Rb. Zutphen, 28-05-2008, nr. 83909 / HA ZA 07-181
ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7175
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
28-05-2008
- Zaaknummer
83909 / HA ZA 07-181
- LJN
BD7175
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7175, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 28‑05‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 28‑05‑2008
Inhoudsindicatie
Verdelingszaak. Onder andere waardering van het melkquotum.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 83909 / HA ZA 07-181
Vonnis van 28 mei 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. Th.Th.M.L. Boersema te Maassluis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. C.A. Prinsen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 12 december 2007
- -
de akte van de vrouw
- -
de akte ter rolle van de man
- -
de antwoordakte van de vrouw
- -
de antwoordakte van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
Taxatie agrarisch bedrijf van de man
2.1.
De vrouw heeft bij akte voorgesteld [naam makelaars] en taxateurs te laten taxeren terwijl de man in zijn akte de benoeming van [deskundige A] heeft voorgesteld. In haar antwoordakte heeft de vrouw verklaard zich niet kunnen verenigen met de door man genoemde deskundige. De man heeft in zijn antwoordakte nog een andere deskundige genoemd, [deskundige B].
2.2.
De laatste door de man genoemde taxateur heeft de rechtbank niet kunnen traceren. [naam makelaars] is niet bij uitstek gespecialiseerd in de taxatie van agrarische bedrijven. Nu de vrouw bezwaar heeft tegen [deskundige A] zal ook hij niet benoemd worden. Overgegaan zal dan ook worden tot ambtshalve benoeming van de in het dictum genoemde deskundige. Deze is onder meer beëdigd rentmeester en ervaren in de taxatie van goederen als de onderhavige. Partijen zullen in beginsel elk de helft van het voorschot van de deskundige dienen te voldoen. Op grond van het feit dat aan de vrouw ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend, wordt haar geen voorschot opgelegd. Het voorschot zal op de voet van artikel 195 jo. 199, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorlopig ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht.
2.3.
In het tussenvonnis van 12 december 2007 zijn de te taxeren objecten al genoemd. Bij de rechtbank bestond nog onduidelijkheid over een aantal kadastrale percelen. De man is dan ook verzocht kadastrale uittreksels en kadastrale tekeningen over te leggen waaruit moet blijken uit welke nummers de thans bestaande kadastrale percelen Y 22 en Y 43 zijn gevormd. De man heeft volstaan met het overleggen van recente kadastrale berichten. Hieruit blijkt niet, uit welke voormalige percelen Y 43 en Y 22 zijn gevormd, hetgeen de vraag van de rechtbank was (vgl. r.o. 4.5 van het tussenvonnis). Begrepen wordt echter dat Y 43 het huisperceel is. De grootte ervan, 0.34.25 ha, is vergelijkbaar met het eerder onder 4.5 van het tussenvonnis genoemde perceel G 1380 gedeeltelijk (ca. 30 are). Het wordt er dan ook, zonder nadere toelichting van de man, voor gehouden dat Y 43 voortkomt uit G 1380. Blijkens de kadastrale kaart van Y 22 is dit perceel tegenover het huisperceel gelegen, naast het aan de man toebehorende Y 23. De grootte ervan is 1.47.85 ha. Gelet op de grootte en de ligging, wordt - zonder nadere toelichting van de man, die ontbreekt - aangenomen dat dit perceel voortkomt uit perceel G 1578 gedeeltelijk. De grootte van dit gedeeltelijke perceel is destijds in 1984 op ca. 1.50 ha gesteld.
2.4.
De interpretatie van de rechtbank vindt steun in het gegeven dat de nummers G 1380 en G 1578 in het kadastraal overzicht van 22 november 2006 (productie 7 bij conclusie van antwoord in conventie) niet meer voorkomen en Y 22 en Y 43 wel. Bovendien heeft de man de percelen G 1380 en G 1578 destijds in 1984 tezamen gekocht en zij liggen ook bij elkaar zoals in de akte van 28 september 1984 is omschreven.
2.5.
Verder heeft de man een kadastrale uittreksel en een kadastrale tekening van Y 23 in het geding gebracht. Dat perceel is 1.56.30 ha groot. Het is evenals Y 22 een langwerpig perceel cultuurgrond en tegenover het woonperceel gelegen. Als overwogen onder 4.5 en 4.6 van het tussenvonnis, heeft de man circa 1 ha aangekocht bij akte van 28 december 1994 en is hem het restant van dit perceel geschonken op dezelfde datum. Uit de kadastrale tekening noch het uittreksel kan worden afgeleid welke deel van Y 23 is geschonken en welk deel is aangekocht, hetgeen de vraag was van de rechtbank. De man heeft dit ook niet toegelicht. Bij deze stand van zaken zal ervan worden uitgegaan dat exact 1 ha door de man is aangekocht.
2.6.
Het vorenstaande brengt mee dat thans definitief wordt vastgesteld welke gronden tot de ontbonden gemeenschap behoren:
- -
het huisperceel Y 43 (voorheen G 1380) groot 0.34.25 ha
- -
perceel Y 22 (voorheen G 1578) groot 1.47.85 ha
- -
perceel Y 23, een niet nader aan te duiden gedeelte ter grootte van gedeeltelijk 1 ha
- -
perceel Y 94 groot 1.68.02 ha.
De deels andersluidende conclusie van AccoN in haar reactie op het tussenvonnis (productie 1 bij akte van de man) wordt niet gevolgd omdat die conclusie strijdig is met het overwogene in het tussenvonnis, niet is gemotiveerd en niet wordt gesteund door de kadastrale uittreksels.
De taxateur zal bovenvermelde percelen dienen te taxeren waarbij voor Y 23 geldt dat de deskundige het gehele perceel dienst taxeren waarna vervolgens 1 ha naar rato van de getaxeerde waarde in de verdeling wordt betrokken.
Melkquotum
2.7.
Tussen partijen is als onweersproken komen vast te staan dat het totale melkquotum op de peildatum (4 december 2001) 200.637 kilogram bedroeg (p. 2 van het rapport). Het door de vrouw bij haar akte genoemde bedrag uit de jaarstukken van 2001 van € 260.637,00 kan daar, wat er verder ook van zij, niets aan afdoen. Bovendien heeft de vrouw verzuimd de jaarstukken waar dit bedrag uit zou volgen, over te leggen. Tevens is komen vast te staan dat tot de ontbonden huwelijksgemeenschap 4.15.87 ha cultuurgrond behoort. Tot het eigen vermogen van de man behoort 10.96.71 ha cultuurgrond (in het tussenvonnis van 12 december 2007 onder 4.6 is abusievelijk een rekenfout gemaakt van
- 1.
ha). De totale omvang van de cultuurgronden is dus 15.12.58 ha. In verband met hetgeen is overwogen onder 4.14 van het tussenvonnis van 12 december 2007 wordt van het melkquotum 55.163 kilogram tot de gemeenschap gerekend en in de verdeling betrokken.
2.8.
Nu als onbetwist vast staat dat thans een prijs van € 0,76 per kilogram kan worden verwacht, wordt de waarde van het melkquotum - voor zover het in de gemeenschap valt -begroot op € 41.923,88. De boekwaarde van het melkquotum is nihil, zodat de man over dit bedrag inkomstenbelasting verschuldigd zal zijn. De aldus begrote waarde zal daarom worden verminderd met een bedrag aan latent verschuldigde inkomstenbelasting. Partijen dienen zich bij akte na deskundigenbericht over de omvang van deze latentie nader uit te laten. Opgemerkt wordt dat de rechtbank aldus afwijkt van de uitgangspunten die onder 4.15 van het tussenvonnis zijn vermeld. Nu tussen partijen vast staat wat de actuele prijs per kilogram melkquotum is, is aansluiting bij de uitspraak van de rechtbank in Leeuwarden niet (meer) nodig. In de actuele prijs zijn de verwachtingen omtrent de afschaffing van het melkquotum verdisconteerd.
Effectenrekening
2.9.
De vrouw is verzocht stukken in het geding te brengen waaruit het bestaan en de omvang van de effectenrekening blijkt. Zij heeft in haar akte verklaard geen financiële stukken te hebben en zij vindt dat de man de stukken in het geding moet brengen. Zij heeft voorts gesteld dat zij de stukken bij de bank zou opvragen maar ook bij haar antwoordakte zijn die bankstukken niet overgelegd. Bij deze stand van zaken zal de stelling van de vrouw dat ook de effectenrekening in de verdeling moet worden betrokken, worden afgewezen.
2.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige en legt de deskundige de volgende vragen voor:
- 1.
kunt u het agrarische bedrijf met gronden en opstallen taxeren naar de agrarische waarde ervan? U dient daarbij uit te gaan van de omvang per 4 december 2001 en voor de waardering aan te sluiten bij het huidige prijspeil (zie de uitgangspunten in het tussenvonnis van 12 december 2007).
- U.
dient de volgende goederen te taxeren:
- -
het huisperceel inclusief de daarop staan de opstallen, waaronder de voormalige echtelijke woning, Y 43 (voorheen G 1380) groot 0.34.25 ha
- -
perceel Y 22 (voorheen G 1578) groot 1.47.85 ha
- -
perceel Y 23
- -
perceel Y 94 groot 1.68.02 ha
- -
de inboedel van de voormalige echtelijke woning
- -
het vee
- -
de voorraden
- -
de machines
- 2.
Zijn er twee afzonderlijke wooncontingenten/woonrechten voor de woningen 3 en 3a? Kunt u dat toelichten en daarbij aangeven op welke wijze dat in de taxatie tot uitdrukking komt.
3.
Welke andere feiten en of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige:
[deskundige C], werkzaam bij
[Naam] Rentmeesterskantoor
[adres]
[plaats]
Tel. [nummer]
Fax: [nummer]
e-mail: [e-mailadres]
bepaalt de hoogte van het voorschot, incl. BTW, op het honorarium van de deskundige op
€ 5.000,00,
bepaalt dat aan de vrouw geen voorschot wordt opgelegd;
bepaalt dat het gedeelte van het voorschot, groot € 2.500,00, ingevolge artikel 195 jo. 199, derde lid, Rv voorlopig wordt betaald door de griffier ten laste van ’s Rijks kas;
bepaalt dat de deskundige niet zal aanvangen met de werkzaamheden dan nadat de man het bedrag van € 2.500,00 ten behoeve van het voorschot op het honorarium van de deskundige heeft voldaan ter griffie van deze rechtbank op bankrekeningnummer [banknummer] t.n.v. Ministerie van Justitie (547), onder vermelding van: code [code, namen], rolnummer 83909 HA ZA 07-181, te betalen binnen twee weken na heden,
bepaalt dat de deskundige na de voldoening van het voorschot zo spoedig mogelijk tot het onderzoek zal overgaan en een met redenen omkleed schriftelijk rapport zal indienen ter griffie van deze rechtbank vóór 13 augustus 2008 onder bijvoeging van een gespecificeerde rekening,
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden aanstonds dient te staken, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn en dat de deskundige zijn werkzaamheden eerst dient voort te zetten, nadat van de griffier het bericht is ontvangen dat de man een aanvullend voorschot heeft betaald,
bepaalt dat de procesdossiers door partijen ter beschikking van de deskundige zullen worden gesteld,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijke bericht laat blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
bepaalt dat de deskundige, voorafgaand aan toezending van het schriftelijke bericht aan de rechtbank, het concept van dit schriftelijke bericht aan partijen zal toezenden opdat partijen in de gelegenheid zijn om daarover opmerkingen te maken en dat de deskundige in het schriftelijke bericht doet blijken of partijen opmerkingen hebben gemaakt en wat zijn reactie daarop is geweest,
bepaalt dat de zaak voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van de vrouw, hetzij voor doorhaling, zal worden uitgeroepen ter rolle van 10 september 2008,
bepaalt dat van doorhaling eerst sprake zal zijn nadat de definitieve nota van de deskundige door partijen zal zijn voldaan onder verrekening van de betaalde voorschotten,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.C.M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.