Einde inhoudsopgave
Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2000. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 05-05-1997
- Bronpublicatie:
11-12-2000, Stb. 2000, 559 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-12-2000, terugwerkend tot: 05-05-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2000, Stb. 2000, 559 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Politierecht / Organisatie
Ambtenarenrecht / Medezeggenschap
1.
Er is een Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken.
2.
De Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van:
- a.
de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), vertegenwoordigd door de Nederlandse Politiebond (NPB);
- b.
de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend personeel (CCOOP), vertegenwoordigd door de Algemeen Christelijke Politiebond (ACP);
- c.
het Ambtenarencentrum (AC), vertegenwoordigd door de Algemene Nederlandse Politievereniging (ANPV);
- d.
de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF), vertegenwoordigd door de Vereniging van Middelbare en Hogere Politie-ambtenaren (VMHP);
- e.
andere bij koninklijk besluit tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren die eveneens representatief zijn, onder meer gelet op het aantal ambtenaren dat zij vertegenwoordigen, en die aangesloten zijn bij een Centrale die zich door haar doet vertegenwoordigen en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.
3.
Elke vereniging van ambtenaren, genoemd in het tweede lid, is bevoegd tot aanwijzing van twee leden en twee plaatsvervangende leden van de Commissie. Indien verschillende verenigingen van ambtenaren zijn aangesloten bij dezelfde Centrale, zijn deze verenigingen slechts gezamenlijk bevoegd tot aanwijzing van vertegenwoordigers.
4.
Wij behouden Ons voor een toelating tot het overleg krachtens het tweede lid te schorsen en een toelating tot het overleg krachtens het tweede lid, onder e, in te trekken, indien naar Ons oordeel de vereniging van ambtenaren niet meer representatief is, dan wel indien het algemeen belang zich tegen haar verdere toelating verzet.
5.
Schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating van een Centrale tot de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid heeft van rechtswege ten gevolge schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot de Commissie van de bij haar aangesloten vereniging van ambtenaren.