CRvB, 29-01-2014, nr. 12-1687 WMO
ECLI:NL:CRVB:2014:238
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
29-01-2014
- Zaaknummer
12-1687 WMO
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:238, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 29‑01‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 29‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Toekenning twee en een half uur huishoudelijke hulp per week. Het medisch advies dat ten grondslag heeft gelegen aan de toekenning is voldoende zorgvuldig te achten en dat er geen aanleiding is dit advies niet te volgen. De toegekende hoeveelheid minuten huishoudelijke hulp is berekend aan de hand van objectieve criteria, te weten de normtijden die zijn voortgekomen uit de praktijk van de thuiszorgorganisatie. Deze normtijden zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels.
12/1687 WMO
Datum uitspraak: 29 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
14 maart 2012, 11/8393 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2013. Voor appellante is verschenen mr. De Witte. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.A. Boogaards
OVERWEGINGEN
1.
De Raad gaat uit van de volgende, kort weergegeven, feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft in juni 2009 bij een val een gecompliceerde elleboogfractuur opgelopen. In november 2009 heeft zij huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aangevraagd. Het college heeft hierop twee en een half uur per week huishoudelijke hulp categorie 1 aan appellante toegekend tot en met
28 februari 2010. In maart 2010 is de huishoudelijke hulp met één uur per week uitgebreid naar drie en een half uur per week, omdat ook de was en boodschappen doen en strijken problematisch voor appellante bleken te zijn. Deze toekenning is verlengd tot en met
24 juli 2011.
1.2.
Naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging van de toekenning van huishoudelijke hulp in maart 2011 heeft het college een medisch advies op laten stellen door de GGD. De adviserend arts L. Tjon A Loi is in een rapport van 15 juni 2011 tot de conclusie gekomen dat het, gelet op de beperkingen van appellante, noodzakelijk is het zwaar huishoudelijk werk, een deel van het licht huishoudelijk werk en de verzorging van de was over te nemen. De arts achtte appellante wel in staat om zelf, met behulp van een boodschappenkarretje, de boodschappen te doen. De arts gaf verder te kennen dat door de fysiotherapeutische behandeling die appellante onderging de beperkingen mogelijk nog zouden kunnen afnemen.
1.3.
Bij besluit van 20 juni 2011 heeft het college appellante voor de periode vanaf 25 juli 2011 tot en met 22 juli 2012 in aanmerking gebracht voor twee en een half uur huishoudelijke hulp per week. Het tegen het besluit van 20 juni 2011 door appellante gemaakte bezwaar is bij besluit van 12 oktober 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college overwogen dat op grond van het medisch advies van 15 juni 2011 voor de zware huishoudelijke werkzaamheden 90 minuten per week, voor de lichte huishoudelijke werkzaamheden 30 minuten per week en voor een deel van de wasverzorging 30 minuten is toegekend, hetgeen een totaal oplevert van twee en een half uur huishoudelijke hulp per week.
2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch advies dat ten grondslag heeft gelegen aan de toekenning voldoende zorgvuldig is te achten en dat er geen aanleiding is dit advies niet te volgen. De toegekende hoeveelheid minuten huishoudelijke hulp is berekend aan de hand van objectieve criteria, te weten de normtijden die zijn voortgekomen uit de praktijk van de thuiszorgorganisatie. Deze normtijden zijn neergelegd in gemeentelijke Beleidsregels. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar geval van die Beleidsregels afgeweken moet worden.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep dezelfde gronden naar voren gebracht als in beroep. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de hiervoor onder 2 weergegeven overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
3.2.
Appellante heeft ter zitting gesteld dat met een besluit op bezwaar van november 2012 aan haar met ingang van 16 juli 2012 wel weer drie en een half uur huishoudelijke hulp per week is toegekend, terwijl er in haar medische situatie sinds juni 2010 geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden. Volgens appellante valt niet in te zien dat zij in de periode van 25 juli 2011 tot en met 22 juli 2012 met twee en een half uur huishoudelijke hulp per week voldoende gecompenseerd zou zijn.
3.3.
Appellante is vanaf november 2012 ruimschoots in de gelegenheid geweest de aan deze besluitvorming ten grondslag liggende stukken in deze procedure in te brengen indien zij meende dat die stukken voor de onderhavige beoordeling relevant zouden zijn. Nu zij dat heeft nagelaten kan de Raad deze stukken en nieuwe beoordeling niet betrekken bij zijn oordeel over de onderhavige zaak. Ook overigens heeft appellante onvoldoende onderbouwd dat gelet op haar beperkingen de aan haar toegekende twee en een half uur per week onvoldoende zijn.
3.4.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
4.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) H.J. Dekker
JvC