NJ 1936/446
Onteigening perceel, waarin een winkelbedrijf werd uitgeoefend. Eigenaar had reeds eenige jaren te voren, wegens de dreigende onteigening, zijn bedrijf in een duurder perceel gevestigd. Bedrijfsschade? Verband met een brief van B. en W. (onteigenende partij). Mogelijkheid van nadeel.
HR 04-12-1935, ECLI:NL:HR:1935:1, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 december 1935
- Magistraten
Mrs. Kosters, van Woudenberg Hamstra, Kranenburg, Fick, Meckmann
- Zaaknummer
[041935/NJ_1936-446]
- Conclusie
Mr. Berger
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- JCDI
JCDI:ADS153662:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1935:1, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑12‑1935
- Wetingang
(OW art. 40.)
Essentie
Onteigening perceel, waarin een winkelbedrijf werd uitgeoefend. Eigenaar had reeds eenige jaren te voren, wegens de dreigende onteigening, zijn bedrijf in een duurder perceel gevestigd. Bedrijfsschade? Verband met een brief van B. en W. (onteigenende partij). Mogelijkheid van nadeel.
Samenvatting
Eene schadeloosstelling wegens de verplaatsing van het bedrijf uit het thans onteigend wordend, sindsdien leegstaand perceel, naar een ander, gehuurd, pand, komt den onteigende volgens de wet niet toe. Wel staat die verplaatsing in verband met een brief van B. en W. van ‘s-Gravenhage (onteigenende partij), zonder dat echter die brief de toezegging bevat, dat eene eventueele ontneming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.