Hof Leeuwarden, 08-11-2006, nr. 0300272
ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ2043
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
08-11-2006
- Zaaknummer
0300272
- LJN
AZ2043
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ2043, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 08‑11‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Indien het hof er - veronderstellenderwijs - vanuit gaat dat de stadsuitloop is geplaatst door [appellant], zoals [geïntimeerde] stelt, deelt het hof de conclusie van [deskundige] [..] dat - nu de stadsuitloop te hoog was geplaatst - [geïntimeerde] of diens onderaannemer [het installatiebedrijf] in elk geval [appellant] hierop had moeten wijzen en niet zonder meer tot het leggen van de dakbedekking had mogen overgaan, voordat de stadsuitloop op de juiste hoogte was aangebracht. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] ook aansprakelijk is voor het niet voldoen aan deze waarschuwingsplicht door [geïntimeerde] of [het installatiebedrijf]. Het hof komt hiermede terug op zijn in rechtsoverweging 8 en rechtsoverweging 20 van het tussenarrest van 8 september 2004 gegeven beslissing, nu deze op een evidente juridische misslag berustte. Voor een overeenkomst van aanneming geldt immers dat op de aannemer de verplichting rust de opdrachtgever tijdig te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht, die hij kent of behoort te kennen (HR 25 november 1994, NJ 1995, 154). Om deze reden passeert het hof ook de stelling van [geïntimeerde] in zijn akte van 4 januari 2006 onder 8 dat de verkeerd geplaatste stadsuitloop er de oorzaak van is dat er water tussen de plakplaat en de dakbedekking is gekomen; op grond van het bovenstaande is dit voor de beslissing van de zaak immers irrelevant.
Partij(en)
Arrest d.d. 8 november 2006
Rolnummer 0300272
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr W. Sleijfer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr W. Winkel.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 15 juni 2005 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Het door het hof bij het hiervoor genoemde tussenarrest van 15 juni 2005 gelaste schriftelijke deskundigenbericht van [deskundige] is op 2 september 2005 bij het hof binnengekomen. Het hof merkt op dat het bericht ten onrechte is gericht aan de rechtbank in plaats van aan het hof. Een exemplaar van het deskundigenbericht bevindt zich bij de stukken.
Vervolgens hebben beide partijen een akte naar aanleiding van het deskundigenbericht genomen. Het hof leest in de akte van [appellant] onder 7 in samenhang met 5 een vermeerderde eis:
"Tevens wordt overgelegd een offerte van het Fries Aannemingsbedrijf B.V., waaruit blijkt, dat met de kosten van herstel een bedrag is gemoeid van euro 5.350,-- exclusief b.t.w."
"Op grond van het rapport van [deskundige] en het hiervoor vermelde dient [geïntimeerde] (alsnog) zorg te dragen voor deugdelijk herstel, als in reconventie gevorderd zulks met inbegrip van het vervangen van de dakplaten, e.e.a. voor -volledige- rekening van [geïntimeerde]."
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Met betrekking tot de vermeerdering van eis
- 1.
[geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis van [appellant], zodat het hof op de vermeerderde eis recht zal doen.
Wederom met betrekking tot grief 11
- 2.
Het hof heeft aan de deskundige [deskundige] een aantal vragen voorgelegd, zoals verwoord in het dictum van het voornoemde arrest van 15 juni 2005.
- 3.
[geïntimeerde] heeft in zijn akte van 4 januari 2006 opgemerkt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld door de deskundige [deskundige] - anders dan in eerste aanleg -om opmerkingen en verzoeken te doen. [geïntimeerde] heeft echter niet gesteld dat hij - en zo ja, welke - opmerkingen hij had willen maken en welke verzoeken hij had willen doen. Voorts wijst het hof erop dat [geïntimeerde] niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij alsnog in zijn genoemde akte van 4 januari 2006 had kunnen reageren. Het hof gaat daarom aan dit verwijt van [geïntimeerde] voorbij.
- 4.
[geïntimeerde] heeft in zijn akte van 4 januari 2006 eveneens gesteld dat de deskundige buiten zijn opdracht is gegaan door het geven van commentaar op de conclusie van antwoord na deskundigenbericht in eerste aanleg van 2 oktober 2002. Voor zover dit commentaar van [deskundige] niet is aan te merken als een antwoord op de door het hof in het tussenarrest van 15 juni 2005 algemeen geformuleerde vraag onder k., zal het hof voorbijgaan aan de betreffende opmerkingen van [deskundige] in zijn rapport van 1 september 2005.
- 5.
[deskundige] komt met betrekking tot de oorzaak van de lekkage van het dak, voor zover thans van belang, in zijn rapport tot de volgende conclusies:
- "-
onder f. Het platdak bestaat uit een aantal elementen die het dak waterdicht maken en de afvoer van het water mogelijk maken. Als één van deze onderdelen of het water niet afvoert, of niet waterdicht is, is er een grote kans op lekkage, wat hier is gebeurd. De opstaande randen en de dakplaten behoren ook tot het platdak en dienen voor de afvoer van het regenwater.
- -
onder g. De lekkage is niet veroorzaakt door het ontbreken van de dampdruk verdeellaag. De lekkage is ontstaan doordat de bitumen onvoldoende op de plakplaat is aangebracht en de uitlopen te hoog en verkeerd zijn geplaatst.
- -
onder h. Het niet volledig dichtzetten van de opstanden en het verkeerd plaatsen van de stadsuitloop is de oorzaak van de lekkage.
- -
onder i. .... De geconstateerde lekkage zit bij de stadsuitloop aan de noordzijde. Deze stadsuitloop is geleverd door de aannemer (/onderaannemer) en geplaatst en aangebrand door de dakdekker."
- 6.
[deskundige] heeft voor zijn hiervoor in het rapport van 1 september 2005 genoemde conclusies voorts als argument aangevoerd het reeds door hem in zijn deskundigenrapport van 12 juli 2002 geconstateerde gebrek ("onder 2e handeling: Doc 2, 3 en 4."), onder 5 en 6 in zijn rapport van 1 september 2005 nader toegelicht, namelijk dat de overlappen op opstanden onvoldoende waterdicht waren, doordat er geen althans onvoldoende uitvloeiing van bitumen was.
- 7.
Het hof is op grond van de rapportage van [deskundige] van oordeel dat de hiervoor onder 5 genoemde gebreken een niet vakkundige uitvoering van de werkzaamheden oplevert.
- 8.
[deskundige] heeft voorts onder 8 in zijn rapport van 1 september 2005 gesteld:
"Een dakdekker die zijn verantwoordelijkheid kent als dakdekker wijst de aannemer, in dit geval de opdrachtgever op de gebreken van de onderliggende constructie. Uitlopen die geen juiste hoogte hebben, worden niet eerder uitgewerkt voordat deze op de juiste manier aangebracht zijn."
- 9.
Partijen zijn het er niet over eens door wie de stadsuitloop is geplaatst.
- 9.1.
Indien, zoals [appellant] stelt, de stadsuitloop is geplaatst door [het installatiebedrijf], is [geïntimeerde] voor een verkeerde plaatsing aansprakelijk. De rechtbank heeft vastgesteld in het vonnis van 28 november 2001 onder 3.5 dat [geïntimeerde] als hoofdaannemer kan worden aangesproken op eventuele tekortkomingen in de door [het installatiebedrijf] aangelegde dakbedekking; aan de in hoger beroep door [geïntimeerde] eerst bij akte van 4 januari 2006 gedane ongemotiveerde betwisting hiervan gaat het hof voorbij. Voor zover in deze betwisting een - nieuwe - grief gelezen moet worden, komt deze als tardief opgeworpen evenmin voor behandeling in aanmerking, nu niet is gebleken dat [appellant] met een behandeling daarvan akkoord gaat.
- 9.2.
Indien het hof er - veronderstellenderwijs - vanuit gaat dat de stadsuitloop is geplaatst door [appellant], zoals [geïntimeerde] stelt, deelt het hof de conclusie van [deskundige], zoals hiervoor onder 3 (citaat onder i.) en 6 omschreven, dat - nu de stadsuitloop te hoog was geplaatst - [geïntimeerde] of diens onderaannemer [het installatiebedrijf] in elk geval [appellant] hierop had moeten wijzen en niet zonder meer tot het leggen van de dakbedekking had mogen overgaan, voordat de stadsuitloop op de juiste hoogte was aangebracht. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] ook aansprakelijk is voor het niet voldoen aan deze waarschuwingsplicht door [geïntimeerde] of [het installatiebedrijf]. Het hof komt hiermede terug op zijn in rechtsoverweging 8 en rechtsoverweging 20 van het tussenarrest van 8 september 2004 gegeven beslissing, nu deze op een evidente juridische misslag berustte. Voor een overeenkomst van aanneming geldt immers dat op de aannemer de verplichting rust de opdrachtgever tijdig te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht, die hij kent of behoort te kennen (HR 25 november 1994, NJ 1995, 154).
Om deze reden passeert het hof ook de stelling van [geïntimeerde] in zijn akte van 4 januari 2006 onder 8 dat de verkeerd geplaatste stadsuitloop er de oorzaak van is dat er water tussen de plakplaat en de dakbedekking is gekomen; op grond van het bovenstaande is dit voor de beslissing van de zaak immers irrelevant.
- 9.3.
Voor zover de grief erover klaagt dat de rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] de stadsuitloop zelf heeft gemaakt, kan de grief derhalve buiten behandeling blijven.
- 10.
[deskundige] geeft in zijn rapport van 1 september 2005 onder g. uitdrukkelijk aan dat de lekkage niet is veroorzaakt door het ontbreken van de dampdrukverdeellaag. Het hof zal daarom hieraan als schadeoorzaak van de lekkage voorbijgaan.
- 11.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat grief 11 slaagt, waar deze grief aan de orde stelt dat onderaannemer [het installatiebedrijf] het werk niet vakkundig heeft uitgevoerd, namelijk -samengevat - ten eerste door niet of onvoldoende te waarschuwen voor de verkeerd geplaatste stadsuitloop en ten tweede door het onvoldoende aanbranden van bitumen.
- 12.
Op grond van het slagen van de grief komt aan de orde voor welk bedrag de uit te voeren herstelwerkzaamheden voor rekening van [geïntimeerde] dienen te worden gebracht. [deskundige] heeft hiervoor in zijn rapport van 12 juli 2002 een kostenbegroting gemaakt, die door hem in zijn rapport van 1 september 2005 is gehandhaafd.
- 1.1.
In zijn akte van 9 november 2005 bestrijdt [appellant] de kostenbegroting van [deskundige] in zoverre dat hij aan de door [deskundige] genoemde posten toevoegt een post wegens vervanging van de dakplaten, omdat deze door de lekkages zijn verrot. [appellant] beroept zich uiteindelijk in zijn genoemde akte van 9 november 2005 op een schadebedrag van euro 5.350,-- exclusief BTW, gebaseerd op een in kopie overgelegde offerte van Fries Aannemingsbedrijf B.V.
- 1.2.
[geïntimeerde] heeft in zijn akte van 4 januari 2006 het bedrag van de offerte van Fries Aannemingsbedrijf B.V. niet bestreden, zodat ook het hof verder van deze offerte zal uitgaan bij de vaststelling van het schadebedrag.
- 13.
Bij de door [deskundige] in zijn rapport van 1 september 2005 onder j. aangegeven te verrichten herstelwerkzaamheden heeft [appellant] in zijn akte van 9 november 2005 enkele kanttekeningen geplaatst. Aangezien het hof echter zal uitgaan van de offerte van Fries Aannemingsbedrijf B.V., kan het hof aan de betreffende opmerkingen van [appellant] voorbijgaan.
- 13.1.
[geïntimeerde] maakt ten opzichte van het door [deskundige] in zijn rapport van 1 september 2005 genoemde schadebedrag wel opmerkingen ten aanzien van het door [deskundige] gegeven advies met betrekking tot de verdeelsleutel, aangezien [geïntimeerde] stelt dat [appellant] de gehele schade aan zichzelf heeft te wijten. Nu het hof tot het oordeel is gekomen dat de schade veroorzaakt door de lekkage in zijn geheel voor rekening van [geïntimeerde] dient te komen, kan het hof ook aan dit bezwaar van [geïntimeerde] voorbijgaan.
- 14.
In zijn rapport van 12 juli 2002 heeft [deskundige] in zijn conclusie onder f. nog aangegeven dat een dampdrukverdeellaag had moeten worden aangebracht. Onder j. in het rapport van [deskundige] van 1 september 2005 handhaaft [deskundige] de door hem in zijn rapport van 12 juli 2002 genoemde kostenbegroting van de schade, waarin, naar het hof constateert, zijn opgenomen drie posten betreffende het aanbrengen van een dampdrukverdeellaag.
- 14.1.
Het ontbreken van een dampdrukverdeellaag is echter, zoals hiervoor onder 10 is overwogen, geen schadeoorzaak zodat in de schade de daarvoor opgenomen posten niet dienen te worden betrokken. Nu het hof bij het vaststellen van de omvang van de schade niet uitgaat van de begroting van [deskundige] en het aanbrengen van een dampdrukverdeellaag niet in de offerte van Fries Aannemingsbedrijf B.V. voorkomt, kan het hof hier verder aan voorbijgaan.
- 15.
[geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat de schade (mede) is veroorzaakt door eigen werkzaamheden van [appellant], nadat [geïntimeerde] althans [het installatiebedrijf] de werkzaamheden aan het plat dak hadden beëindigd. Waar echter eventuele werkzaamheden van [appellant] zelf niet de hiervoor onder 5 genoemde gebreken hebben kunnen veroorzaken, gaat het hof aan dit verweer van [geïntimeerde] voorbij.
- 1.
De door [appellant] gewijzigde eis strekt er toe dat het hof [geïntimeerde] zal veroordelen om de dakbedekking van [appellant] te laten herstellen door een erkend dakbedekkingsbedrijf voor een bedrag van maximaal euro 5.350,--, exclusief BTW; dit laatste bedrag is conform de offerte van Fries Aannemingsbedrijf B.V. Het hof acht de gewijzigde eis in zoverre toewijsbaar. Het hof ziet echter geen reden om het door [appellant] gevorderde schadebedrag van euro 89,10 wegens inschakeling van de [partijdeskundige] toe te wijzen.
- 1.1.
Het hof zal ook de door [appellant] gevorderde dwangsom toewijzen in die zin dat, wanneer [geïntimeerde] niet na een verloop van een termijn van drie maanden na betekening van het te deze te wijzen arrest voor herstel zal hebben zorg gedragen, [geïntimeerde] een dwangsom zal verbeuren van euro 200,-- voor iedere dag dat [geïntimeerde] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met bepaling dat het maximum aan dwangsommen te verbeuren bedrag wordt gesteld op euro 8.000,--.
- 1.2.
Het hof geeft partijen in overweging de zaak in der minne af te doen door een rechtstreekse betaling door [geïntimeerde] aan [appellant] tegen finale kwijting van het hiervoor genoemde bedrag waarvoor de herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd.
De slotsom
17. In zijn arrest van 8 september 2004 heeft het hof [appellant] al niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de bestreden vonnissen van 28 november 2001 en 22 mei 2002. Het vonnis van 26 februari 2003 waarvan beroep dient te worden vernietigd, voor zover de reconventionele vordering van [appellant] hierbij is afgewezen en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.
[geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot herstel van de dakbedekking van [appellant], zoals hierna zal worden beslist.
[geïntimeerde] dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg, voor zover in reconventie gewezen (procureurssalaris tarief I oud, 3 punten à euro 331,--) alsmede de kosten van de in eerste aanleg ingeschakelde deskundige [deskundige].
[geïntimeerde] dient ook als de in hoger beroep in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding (procureurssalaris tarief I, 1,5 punt à euro 632,--), de kosten van de ingeschakelde deskundige [deskundige] daaronder begrepen.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van 26 februari 2003 waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om de dakbedekking van [appellant] te laten herstellen door een erkend dakbedekkingsbedrijf voor een bedrag van maximaal euro 5.350,--, exclusief BTW;
bepaalt dat, wanneer [geïntimeerde] niet na een verloop van een termijn van drie maanden na betekening van het te deze te wijzen arrest voor herstel van de dakbedekking van [appellant] zal hebben zorg gedragen, [geïntimeerde] jegens [appellant] een dwangsom zal verbeuren van euro 200,-- voor iedere dag dat [geïntimeerde] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met bepaling dat het maximum aan dwangsommen te verbeuren bedrag wordt gesteld op euro 8.000,--;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg voor zover in reconventie gewezen en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] op euro 215,55 aan verschotten, alsmede een bedrag van euro 1.633,88 voor kosten van de deskundige [deskundige] en euro 993,-- aan salaris voor de procureur,
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak op euro 409,16 aan verschotten, alsmede een bedrag van euro 1.713,60 voor kosten van de deskundige [deskundige] en euro 948,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs Streppel, voorzitter, Verschuur en Keur, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 8 november 2006.