CBb, 04-08-2022, nr. 22/1083
ECLI:NL:CBB:2022:516
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
04-08-2022
- Zaaknummer
22/1083
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2022:516, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 04‑08‑2022; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
Uitspraak 04‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Voorlopige voorziening. Verzoek om teruggave van de oorspronkelijke koperserkenning zoals die onder de superheffing door Productschap Zuivel aan verzoekster was verleend voor het verhandelen van boerderijmelk. Met daarbij een verzoek om vaststelling dat verzoekster structureel en consequent buiten gebruik/mededinging t.a.v. de koperserkenning is gehouden, waarna die erkenning uiteindelijk zelfs, zonder bezwaar- en beroepsmogelijkheid, is verdwenen. De voorzieningenrechter wijst beide verzoeken af.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 22/1083
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam 1] BV, te [woonplaats] , verzoekster,
en
de Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken, (COKZ), verweerster,
(gemachtigde: mr. S.O. Visch).
Procesverloop
Bij brief van 20 mei 2022 heeft het COKZ, voor zover relevant, aan verzoekster meegedeeld dat het COKZ niet kan besluiten tot teruggave van een erkenning als koper/ontvanger van boerderijmelk omdat verzoekster nooit door het COKZ erkend is geweest, dat er op basis van de Regeling dierlijke producten of aanverwante regelgeving geen erkenningsplicht bestaat voor “ontvangers van boerderijmelk”, dat het COKZ geen bedrijven erkent die handelingen uitvoeren die volgens de wetgeving niet erkenningsplichtig zijn, en dat registratie als ontvanger van boerderijmelk ook niet mogelijk is omdat verzoekster niet tenminste 500.000 kg boerderijmelk per jaar bedrijfsmatig ontvangt.
Verzoekster heeft tegen die brief bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerster heeft een reactie op het verzoekschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022.
Namens verzoekster is [naam 2] verschenen, bijgestaan door [naam 3] . Ook is voor verzoekster [naam 4] verschenen.Het COKZ heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is voor verweerster haar directeur ir. [naam 5] verschenen.
Na de zitting zijn twee reacties van verzoekster ontvangen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit die reacties niet blijkt dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft daarin dan ook geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Dit betekent dat de inhoud van die reacties verder buiten beschouwing blijft.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de brief van 20 mei 2022, waartegen verzoekster is opgekomen, dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hoewel die brief informatief lijkt te zijn bedoeld, zou deze naar voorlopig oordeel ook kunnen worden opgevat als een weigering om verzoekster als ontvanger van boerderijmelk te registreren.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
Standpunt verzoekster
3. [naam 2] heeft aangevoerd dat hij jarenlang heeft moeten procederen om -onder de superheffing- erkenning te verkrijgen als koper van boerderijmelk. Die erkenning had hij nodig om de door zijn melkveebedrijf geproduceerde melk te kunnen leveren aan een Duitse melkfabriek. Hij heeft destijds ook van derden melk gekocht en vervolgens geleverd aan de Duitse melkfabriek. Dat laatste is sinds 2015 helaas niet meer het geval geweest, omdat hij door de RVO, de NVWA, het ministerie van LNV en het COKZ wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering. [naam 2] stelt dat hij op een gegeven moment heeft begrepen dat de handelserkenning van verzoekster is verdwenen, maar daarover is hij nooit geïnformeerd. Die erkenning is heel belangrijk voor zijn bedrijf omdat daarmee voor een onbeperkte hoeveelheid in melk kan worden gehandeld. Het kan niet anders dan dat het COKZ op de hoogte is van het stilzwijgend verdwijnen van de koperserkenning. Dit betekent dat het COKZ de aangewezen partij is wanneer het gaat om het claimen van schade als gevolg van het verdwijnen en het niet vrij en ongestoord kunnen beschikken over de koperserkenning. Daarom is bij het COKZ een schadeclaim ingediend voor een bedrag van ongeveer € [bedrag] . Om het melkveebedrijf te kunnen behouden moet vóór 1 september a.s. een bedrag van € [bedrag] worden afgelost aan de financier. Dat bedrag is ontstaan door het afpakken van inkomen over een periode van ruim veertien jaar, met als ultiem dieptepunt het stilzwijgend en daarmee zonder bezwaar- en beroepsmogelijkheid afpakken van de koperserkenning. Een aanloop richting de civiele rechter om de ontstane schade vergoed te krijgen is reeds in gang gezet.
[naam 2] wenst met het verzoek om voorlopige voorziening te bereiken dat de oorspronkelijke koperserkenning aan verzoekster wordt teruggegeven, en dat wordt vastgesteld dat verzoekster structureel en consequent buiten gebruik/mededinging t.a.v. de koperserkenning is gehouden, waarna die erkenning uiteindelijk zelfs, zonder bezwaar- en beroepsmogelijkheid, is verdwenen.
Standpunt COKZ
4. Het COKZ is van mening dat het verzoek moet worden afgewezen. Het COKZ heeft benadrukt dat het geen enkele rol heeft gehad in het (be)eindigen van de koperserkenning die verzoekster kennelijk onder de superheffing had. De registers van het COKZ houden namelijk geen verband met het superheffingssysteem. Het COKZ heeft met de informatieve brief van 20 mei 2022 willen aangeven tot welke erkenningen en registraties het COKZ bevoegd is en op welke wijze het COKZ van die bevoegdheden gebruik kan maken ten aanzien van de bedrijven van [naam 2] . Uit die brief blijkt dat erkenning van verzoekster als ontvanger van boerderijmelk niet mogelijk is. Mocht verzoekster op een gegeven moment méér dan 500.000 kg boerderijmelk per jaar ontvangen, dan kan verzoekster alsnog worden geregistreerd als ontvanger van boerderijmelk.Het COKZ begrijpt niet goed wat de relatie is tussen de aflossing van € [bedrag] die [naam 2] vóór 1 september a.s. zal moeten doen en de discussie met het COKZ over het verkrijgen van een erkenning. Los daarvan kent deze procedure een begrenzing van € 25.000,- voor het verkrijgen van een (voorschot op een eventuele) schadevergoeding. Het COKZ stelt verder dat het verzoek om vast te stellen dat de destijds door het Productschap Zuivel verleende erkenning is verdwenen, in feite neerkomt op een verklaring voor recht dat sprake is van onrechtmatig handelen (door wie dan ook), waarvoor in het kader van een voorlopige voorzieningsprocedure geen plaats is.
Spoedeisend belang
5. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is in ieder geval vereist dat sprake is van een spoedeisend belang. [naam 2] heeft in dit verband aangevoerd dat verzoekster in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd doordat niet meer over een koperserkenning wordt beschikt, die volgens hem nodig is om boerderijmelk -waaronder begrepen melk van derden- aan een Duitse melkfabriek te kunnen leveren. Op de voorgrond staat de aflossing van € [bedrag] die [naam 2] vóór 1 september a.s. dient te verrichten om zijn melkveebedrijf te kunnen behouden. De noodzaak van die aflossing is met financiële stukken onderbouwd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster voldoende spoedeisend belang heeft bij de behandeling van het verzoek. Op de vraag of er een voorziening dient te worden getroffen zal hierna worden ingegaan.
Teruggave van de koperserkenning
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat teruggave van de koperserkenning, waarover verzoekster onder de superheffingsregeling beschikte, niet mogelijk is. Met het einde van de melkquoteringsregelingen in 2015 is ook een einde gekomen aan het systeem van koperserkenningen zoals dat destijds gold. Daaraan doet niet af dat de artikelen 20 en 21 van de Regeling superheffing 2008, waarin de koperserkenning is neergelegd, kennelijk niet zijn ingetrokken.Daarbij komt dat het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening zijn gericht tegen het COKZ. Het COKZ is weliswaar bevoegd tot het verlenen van erkenningen, maar het gaat om een ander soort erkenningen dan destijds onder de melkquoteringsregelingen het geval was. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat het verzoek om teruggave van de oorspronkelijke koperserkenning door COKZ niet kan worden toegewezen.
Erkenning of registratie bij COKZ
7. Voor de “ontvanger van boerderijmelk” bestaat, zoals het COKZ heeft aangevoerd, op grond van artikel 4 van de Verordening (EG) nr. 853/2004 geen erkenningsplicht indien de activiteit zich beperkt tot alleen het transport van boerderijmelk vanaf de zuivellocatie of de melkveehouderij naar de zuivelfabriek. Dit betekent dat verzoekster niet door het COKZ kan worden erkend, nu de activiteiten van verzoekster, naar de voorzieningenrechter begrijpt, zijn beperkt tot het regelen van het transport van de melk van zijn veehouderij naar de melkfabriek.Op grond van artikel 1.1 (begripsbepalingen) van het Besluit dierlijke producten dient in dit verband onder de “ontvanger van boerderijmelk” te worden verstaan: de natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkveehouders en ter zake betalingen aan de desbetreffende melkveehouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders.
En onder “boerderijmelk” dient op grond van hetzelfde artikel te worden verstaan: rauwe melk die door een melkveehouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten.Aangezien in artikel 2.37 van de Regeling dierlijke producten is bepaald dat een ontvanger van boerderijmelk zich ter registratie aanmeldt bij het COKZ, leidt dit tot de conclusie dat alleen de natuurlijke of rechtspersoon die ten minste 500.000 kg boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt, zich voor registratie dient aan te melden bij het COKZ. Verzoekster heeft dus, zo lang zij minder dan 500.000 kg boerderijmelk naar de melkfabriek laat vervoeren, geen registratie nodig van het COKZ. Die registratie komt pas in beeld wanneer verzoekster 500.000 kg melk of meer per jaar aan de melkfabriek levert.
Voor zover in de brief van het COKZ van 20 mei 2022 een weigering kan worden gelezen om verzoekster als ontvanger van boerderijmelk te registreren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het COKZ die registratie terecht heeft geweigerd.
8. De voorzieningenrechter kan in deze tegen het COKZ gerichte procedure niet
vaststellen dat het COKZ enige bemoeienis heeft gehad in het (be)eindigen van de koperserkenning of dat het COKZ verzoekster heeft belemmerd om gebruik te maken van de koperserkenning zoals die destijds door het Productschap Zuivel is verleend. Uit hetgeen namens verzoekster is aangevoerd blijkt niet dat het COKZ verantwoordelijk kan worden gehouden voor de belemmeringen die verzoekster stelt te hebben ondervonden door het niet (meer) beschikken over een koperserkenning. Daarbij komt dat de schadeclaim van verzoekster lijkt te zijn gericht tot het (inmiddels opgeheven) Productschap Zuivel. Het COKZ is echter niet in de rechten en verplichtingen van het Productschap Zuivel getreden. Van enige gehoudenheid door het COKZ tot schadevergoeding is niet gebleken.
9. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.
w.g. J.H. de Wildt w.g. J.M.M. Bancken
Afschrift verzonden aan partijen op: