslag
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de eerder opgelegde gevangenisstraf af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman ook om afwijzing verzocht gelet op de omstandigheid dat thans sprake is van een ander feitencomplex en een andere achtergrond.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Specifiek
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Verdachte heeft met gebruikmaking van computer en telefoon ontmoetingen voorgesteld aan een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen op het verwezenlijken van die ontmoeting. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. De bepaling strekt ertoe het in de digitale wereld vatbaar maken van een minderjarige voor seksueel misbruik in de fysieke wereld strafbaar te stellen. De focus van de bepaling ligt op de communicatiefase, voorafgaand aan daadwerkelijk seksueel contact. De rechtvaardiging voor strafbaarstelling ligt in de noodzaak om minderjarigen een effectieve bescherming te bieden.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft een zeer jong meisje, namelijk 11 jaar oud, via de computer en telefoon benaderd en ontmoetingen voorgesteld met het uiteindelijke doel om seksueel contact met haar te hebben. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte ook heeft geprobeerd andere jonge meisjes te benaderen. Verdachte heeft het feit gepleegd terwijl hij onder toezicht stond van de reclassering en voor behandeling was opgenomen in kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven in het kader van de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij (aan zijn behandelaars in De Woenselse Poort) heeft verzwegen wat hij deed en wat er in hem om ging. Verdachte heeft geen hulp gezocht. Ter terechtzitting heeft verdachte weinig probleembesef getoond. Ook het omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport verschaft geen inzicht in de psychische gesteldheid van verdachte ten aanzien van het feit, aangezien verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek.
Rapporten
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport door drs.(naam GZ-psycholoog), d.d. 12 september 2011 en de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten door Novadic-Kentron d.d. 2 september 2011 en 24 november 2011.
De straf
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf gelet op het wettelijke strafmaximum, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 190 dagen, zal daarop in mindering worden gebracht.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 6 maanden, zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opleggen een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en reclasseringstoezicht ook indien dit inhoudt controle van de computer en het computergebruik van verdachte. De rechtbank wil op deze manier enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank een proeftijd voor de duur van 2 jaren opleggen gelet op de artikelen 14b, tweede lid, juncto 14c, tweede lid, onder 5, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 05/515316-08
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een gedeelte van de straf, te weten 6 maanden gevangenisstraf, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte reeds geruime tijd was opgenomen in kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven in het kader van de bijzondere voorwaarde verbonden aan deze voorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen zoals de raadsman heeft verzocht. Weliswaar is thans sprake van een andersoortig delict, maar de rechtbank rekent verdachte aan dat hij tijdens de opname in kliniek De Woenselse Poort in het kader van de bijzondere voorwaarde - verdachte wist dus heel goed dat hij geen strafbare feiten mocht plegen - onderhavig delict heeft gepleegd.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder primair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan
wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende persoon [slachtoffer 1], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde persoon.
2. dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt controle van de computer en het computergebruik van verdachte.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: het op de aangehechte beslaglijst onder nummer 7 genoemde goed.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 1, 2 en 6 genoemde goederen.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3, 4, 5, 8 en 9 genoemde goederen, aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem d.d. 15 april 2009, gewezen onder parketnummer 05/515316-08, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Schollen-den Besten, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 28 december 2011.
- 1.
Aangifte, dossier regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Gezamenlijke Recherche Eindhoven (GRE), dossiernummer 2011050377, parketnummer: 01/839314-11, zaaksnummer 2233110330, aantal doorgenummerde bladzijden: 537 (hierna: dossier)
- 2.
Akte van geboorte, los opgenomen voorin dossier, ongenummerd
- 3.
Proces-verbaal (hierna: pv) bevindingen, dossierpagina 50-53
- 4.
Pv aanhouding, dossierpagina 19
- 5.
Dossierpagina 77
- 6.
Dossierpagina 82
- 7.
Dossierpagina 83
- 8.
Dossierpagina 88
- 9.
Dossierpagina 98
- 10.
Dossierpagina 99
- 11.
Dossierpagina 100
- 12.
Dossierpagina 105
- 13.
Dossierpagina 106
- 14.
Dossierpagina 107
- 15.
Dossierpagina 114
- 16.
Dossierpagina 115
- 17.
Dossierpagina 165
- 18.
Dossierpagina 166
- 19.
Pv bevindingen, dossierpagina 58
20 Verklaring verdachte, dossierpagina 495, verklaring verdachte bij rechter-commissaris en verklaring verdachte ter terechtzitting
21 Verklaring verdachte, dossierpagina 494
22 Verklaring verdachte, dossierpagina 496
23 Verklaring verdachte, dossierpagina 517