NJ 1916, p. 1181
Beteekenis van het woord „erf" in Sr. art. 138. Vordering vanwege den rechte hebbende.
HR 16-10-1916, ECLI:NL:HR:1916:96
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 oktober 1916
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. M. B. Hanlo., Raden: Mrs. S. Gratama, H. M. A. Savelberg, Jhr. Rh. Feith en Dr. L. E. Visser.
- Zaaknummer
[16101916/NJ_1916,_p._1181]
- Conclusie
Mr. Tak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS147686:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1916:96, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑1916
- Wetingang
(Sr art. 138.)
Essentie
Beteekenis van het woord „erf" in Sr. art. 138. Vordering vanwege den rechte hebbende.
Samenvatting
Het niet-voorlezen ter terechtzitting van het reglement der Ned. Isr. Gemeente, op welks art. 246 ten bezware van den beklaagde was acht geslagen, kan i. c. niet lot cassatie leiden, nu de inhoud van genoemd artikel den Hove was gebleken uit de verklaring van een getuige.
Bij het woord „erf" in art. 138 Sr. is niet vastgehouden aan eenig verband met een woning, waarvan het erf als een aanhangsel zou zijn te beschouwen; blijkens de geschiedenis is bij het tot stand komen dier ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.