Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 8.05 Verplichtingen bestuurder
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2009
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het Besluit van 26-10-1983, Stb. 682.
- Bronpublicatie:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De bestuurder van een snelle motorboot moet tijdens het varen:
- a.
zijn gezeten op de voor hem bestemde zitplaats;
- b.
te allen tijde gebruik maken van de technische inrichting, bedoeld in artikel 8.03, onderdeel d;
- c.
zich zodanig gedragen, dat geen hinder of gevaar voor andere gebruikers van het vaarwater wordt veroorzaakt.
2.
De bestuurder draagt er zorg voor dat de motor van een snelle motorboot geen onnodige geluidhinder veroorzaakt.
3.
De bestuurder draagt er zorg voor dat de motor van een stilliggende snelle motorboot niet onnodig lang of zonder redelijk doel in werking wordt gehouden.
4.
De verplichting, genoemd in het eerste lid, onder a, is niet van toepassing indien de constructie van een snelle motorboot zodanig is dat de bestuurder het schip ook veilig staande dan wel slechts staande kan besturen.
5.
De bestuurder die staande een snelle motorboot bestuurt is verplicht een reddingsvest te dragen. Dit geldt niet voor het sturen vanaf een gesloten binnenbesturing.