Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.1.1 (verzoeken om rechtshulp)
Geldend
Geldend vanaf 19-09-2018
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 228 (uitgifte: 20-07-2018, kamerstukken: 34887)
- Inwerkingtreding
19-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stb. 2018, 312 (uitgifte: 18-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op verzoeken om rechtshulp in het kader van de opsporing, vervolging, berechting van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen aan de autoriteiten van een vreemde staat en op verzoeken door autoriteiten van een vreemde staat dienaangaande aan Nederland, voor zover in de afdoening niet is voorzien in het bepaalde bij of krachtens andere wetten.
2.
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
3.
Een verzoek om rechtshulp kan tevens worden gericht aan een internationaal gerecht. Een verzoek om rechtshulp van een internationaal gerecht kan worden uitgevoerd indien zulks voortvloeit uit een verdrag of ander volkenrechtelijk instrument, en daartoe geen bijzondere wettelijke regeling is getroffen. De bepalingen van deze Titel zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inwilliging en uitvoering van verzoeken om rechtshulp.