Hof Amsterdam, 28-08-2020, nr. 23-004088-19
ECLI:NL:GHAMS:2020:2377
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-08-2020
- Zaaknummer
23-004088-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:2377, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑08‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:126
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Demonstratie in de bouwvakbeurs in de RAI. Toepassing 9a Sr wegens medeplegen van lokaalvredebreuk, nu de demonstratie vreedzaam en beperkt was en volstaan had kunnen worden met minder verstrekkende maatregelen dan aanhouding van de verdachten.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004088-19
datum uitspraak: 28 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 oktober 2019 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-706393-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
brp-adres: [adres].
Procesgang
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 25 juli 2017 bepaald dat ter zake van het bewezen verklaarde aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 2 februari 2018 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging verklaard.
De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 29 oktober 2019 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan het Europaplein en in gebruik bij Amsterdam RAI, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, en/of haar mededader(s) wederrechtelijk aldaar vertoevende zich met haar mededader(s), althans alleen, niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ten aanzien van het bewijs
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn pleitnotities – op het standpunt gesteld dat het verblijf van de verdachte in de RAI niet wederrechtelijk was, zodat zij dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de demonstratie vreedzaam, ludiek en van zeer korte duur was, waarbij geen of slechts een geringe inbreuk is gemaakt op de rechten van de RAI en de aldaar werkzame personen. De verdachte en haar medeverdachte hebben slechts als gevolg van het ingrijpen van de securitymanager en de politie niet zelf hun actie kunnen beëindigen. Volgens de verdediging had volstaan moeten worden met de verwijdering van de verdachten en het hun ontzeggen van verdere toegang tot de RAI. Door hen echter aan te houden en/of gedurende enkele uren op te houden voor onderzoek werd hun demonstratierecht, althans hun recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame vergadering feitelijk tenietgedaan en in de kern aangetast. Dientengevolge is sprake van een inbreuk op de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) die niet noodzakelijk in een democratische samenleving kan worden geacht en die evenmin proportioneel moet worden geacht in het licht van het doel van het voorkomen van publieke wanorde of van het beschermen van de rechten van anderen, aldus de raadsman.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verblijf van de verdachten in de RAI wederrechtelijk is geweest. De verdachten hebben immers wel degelijk gebruik kunnen maken van hun recht te demonstreren, maar toonden een voortdurende weigerende houding om bij het kraampje van het bouwbedrijf weg te gaan alsmede een voortdurende weigering om buiten het gebouw gebruik te maken van hun recht op demonstratie. De verdachten hebben er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van de geboden alternatieven om, op een andere plaats, te kunnen blijven demonsteren. Er bestaat geen absoluut recht op demonstratie op een plaats die de verdachten zelf bepalen. De eis dat zij pas naar buiten geleid mochten worden nadat hen die gelegenheid al diverse malen was geboden, is volgens de advocaat-generaal bovendien onredelijk gelet op hun houding waaruit bleek dat zij niet van zins waren weg te gaan. Er was dan ook sprake van een dringende maatschappelijke noodzaak voor de beperking van het recht op demonstratie van de verdachten, waarmee de wederrechtelijkheid volgens de advocaat-generaal, nadat hen driemaal was gevorderd weg te gaan, een gegeven is.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte en haar medeverdachte waren op 24 maart 2016 in de Amsterdam RAI, waar op dat moment de bouwvakbeurs ‘Building Holland’ plaatsvond. Zij waren daar in de directe nabijheid van het kraampje van het bouwbedrijf [bedrijf] aan het demonstreren, omdat dit bedrijf voorzieningen voor uitgeprocedeerde vluchtelingen bouwde. De verdachten droegen het logo van het bouwbedrijf waarmee zij de indruk wekten voor het bedrijf te werken, deelden daar folders uit en droegen borden met teksten over detentie van minderjarigen.
Omdat de kraamhouder wilde dat de verdachten weggingen, heeft hij de securitymanager van de RAI benaderd. De securitymanager heeft de verdachten vervolgens gezegd dat zij niet op een dergelijke manier voor het kraampje mochten staan en heeft hen de mogelijkheid gegeven bij de ingang van de RAI te demonstreren. Zij weigerden echter weg te gaan, waarop de securitymanager hen nogmaals zei dat ze weg moesten gaan en niet mochten demonstreren bij het kraampje. De verdachten lieten weten dat ze niet weg zouden gaan en dat de politie maar gebeld moest worden.
Vervolgens arriveerde de politie. (Een collega van) de securitymanager heeft de verdachten in het bijzijn van de politie meerdere malen gevorderd de RAI te verlaten en hen meegedeeld dat zij buiten mochten demonstreren. De verdachten gaven aan deze vordering geen gevolg. De politie zei hen vervolgens dat ze de RAI vrijwillig konden verlaten, maar de verdachten zeiden dat ze niet wilden vertrekken en gingen door met het uitdelen van folders. Daarop werden de verdachten aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Het hof overweegt als volgt.
Door het handelen van de verdachten werd het bouwbedrijf belemmerd op de beurs zijn promotieactiviteiten te verwezenlijken en werd het belangstellende beursbezoekers moeilijk gemaakt van de informatie van het bouwbedrijf kennis te nemen. Tegen deze achtergrond bezien acht het hof de inperking van het recht van de verdachte en de medeverdachte om te demonstreren in het RAI-gebouw en hen het verdere verblijf in het gebouw te ontzeggen, niet onevenredig en gerechtvaardigd ter bescherming van de rechten van anderen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de vrijheid om te demonstreren geen absoluut recht is en zijn grenzen vindt in de rechten van anderen. Aan de verdachten is vervolgens een redelijk alternatief geboden om buiten het RAI-gebouw te demonstreren, waaraan zij geen gevolg wilden geven. Op het moment dat de verdachten – zonder reden – aangaven geen gebruik te willen maken van dit meermalen geboden alternatief om op een andere plaats hun demonstratierecht (verder) uit te oefenen, bestond naar het oordeel van het hof een dringende maatschappelijke noodzaak het recht op demonstratie van de verdachten te beperken. Het verblijf in het RAI-gebouw dat op die weigering volgde, is dan ook wederrechtelijk. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 maart 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander in een besloten lokaal, gelegen aan het Europaplein en in gebruik bij Amsterdam RAI, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich met haar mededader niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu een veroordeling het recht als bedoeld in de artikelen 9 en 10 EVRM zou schenden. Ter adstructie heeft de raadsman verwezen naar hetgeen hij in het kader van het vrijspraakverweer heeft aangevoerd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een rechtvaardigingsgrond voor het plegen van de overtreding van lokaalvredebreuk, aangezien niet is gemotiveerd waarom de verdachten in het RAI-gebouw moesten demonstreren en dit dermate noodzakelijk was dat daarmee de strafbaarheid van de verdachten doorkruist zou worden.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en verwijst daartoe naar zijn hiervoor weergegeven oordeel ten aanzien van de wederrechtelijkheid van de gedragingen.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof bepaalt dat in verband met de geringe ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de demonstratie een vreedzaam en beperkt karakter heeft gehad en dat volstaan had kunnen worden met minder verstrekkende maatregelen dan aanhouding van de verdachten, zoals het ontzeggen van de toegang tot het RAI-gebouw zolang de beurs gaande was.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 24 maart 2016 onder parketnummer
13-063771-16.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. W.F. Groos en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 augustus 2020.
Mr. M. Senden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]