Vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475.
HR, 02-04-2019, nr. 17/04219
ECLI:NL:HR:2019:461
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-04-2019
- Zaaknummer
17/04219
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:461, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑04‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:119
ECLI:NL:PHR:2019:119, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:461
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Diefstal in vereniging d.m.v. braak, art. 310 jo. 311.4 en .5 Sr. Bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
2 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/04219
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 17 maart 2017, nummer 21/006636-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben C. Grijsen, advocaat te Almere, en R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019.
Conclusie 12‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie plv. AG. Medeplegen diefstal met braak. Art. 311 Sr. Verdachte is kort na diefstal aangehouden in auto met gestolen voorwerpen en gereedschap waarmee de inbraak is gepleegd. Geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van zeer belastend bewijsmateriaal. Strekt tot verwerping.
Nr. 17/04219 Zitting: 12 februari 2019 | Mr. D.J.M.W. Paridaens Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 17 maart 2017 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27(a) Sr. Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
Mr. C. Grijsen, advocaat te Almere, en R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, hebben namens de verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 16 augustus 2015 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gevestigd aan [a-straat 1] heeft weggenomen meerdere machines/apparaten (waaronder een Laser apparaat), toebehorende aan [A] , waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (vet als in origineel):
“1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte, d.d. 16 augustus 2015 (pagina 22 en verder van een dossier met nummer PL0600-2015400218) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Ik doe aangifte namens benadeelde [A] te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen. Ik ben medewerker bij het bedrijf [A] en als zodanig bevoegd tot het doen van deze aangifte. Op 16 augustus 2015 omstreeks 15.00 uur is het bedrijfspand in onbeschadigde toestand achtergelaten. Er is een laserapparaat ontvreemd uit ons pand. Er is niemand toestemming gegeven om een diefstal te plegen.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 18 augustus 2015 (pagina 24 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Afgelopen zaterdag op zondagnacht, van 15 op 16 augustus, is er in ons bedrijf [A] gevestigd aan [a-straat 1] te Nieuwleusen ingebroken. Omstreeks 02.30 uur werd ik door de alarmcentrale gebeld dat er was ingebroken. Ik was omstreeks 02.45 uur bij ons bedrijf. Ik zag dat er op de eerste verdieping, schuin boven de hoofdingang, een groot raam was vernield en grotendeels was verwijderd. Achter dit raam bevindt zich de demonstratieruimte waar onze apparatuur staat. Wij missen apparatuur. De volgende apparatuur is gestolen uit ons bedrijf:
- een COS Medico M3 huidverbeteringsapparaat ter waarde van € 9.000,-;
- een Ellman Pelave, een zogenaamd RE apparaat, ter waarde van € 15.000,-;
- een Reactio Fuora, ook een RF apparaat, met een waarde van tussen de € 18.000 - en € 20.000,-.
Verder zijn er koffers met hulpstukken verdwenen.
U laat mij foto’s zien van apparatuur die in de auto van de Polen is aangetroffen. Aan de merken en de opschriften kan ik zien dat dat onze apparatuur is. U geeft mij een koffer terug die op zondagmorgen door de politie in de berm is aangetroffen. Dat is een hulpstuk van een laserapparaat dat ook bij ons is gestolen.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 augustus 2015 (pagina 11 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van getuige [betrokkene 2] :
In de nacht van 15 op 16 augustus 2015, omstreeks 02.00 uur, fietsten mijn vrouw en ik naar ons huis aan de [b-straat 1] te Nieuwleusen. Ik zag dat er een auto geparkeerd stond met de achterzijde richting een weiland. Het was een Mercedes met kenteken [kenteken] . Ik zag niemand bij deze auto. Omstreeks 02.10 of 02.15 uur liep ik met mijn hond. Ik zag aan het einde van de [b-straat 1] drie personen aan komen lopen. Ik zag dat deze drie personen met dingen aan het lopen waren. Ik zag dat deze drie personen naar eerdergenoemde auto liepen. Ik zag dat ze naar de achterzijde van de auto liepen en ik zag dat ze de kofferbak open deden. Ik kon zien dat de verlichting aan ging. Ik zag dat ze de spullen die ze bij zich hadden in de kofferbak deden. Ik zag dat ze vervolgens weer terug liepen in de richting van waar ze gekomen waren. Ik ben naar huis gegaan en heb de politie gebeld. Dit was omstreeks 02.22 uur. Om 02.42 uur belde de politie mij met de vraag of de auto er nog stond. Ik heb verteld dat de auto even daarvoor was weggereden. Toen de auto wegreed ben ik naar buiten gegaan. Ik zag toen nog een persoon op de [b-straat 1] lopen.
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 augustus 2015 (pagina 13 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 16 augustus 2015 omstreeks 02.30 uur kreeg ik een melding van een verdachte situatie aan de [b-straat 1] te Nieuwleusen. Ik reed op dat moment in een opvallend dienstvoertuig. Ik kreeg te horen dat een bewoner had gezien dat drie personen met spullen naar een auto met kenteken [kenteken] waren gelopen. Na controle in de politiesystemen bleek dit kenteken te horen bij een blauwe Mercedes. Kort daarna hoorde ik dat er was ingebroken bij het bedrijf [A] , een bedrijf in laserapparatuur, aan [a-straat 1] in Nieuwleusen. De locatie van dit bedrijf is hemelsbreed 200 meter van de plek waar het verdachte voertuig heeft gestaan.
5. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2015 (pagina 26 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op 16 augustus 2015 omstreeks 03.00 uur werd door de centralist van het operationeel centrum een melding uitgegeven van een ANPR hit op een kenteken. De ANPR hit was gegeven door de camera op de A28 te Zwolle. Het voertuig, een Mercedes met kenteken [kenteken] , zou rijden in de richting van Amersfoort. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag het voertuig voorbij rijden en ben het gaan volgen. Ik heb het voertuig een stopteken gegeven waaraan de bestuurder voldeed. Ik, [verbalisant 2] , ben naar de bestuurder, na later bleek verdachte [verdachte] , gelopen en heb hem meegedeeld dat hij was aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de bijrijder, na later bleek verdachte [betrokkene 8] , aangesproken en aangehouden. Ik, [verbalisant 2] , zag dat in het voertuig van de verdachten op de achterbank een groot voorwerp liggen waarover een deken lag. Ik zag dat de gehele kofferbak was gevuld met apparatuur en een gereedschapskoffer.
Verdachte: [betrokkene 8] , geboren op [geboortedatum 1] 1990 in Polen.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 in Polen.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 16 augustus 2015 (pagina 27 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 16 augustus 2015 omstreeks 03.12 uur hield ik als verdachte aan:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 in Polen.
7. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 16 augustus 2015 (pagina 44 en volgende van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]:
Op 16 augustus 2015 waren wij belast met de noodhulpdienst. Omstreeks 03.00 uur reden wij in Nieuwleusen om uit te kijken naar een Mercedes met kenteken [kenteken] . Omstreeks 03.10 uur hoorden wij via de portofoon dat de hondengeleider [betrokkene 3] twee manspersonen zag lopen op Den Hulst, gaande in de richting Balkbrug, komend vanuit de richting industrieterrein Nieuwleusen, daar waar de bedrijfsinbraak had plaatsgevonden en net was ontdekt. Wij zijn ter plaatse gegaan en zagen twee mannen lopen op de Den Hulst te Nieuwleusen in de richting van Balkbrug. Collega [betrokkene 3] had de mannen staande gehouden. De mannen spraken geen Nederlands. Man 1 sprak goed Engels. Man 1 overhandigde mij, [verbalisant 6], zijn ID-kaart, die is afgegeven aan [betrokkene 4]. Man 2 gaf op te zijn: [betrokkene 5].
Hierop hielden wij omstreeks 03.22 uur beide mannen aan ter zake gekwalificeerde diefstal in vereniging.
8. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 augustus 2015 (pagina 99 van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van getuige [betrokkene 6]:
Samen met mijn man heb ik in Balkbrug het hotel-eetcafé [B]. Afgelopen zaterdagavond 15 augustus (het hof begrijpt: 2015), omstreeks 21.15 uur, kwamen vier mannen ons café binnen die wat wilden drinken. Ze spraken Engels tegen ons. Ze vertelden ons dat ze drie Polen en een Oekraïner waren:
Op een gegeven moment vroeg een van de mannen of zij daar konden overnachten. Mijn man zei dat er nog maar één kamer was met twee bedden. De man zei dat hij de kamer wilde hebben en dat de andere twee dan bij vrienden zouden slapen. De man overhandigde een rijbewijs op naam van [betrokkene 4].
De mannen wilden naar de vrouwtjes in Groningen gaan, zeiden ze. Kort na 23.00 uur hebben de mannen het hotel verlaten. Mijn man zag dat zij in een donkerkleurige Mercedes met kenteken [kenteken] stapten.
U laat mij vier genummerde foto’s zien van mannen. Dit zijn absoluut de mannen die zaterdagavond in ons café zijn geweest.
9. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 augustus 2015 (pagina 146 en volgende van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8]:
Op 16 augustus 2015 werd door ons forensisch onderzoek verricht aan een blauwe Mercedes met kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de kofferruimte van dit voertuig helemaal vol lag. Er lag een gereedschapskist. Hierin troffen wij onder andere een roodkleurig breekijzer aan. Wij namen dit breekijzer in beslag onder SIN AAIW4779NL.
10. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 21 augustus 2015 (pagina 140 en volgende van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8].
Op 16 augustus 2015 werd door ons forensisch onderzoek verricht in een bedrijfspand genaamd [A] te Nieuwleusen. Hierbij hebben wij het volgende waargenomen en bevonden. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag staande in de laserruimte dat de meest linker ruit boven de ingang was vernield. Ik zag dat de vloer vol lag met glassplinters. Kennelijk is met kracht met een roodkleurig voorwerp op meerdere plaatsen tegen de ruit aangeslagen. Bij mijn onderzoek aan de inslagpunten (centerpoint) trof ik roodkleurige verf aan. Tevens zag ik diverse roodkleurige schilfers verspreid over de vloer liggen. De bruikbare roodkleurige verfmonsters heb ik veiliggesteld.
SIN: AAIW4791NL
Spooromschrijving: verf, roodkleurig
Plaats veiligstellen: op folie buitenzijde buitenste ruit, voorzijde pand, 1e etage
11. Een geschrift, zijnde een vergelijkend verfonderzoek naar aanleiding van een inbraak in Nieuwleusen op 16 augustus 2015, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 november 2015, opgesteld door rapporteur [betrokkene 7] (los stuk; bevindt zich in het hoofdossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van deskundige [betrokkene 7]:
Bij het vergelijkend verfonderzoek is vastgesteld dat: [de rode verf vanaf de buitenzijde ruit [AAIW4791NL] en de rode verf van het breekijzer [AAIW4779NL] in kleur, in chemische samenstelling en in (sporen)element-samenstelling niet van elkaar te onderscheiden zijn.
Op basis van de verkregen informatie, de vraagstelling en de resultaten van het onderzoek zijn de volgende hypothesen opgesteld:
Hypothese 1. het rode breekijzer [AAIW4779NL] is gebruikt bij het inslaan van de ruit, waarvan de bemonsteringen [AAIW4393NL] en [AAIW4791NL] afkomstig zijn.
Hypothese 2: een willekeurig ander rood (breek)werktuig is gebruikt bij het inslaan van de ruit, waarvan de bemonsteringen [AAIW4393NL] en [AAIW4791NL] afkomstig zijn.
Als hypothese 1 waar is, wordt verwacht dat de op de ruitdelen aangetroffen rode verf overeenkomt met de rode verf van het breekijzer. In deze zaak komen de vergeleken rode verven met elkaar overeen, waardoor aan de verwachting bij hypothese 1 voldaan is.
Als de alternatieve hypothese 2 waar is, wordt verwacht dat een ander rood (breek)werktuig de rode verf op de ruitdelen heeft achtergelaten. Van alle willekeurige rode werktuigen zullen relatief weinig voorzien zijn van verf die op alle onderzochte kenmerken overeenkomt met de in deze zaak aangetroffen rode verf. De rode werktuigen die voorzien zijn van een verf die overeenkomt met de in deze zaak aangetroffen rode verf, zullen vooral breekijzers betreffen die van hetzelfde merk zijn en tot dezelfde productiebatch behoren als het bemonsterde breekijzer. De kans dat een willekeurig ander rood werktuig de donor is van de verf op de ruitdelen wordt daarom als relatief klein ingeschat.
Alles bij elkaar wordt geconcludeerd dat de resultaten beter te verklaren zijn wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is (bijbehorende conclusiestap: ‘veel waarschijnlijker’).
Conclusie:
De resultaten van het vergelijkend verfonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer het breekijzer [AAIW4779NL] bij het inslaan van de ruit is gebruikt (hypothese 1) dan wanneer een willekeurig ander rood (breek)werktuig bij het inslaan van de ruit is gebruikt (hypothese 2).
12. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 augustus 2015 (pagina 68 en volgende van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Ik heb een huurauto. Ik huur de Mercedes met kenteken [kenteken] nu ongeveer twee maanden.
13. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2015 (pagina 83 en volgende van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van verdachte:
Er lagen allemaal spullen in de Mercedes. In de auto lag een gereedschapskist, deze was van mij.”
6. Het hof heeft met betrekking tot het bewijs voorts nog het volgende overwogen:
“Het hof stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 augustus 2015 om 02.34 uur is er bij de meldkamer van de politie een melding binnengekomen dat het alarm van het bedrijf [A] te Nieuwleusen is aangestuurd. Ter plaatse blijkt daar te zijn ingebroken. Een ruit is ingegooid en diverse kostbare (laser)apparatuur is weggenomen.
Getuige [betrokkene 2] heeft die nacht omstreeks 02.10 uur gezien dat drie personen naar een geparkeerde auto, te weten een Mercedes met kenteken [kenteken], liepen, de kofferbak openden en spullen in de kofferbak deden. Om 02.22 uur heeft hij de politie gebeld. Om 02.42 uur werd hij door de politie gebeld en heeft hij doorgegeven dat de auto even daarvoor weer vertrokken was.
De locatie van het bedrijf [A] is hemelsbreed ongeveer 200 meter van de plek waar de auto door [betrokkene 2] is gezien.
Door gebruikmaking van het ANPR-systeem is het betreffende voertuig op de A28 gelokaliseerd en tot stoppen gemaand. In de kofferbak van de auto werd laserapparatuur afkomstig van voornoemd bedrijf en een gereedschapskist met daarin onder meer een rood breekijzer aangetroffen. De inzittenden, twee Poolse mannen, te weten: bijrijder [betrokkene 8] en bestuurder [verdachte] (verdachte), zijn om 03.12 uur aangehouden. Ondertussen zijn lopend op de openbare weg Den Hulst in Nieuwleusen om 03.22 uur twee andere mannen van Poolse afkomst, te weten: [betrokkene 4] en [betrokkene 5], aangehouden.
Getuige [betrokkene 6], eigenaresse van hotel [B] te Balkbrug, heeft verklaard dat op zaterdag 15 augustus 2015 rond 21.00 - 21.30 uur vier Poolse/Oekraïense mannen in haar hotel waren geweest. Een man genaamd [betrokkene 4] had een kamer geboekt. Twee van de mannen zouden terugkomen om te blijven slapen, de andere twee zouden bij vrienden of kennissen slapen. Ze zouden naar Groningen gaan om te stappen. De mannen hebben een tijdje in het café behorende bij het hotel gezeten. Kort na 23.00 uur zijn de vier mannen vertrokken. Als haar vier foto’s met daarop de vier mannen die voor de inbraak zijn aangehouden worden getoond, herkent zij de mannen op de foto’s absoluut als de mannen die zaterdagavond in haar café zijn geweest. Haar man heeft gezien dat ze in een donkerkleurige Mercedes stapten met het kenteken [kenteken] .
Uit een vergelijkend verfonderzoek naar aanleiding van de inbraak, opgemaakt door NFI- rapporteur [betrokkene 7], volgt - kortweg - dat het veel waarschijnlijker is wanneer het breekijzer afkomstig uit de gereedschapskist van verdachte bij het inslaan van de ruit van het bedrijfspand van [A] is gebruikt dan wanneer een willekeurig ander rood (breek)werktuig bij het inslaan van de ruit is gebruikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de Mercedes al zo’n twee maanden huurt en dat de gereedschapskist van hem is.
Al het voorgaande, met name gezien het zeer korte tijdsverloop waarbinnen alle handelingen elkaar opvolgden, vormen redengevend bewijs voor de tenlastegelegde inbraak.
Verdachte heeft geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van voor hem zeer belastend bewijsmateriaal, namelijk het gedurende de nacht tezamen met anderen in het bezit zijn van zeer kort tevoren gestolen apparatuur in de door hem bestuurde auto, onder de belastende omstandigheden zoals bovenomschreven. De niet nader onderbouwde en/of geconcretiseerde alternatieve verklaring van verdachte dat hij de goederen onder zich had in de hoedanigheid van koerier acht het hof gelet op voornoemde feiten en omstandigheden niet geloofwaardig.”
7. In de toelichting op het middel klagen de stellers van het middel in het bijzonder dat het bewezen verklaarde medeplegen van inbraak op 16 augustus 2015 in Nieuwleusen niet zonder nadere toelichting (welke ontbreekt) uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, althans dat de overweging dat sprake is van medeplegen in zoverre onvoldoende begrijpelijk is, nu de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden bestaan uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en het hof uit die omstandigheden heeft afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gemeenschappelijke uitvoering.
8. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.1.Voor het medeplegen van diefstal geldt hetzelfde. Bij die beoordeling kan een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. De rechter mag, indien de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.2.In een geval waarin met betrekking tot de toedracht van de diefstal wel kan worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" is begaan, maar niet direct kan worden vastgesteld door wie precies, terwijl de verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte zoals hiervoor bedoeld, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.3.
9. In de onderhavige zaak blijkt uit de bewijsvoering dat het hof onder meer het volgende heeft vastgesteld. Op 16 augustus 2015 is ingebroken bij [A] te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, waarbij kostbare (laser) apparatuur is weggenomen. Rond het tijdstip waarop bij de meldkamer van de politie een melding is binnengekomen dat het alarm van [A] is aangestuurd, is door een getuige gezien dat op hemelsbreed ongeveer 200 meter afstand van [A] een verlaten Mercedes met het kenteken [kenteken] stond, waarin even later door drie personen voorwerpen in de kofferbak werden gelegd. De verdachte is korte tijd later op de A28 aangehouden toen hij deze door hem gehuurde Mercedes bestuurde. In de Mercedes zijn bij [A] gestolen voorwerpen aangetroffen, alsmede gereedschap waarmee de inbraak is gepleegd. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte met zijn niet nader onderbouwde en/of geconcretiseerde alternatieve verklaring dat hij de goederen onder zich had in de hoedanigheid van koerier, geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van voor hem zeer belastend bewijsmateriaal.
10. Gelet op hetgeen onder 8. is vooropgesteld, kan het middel niet slagen. De verdachte is in onderhavig geval kort na de diefstal aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden. Het hof heeft het uitblijven van een redelijke, de redengevendheid ontzenuwende verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van voor hem zeer belastend bewijsmateriaal mogen betrekken bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
11. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81, lid 1, RO ontleende motivering.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑02‑2019
Vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584.
Vgl. HR 28 november 2017, ECLI:HR:2017:3022.