Uit de uitdraai van het NL-RDW d.d. 7 juli 2017 volgt dat de feitelijke inleverdatum van het rijbewijs 3 mei 2012 is.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2019, nr. 21-001968-18
ECLI:NL:GHARL:2019:8579
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-10-2019
- Zaaknummer
21-001968-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:8579, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑10‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:729
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt wegens het rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Verder ontzegt het hof verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. Bewijsoverweging met betrekking tot de vaststelling dat verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001968-18
Uitspraak d.d.: 16 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2017 met parketnummer 96-129743-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 oktober 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van twee weken, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2017 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 6 juli 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 465 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.hij op of omstreeks 6 juli 2017 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 2
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Vooropgesteld wordt dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De vraag of aan dit vereiste is voldaan kan bijzondere aandacht verdienen, in het bijzonder in die gevallen waarin daaromtrent niets blijkt uit de verklaringen van de verdachte, noch uit gedragingen zoals het voldoen aan de verplichting het ongeldig verklaarde rijbewijs in te leveren. In dat verband is van belang dat in de rechtspraak van de Hoge Raad meermalen is beslist dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Welke bijkomende of andere omstandigheden wel toereikend zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij brief van 9 februari 2010 is aan verdachte kenbaar gemaakt dat hij vanwege zijn aanhouding(en) een Educatieve Maatregel en verkeer (EMA) moet volgen en dat de kosten hiervoor voor zijn eigen rekening zijn. In de brief staat vermeld dat als verdachte niet betaalt of niet verschijnt op de EMA zijn rijbewijs ongeldig wordt verklaard.
Dat verdachte op de hoogte is van de opgelegde EMA blijkt uit de brief van 8 maart 2010, waarin het CBR reageert op het verzoek van verdachte om een betalingsregeling. In deze brief gericht aan verdachte staat vermeld:
‘Onlangs heeft het CBR u een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd. U heeft verzocht om een betalingsregeling. In deze brief delen wij u onze reactie mee. Betalingsregeling niet toegekend.
Wij hebben besloten om met u geen betalingsregeling te treffen. Wij gaan niet in op uw verzoek, omdat u niet binnen de gestelde termijn om een betalingsregeling heeft verzocht. (…) Als u niet tijdig betaalt, zijn wij genoodzaakt uw rijbewijs ongeldig te verklaren.’
Uiteindelijk is het rijbewijs van verdachte bij besluit van 6 juli 2010 vanaf de zevende dag na dagtekening van dat besluit ongeldig verklaard omdat hij niet (voldoende) heeft meegewerkt aan de EMA. Daarbij wordt verzocht om het rijbewijs naar het CBR op te sturen.
Uit de brief van 4 mei 2012 afkomstig van het CBR met als onderwerp ‘ontvangstbevestiging rijbewijs [nummer] ’ volgt dat het CBR het rijbewijs van verdachte heeft ontvangen van het Openbaar Ministerie.1.Ten tijde van zijn aanhouding beschikte verdachte dan ook niet over een (geldig) rijbewijs.
Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij voorafgaand aan dit feit meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs én dat hij de aan hem opgelegde taakstraffen en geldboetes heeft voldaan, onder meer:
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 21 maart 2014 ter zake rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 8 januari 2014 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, voldaan van 18 april 2014 tot 12 september 2014. Onherroepelijk op 5 april 2014.
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 16 mei 2014 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 27 oktober 2013 tot een werkstraf van 30 uren, voldaan van 1 november 2014 tot 13 februari 2015, en een geldboete, voldaan van 17 juni 2014 tot 28 november 2018. Onherroepelijk op 1 november 2014.
- Politierechter rechtbank Amsterdam d.d. 26 mei 2014 ter zake van – onder meer – rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 20 februari 2014 tot een werkstraf van 80 uren, voldaan van 1 november 2014 tot 11 januari 2016. Onherroepelijk op 1 november 2014.
- Politierechter rechtbank Gelderland d.d. 31 oktober 2014 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 22 april 2012 tot een gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De executie heeft plaatsgevonden in de periode van 15 januari 2015 tot en met 22 september 2015. Onherroepelijk op 15 januari 2015.
- Politierechter rechtbank Midden-Nederland d.d. 12 maart 2015 ter zake van rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 21 november 2013 tot een geldboete van € 1000,-, een gevangenisstraf van zestien dagen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De executie heeft plaatsgevonden in de periode van 20 oktober 2015 tot en met 5 november 2015. Onherroepelijk op 16 september 2015.
Bovengenoemd samenstel van omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan naar het oordeel van het hof de conclusie dragen dat verdachte op 6 juli 2017 wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dat het dossier geen ontvangst- of verzendinformatie van voormelde brieven bevat doet aan dit oordeel niet af.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 6 juli 2017 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 465 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.hij op 6 juli 2017 te [plaats] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (465 microgram).
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 6 juli 2017 in [plaats] een auto bestuurd, nadat hij meer alcohol had genuttigd dan is toegestaan. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Bovendien heeft verdachte, door met een auto te gaan rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen. Door zo te handelen heeft verdachte de regels die gelden in het verkeer en die de verkeersveiligheid dienen, niet nageleefd.
Het hof neemt bij de strafoplegging de veelvuldige recidive van verdachte in aanmerking. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 augustus 2019, is verdachte meerder keren wegens rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs onherroepelijk veroordeeld tot geldboetes, werkstraffen, (voorwaardelijke) gevangenisstraffen en/of ontzeggingen van de rijbevoegdheid. Verdachte heeft hiermee getoond de verkeersregels aan zijn laars te lappen en volstrekt ongevoelig te zijn voor waarschuwingen in het verleden. Deze van hardleersheid getuigende instelling rekent het hof verdachte aan.
Op grond van het bovenstaande, in het bijzonder gelet op de ernst van de feiten en de hardnekkige recidive van verdachte, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf gecombineerd met een geldboete, zoals verzocht door de verdediging.
Daarnaast is het, uit het oogpunt van verkeersveiligheid, noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor vier maanden wordt ontzegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 16 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑10‑2019