Hof Den Haag, 23-07-2019, nr. 200.244.846/01
ECLI:NL:GHDHA:2019:3422
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
23-07-2019
- Zaaknummer
200.244.846/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:3422, Uitspraak, Hof Den Haag, 23‑07‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 23‑07‑2019
Inhoudsindicatie
verzoekschriftprocedure met gecombineerd verzoek tot vernietiging dan wel nietigverklaring van besluit van een orgaan van de VvE, bevoegdheid kantonrechter
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.244.846/01
Zaaknummer rechtbank : 5979606 RP VERZ 17-50286
beschikking van 23 juli 2019
inzake
1. [appellant],
2. [appellante],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna samen te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. A.I.J. Roorda-Visser te Rotterdam,
tegen:
Vereniging van Eigenaars [straatnaam]/Raam te Delft,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. M.J.E.L. Delissen te Den Haag.
Het geding
1. Bij beroepschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 augustus 2018, heeft [appellanten] beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 juli 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag (hierna: de kantonrechter). Door de VvE is vervolgens een verweerschrift ingediend. [appellanten] heeft daarop een aanvullend beroepschrift ingediend, dat is gevolgd door een aanvullend verweerschrift van de zijde van de VvE.
2. Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2019. Alle eigenaren van de VvE zijn als belanghebbenden voor de mondelinge behandeling opgeroepen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
De feiten
3. [appellanten] is eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van de woning en bijbehorende berging aan de [adres] en is uit dien hoofde lid van de VvE.
4. Het appartement van [appellanten] is onderdeel van een appartementencomplex bestaande uit 29 ééngezinswoningen, 1 woning/bedrijfsruimte en 19 gestapelde woningen, gelegen op een parkeergarage die bestaat uit 141 appartementsrechten met de bestemming parkeerplaats.
5. In de notariële akte “Wijziging splitsing in appartementsrechten” van 9 november 2004 (hierna: de splitsingsakte) is onder meer opgenomen dat als reglement van splitsing zal gelden het modelreglement van de KNB van 1992 (hierna: het modelreglement 1992).
6. In de splitsingsakte zijn onder meer de volgende aanvullingen opgenomen ten opzichte van dit modelreglement:
- De artikelen A.4 en A.5 bevatten een aanvulling ten opzichte van artikel 2 van het modelreglement 1992; uit artikel A5 blijkt dat met betrekking tot de verdeling van de schulden en kosten de appartementen in de gestapelde bouw aan de [straatnaam] worden onderverdeeld in “gebouwen”, hierna ook “blokken” genoemd:
“A. Artikel 2 wordt gelezen als volgt:
(…)
4. Voorzover de voor gemeenschappelijke rekening komende schulden en kosten uitsluitend betrekking hebben op de individuele dertig woningen (de appartementsrechten met de indices 19 tot en met 48 ), waaronder begrepen alle kosten van onderhoud, reparatie en vernieuwing van die woningen, komen die schulden en kosten geheel voor rekening van dat betreffende appartementsrecht, als ware de woning vol eigendom degene(n) die als appartementseigenaar het uitsluitend gebruiksrecht van die woning heeft/hebben.
(…)
5. Voorzover de voor gemeenschappelijke rekening komende schulden en kosten uitsluitend betrekking hebben op de appartementsrechten aan de [straatnaam] (gestapelde bouw) (de appartementsrechten met indices 1 tot en met 18 en 190), zoals bijvoorbeeld de kosten van onderhoud en vernieuwing van het dak van het flatgebouw, van de riolering en van de fundering, komen die schulden en lasten uitsluitend voor rekening van de eigenaren van die negentien (19) appartementsrechten, en wel in de verhouding van de tellers van de breukdelen als in lid 1 vermeld, en voor die appartementseigenaren die deel uitmaken van het gebouw waarop de desbetreffende kosten betrekking hebben. Onder "gebouw" wordt hierbij verstaan het als één geheel gebouwde gedeelte van het totale complex gestapelde woningen, en wel als volgt:
- de appartementsrechten met indices 1 tot en met 4;
- de appartementsrechten met indices 5 en 6;
- de appartementsrechten met indices 7 tot en met 10, alsmede 190;
- de appartementsrechten met indices 11 tot en met 14;
- de appartementsrechten met indices 15 tot en met 18.”
- Artikel B van de splitsingsakte bepaalt in aanvulling op artikel 3 van het modelreglement 1992:
“B. In artikel 3 worden tot de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaren komen niet gerekend die schulden en kosten die uitsluitend betrekking hebben op de individuele woningen (de appartementsrechten met indices 19 tot en met 48), aangezien die schulden en kosten direct ten laste komen van de desbetreffende appartementseigenaar tot wiens uitsluitend gebruik die woning strekt.”
- Artikel L van de splitsingsakte bepaalt in aanvulling op artikel 18 lid 1 van het modelreglement 1992:
“L. In artikel 18 lid 1 wordt tot het onderhoud dat iedere eigenaar of gebruiker van een privé-gedeelte moet verrichten, mede gerekend het onderhoud van die gemeenschappelijke gedeelten en van die gemeenschappelijke zaken waarvan de schulden en kosten ingevolge artikel 3 niet ten laste van de gemeenschappelijke appartementseigenaren komen. Deze kosten komen uitsluitend ten laste van de appartementseigenaar bij wiens appartement die gemeenschappelijke gedeelten zich bevinden.”
7. Op 18 april 2017 heeft de vergadering van eigenaars het besluit genomen tot wijziging van het huishoudelijk reglement (hierna ook: het besluit). Deel E daarvan houdt in:
“Deel EOnderhoud
Artikel E.1Reserveren voor de kosten van onderhoud collectieve delen
Voor de collectieve delen maakt de VvE als geheel reserveringen voor de kosten van onderhoud via de groepen K (parkeerdak), L (parkeergarage) en M (gemeenschappelijk terrein). De hoogte van deze reserveringen wordt door de vergadering vastgesteld en vervolgens over de leden omgeslagen, waarbij het aantal stemmen per lid als verdeelsleutel fungeert. De thans geldende hoogte van de reserveringen per jaar zijn in de begroting opgenomen.
Artikel E.2Reserveren voor kosten onderhoud woningen Raam en Schuttersveld
Conform splitsingsakte, worden voor de woningen aan [straatnaam 2] en de woningen aan [straatnaam 3] door de betreffende eigenaren via de VvE geen reserveringen gemaakt voor de kosten van onderhoud. Betreffende eigenaren beslissen individueel over het uitvoeren van onderhoud, conform onderhoudsplan (…).
Artikel E.3Reserveren voor kosten onderhoud woningen [straatnaam]
Conform splitsingsakte, worden door de eigenaren van de woningen aan de [straatnaam] via de VvE reserveringen gemaakt voor toekomstige kosten van onderhoud.
In de reservering voor kosten voor onderhoud wordt conform splitsingsakte onderscheid gemaakt tussen de volgende bouwblokken, welke beschouwd worden als separate gebouwen:
- -
Blok B: Het appartementencomplex [straatnaam] 10-16
- -
Blok C: [straatnaam] 18 en 20
- -
Blok D: Het appartementencomplex [straatnaam] 22
- -
Blok E: [straatnaam] 30-36
- -
Blok F: Het appartementencomplex [straatnaam] 38-44
De hoogte van de reserveringen wordt per bouwblok door de desbetreffende appartementseigenaren in gezamenlijk overleg (als ware het een vergadering van eigenaars) vastgesteld. De vergadering geeft de eigenaren van de bouwblokken aan de [straatnaam] hiertoe jaarlijks het mandaat.
Dit mandaat stelt de eigenaren van deze woningen in staat om per bouwblok in onderling overleg een begroting voor onderhoud op te stellen en deze hetzij in eigen beheer te houden, hetzij - voor eigen rekening - in het beheer van de beheerder te geven. Betreffende eigenaren beslissen per bouwblok over het uitvoeren van onderhoud, conform onderhoudsplan (zie artikel E.4)
(…)
Artikel E.4Onderhoudsplan
De VvE kent een onderhoudsplan voor de collectieve delen:
- -
K - parkeerdak
- -
L - parkeergarage, eveneens omvattende inritten en luifels
- -
M - gemeenschappelijk terrein, bestaande uit (…)
De blokken B tot en met I kennen daarnaast onderhoudsplannen voor:
- -
de woningen aan [straatnaam 2], met uitzondering van de oorspronkelijke portierswoning
- -
de oorspronkelijke portierswoning aan [straatnaam 2], ook omvattende het kunstwerk
- -
de woningen aan [straatnaam 3]
- -
de woningen en appartementen aan de [straatnaam]
In de onderhoudsplannen wordt aangegeven wat onderhoud behoeft, welke eisen aan dit onderhoud worden gesteld en wanneer dit onderhoud moet worden uitgevoerd. (…)
Artikel E.5Vaststellen onderhoudsplan
Het onderhoudsplan voor de collectieve delen wordt vastgesteld door de vergadering, op voorstel door het bestuur.
Voor het onderhoud van de woningen aan de bouwblokken B tot en met I stellen danwel wijzigen de desbetreffende appartementseigenaren in gezamenlijk overleg (als ware het een vergadering van eigenaars) per blok het onderhoudsplan (op).
[Artikel E.6 is doorgehaald]
Artikel E.7Uitvoering onderhoud
Wanneer, conform het onderhoudsplan, tot het daadwerkelijke onderhoud moet worden overgegaan van de collectieve delen, verstrekt het bestuur hiertoe opdracht.
Wanneer, conform het betreffende onderhoudsplan, tot het daadwerkelijke onderhoud moet worden overgegaan van de woningen aan [straatnaam 2] en [straatnaam 3] en de portierswoning, kunnen de desbetreffende appartementseigenaren ieder voor zich, het onderhoud uitvoeren op een door hen zelf te bepalen wijze, mits de wijze van onderhoud voldoet aan het onderhoudsplan en dit onderhoud binnen de in het onderhoudsplan genoemde termijn wordt uitgevoerd.
Wanneer, conform het betreffende onderhoudsplan, tot het daadwerkelijke onderhoud moet worden overgegaan van de woningen aan de [straatnaam], kunnen de appartementseigenaren per bouwblok het onderhoud uitvoeren op een door de desbetreffende eigenaren gezamenlijk te bepalen wijze, mits de wijze van onderhoud voldoet aan het onderhoudsplan en dit onderhoud binnen de in het onderhoudsplan genoemde termijn wordt uitgevoerd.
Artikel E.8Werkzaamheden buiten het onderhoudsplan om
Voor werkzaamheden die buiten dit plan om moeten plaatsvinden aan de appartementsrechten aan [straatnaam 2], [straatnaam 3] en de [straatnaam], zoals daar zijn reparatie van lekkages, graffitiverwijdering of herstel van andere ontstane schades, geldt dat deze dienen te worden hersteld op initiatief en kosten van de betreffende individuele eigenaren of van de groepen eigenaren, zoals genoemd in artikel E.3.
Artikel E.9Niet-nakoming door de eigenaren
Indien eigenaren hun verplichtingen ten aanzien van onderhoud niet nakomen, maant het bestuur hen eenmaal schriftelijk aan dit alsnog te doen. Indien deze verplichtingen dan wederom niet worden nagekomen, stelt het bestuur hen in gebreke. Wanneer uitvoering door de eigenaren niet plaatsvindt binnen de in de gebrekestelling genoemde termijn, kan het bestuur de betreffende verplichtingen uitvoeren of doen uitvoeren en eventuele kosten op de betreffende eigenaar of eigenaren verhalen.
Artikel E.10 Afsluitende bepaling inzake onderhoud
Onverkort het bepaalde in artikel A.2, geldt voor situaties waarin deze onderhoudsregeling niet voorziet, dat de vergadering beslist.”
Het verzoek en de beslissing in eerste aanleg
8. [appellanten] heeft de kantonrechter verzocht te vernietigen althans nietig te verklaren het besluit genomen op de vergadering van eigenaars van de VvE van 18 april 2017 inhoudende instemming met de voorgestelde wijzigingen van het huishoudelijk reglement. De bezwaren van [appellanten] zijn daarbij gericht tegen elementen van deel E van het huishoudelijk reglement met als onderwerp ‘onderhoud’.
9. Bij het primaire verzoek tot vernietiging beroept [appellanten] zich op de artikelen 5:130 juncto 2:15 sub b en 2:8 BW. Volgens [appellanten] is het besluit om diverse redenen in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De regeling is dusdanig incompleet dat de vergadering van eigenaars in redelijkheid niet tot het besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement heeft kunnen komen: het onderhoud van de diverse blokken waaruit de VvE bestaat, wordt gemandateerd aan de eigenaren van de betreffende blokken, maar voorziet niet in de wijze waarop die besluitvorming in die blokken moet worden vormgegeven, er is niet vastgelegd op basis waarvan het betreffende blok de bevoegdheid heeft om gereserveerde gelden aan onderhoud te besteden, wie het beheer krijgt over de gereserveerde gelden van het blok, op welke wijze de algemene vergadering van eigenaars wordt geïnformeerd, of, en in hoeverre, de afzonderlijke blokken verantwoording dienen af te leggen aan de vergadering en hoe de uniformiteit binnen de gemeenschappelijke delen van de VvE gewaarborgd blijft als ieder blok een eigen onderhoudsplan mag opstellen. Naast deze hiaten kleven aan de regeling de volgende bezwaren: de besluiten van de blokken zijn geen besluiten waartegen de eigenaren op grond van artikel 5:130 BW een verzoek tot vernietiging kunnen indienen bij de kantonrechter, het huishoudelijk reglement werkt niet tegen rechtsverkrijgers onder bijzondere titel, en artikel E.9 van het huishoudelijk regelement is zinledig door de aan de blokken afgestane bevoegdheden.
10. Subsidiair betoogt [appellanten] dat het besluit nietig verklaard moet worden op grond van artikel 2:14 BW. Het besluit is namelijk in strijd artikel 5:112 lid 1 sub c BW dat bepaalt dat de regeling omtrent (onder meer) het onderhoud in het splitsingsreglement moet worden geregeld. Het is in strijd met dit artikel, en dus met de wet, om dit in het huishoudelijk reglement te regelen. [appellanten] heeft de kantonrechter verzocht, als deze zou menen dat de door [appellanten] gevraagde verklaring tot nietigheid van het besluit in een dagvaardingsprocedure aan de rechtbank moet worden voorgelegd, om de zaak te verwijzen naar de rechtbank ex artikel 71 Rv.
11. De kantonrechter heeft overwogen dat voor zover [appellanten] verzoekt om nietigverklaring van het besluit, de rechtbank de bevoegde instantie is en de procedure daar moet worden ingeleid met een dagvaarding. De kantonrechter heeft zich vervolgens onbevoegd verklaard om voor recht te verklaren dat het besluit nietig is. Voor zover [appellanten] de vernietiging van het besluit inroept, is de kantonrechter wel bevoegd en kan op basis van het ingediende verzoekschrift worden beslist. Echter, om te beoordelen of het besluit vernietigbaar is, moet de kantonrechter zich in dat kader eerst een oordeel vormen over de vraag of het besluit nietig is. De kantonrechter gaat ervan uit dat de noodzaak om de zaak te verwijzen naar de rechtbank en daarbij het uitbrengen van een dagvaarding te bevelen, is komen te vervallen en heeft de zaak dus niet verwezen voor zover het de door [appellanten] gevraagde nietigverklaring betreft.
12. Ten aanzien van de door [appellanten] gestelde nietigheid heeft de kantonrechter geoordeeld dat hiervan geen sprake is omdat het besluit niet in strijd is met de wet. Artikel 5:112 lid 1 sub e (hof: bedoeld is sub c) bepaalt dat het splitsingsreglement een regeling dient te bevatten omtrent het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gedeelten die niet bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Het splitsingsreglement bevat een dergelijke regeling en artikel 5:112 lid 1 sub c BW staat er niet aan in de weg dat in het huishoudelijk reglement een nadere uitwerking wordt gegeven van de in het splitsingsreglement opgenomen regeling, zoals hier het geval is. Vervolgens heeft de kantonrechter geoordeeld dat het besluit ook niet vernietigbaar is. Het verzoek tot vernietiging is afgewezen en [appellanten] is veroordeeld in de proceskosten.
De beoordeling in hoger beroep
13. [appellanten] verzoekt dat het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigt en het verzoek van [appellanten] tot vernietiging althans nietigverklaring van het besluit alsnog toewijst, met veroordeling van de VvE in de kosten van beide instanties. Grief 1 richt zich tegen het oordeel dat de kantonrechter niet bevoegd is om voor recht te verklaren dat het besluit nietig is. Volgens [appellanten] moet een gecombineerd verzoek bij de kantonrechter tot nietigverklaring en vernietiging mogelijk zijn, nu sprake is van één samenhangend feitencomplex. Voor zover grief 1 niet zou slagen, maakt [appellanten] met grief 2 bezwaar tegen de overweging van de kantonrechter dat verwijzing niet noodzakelijk is. Grief 3 komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit niet nietig is. Grief 4 bevat het bezwaar dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit ook niet vernietigbaar is. Grief 5 houdt in dat [appellanten] ten onrechte is veroordeeld in de proceskosten.
14. [appellanten] heeft voor het eerst bij aanvullend beroepschrift in hoger beroep de stelling ingenomen dat niet alleen artikelen van deel E van de wijziging van het huishoudelijk reglement inzake het onderwerp ‘onderhoud’ strijdig zijn met het modelreglement 1992, maar dat dat ook geldt voor artikel A.8. Dat artikel bepaalt met betrekking tot het onderwerp ‘realiseren van aan- of opbouw’ dat voor de blokken B en F geldt, dat schriftelijke toestemming moet worden verkregen van de mede-eigenaren van het betreffende blok, waarbij een meerderheid van stemmen maatgevend is voor de toestemming. Het hof oordeelt dat het hier gaat om een nieuwe stelling die te laat naar voren is gebracht. Op grond van de tweeconclusie-regel had [appellanten] deze stelling in hoger beroep in de memorie van grieven moeten opnemen. Nu de VvE geen (ondubbelzinnige) toestemming heeft gegeven voor deze uitbreiding van de rechtsstrijd in hoger beroep, en ook geen andere uitzondering van toepassing is, is de conclusie dat het hof deze stelling buiten beschouwing dient te laten. Hierna zullen dan ook alleen de bezwaren van [appellanten] met betrekking tot deel E van het huishoudelijk reglement aan de orde komen.
15. Nietigverklaring van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, ook van een VvE, moet in beginsel in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank worden gevorderd. Artikel 5:130 BW bepaalt dat de vernietiging van een besluit van een orgaan van de VvE in een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter moet worden gevraagd; dit verzoek moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of kennis heeft kunnen nemen.
16. Het hof is van oordeel dat in het specifieke geval dat in een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter een gecombineerd beroep wordt gedaan op vernietiging en nietigverklaring van een besluit van een orgaan van de VvE (en het verzoek tot vernietiging binnen de vereiste termijn van een maand is gedaan), de kantonrechter bevoegd is om ook op de gevraagde nietigverklaring te beslissen, voor zover de samenhang tussen de gevraagde nietigverklaring en vernietiging zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Van die vereiste samenhang is in dit geval sprake omdat het beroep op nietigheid en vernietigbaarheid betrekking heeft op het besluit van de VvE over dezelfde specifieke bepalingen van het huishoudelijk reglement (deel E inzake onderhoud). In een verzoekschriftprocedure kan een verklaring voor recht worden gegeven, mits deze blijft binnen de grenzen van de toepasselijke wetsbepaling en zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil tussen verzoeker en verweerder (HR 31 maart 2000, ECLI:NL:HR:AA5319). De door [appellanten] gevraagde verklaring voor recht voldoet hieraan. De vraag naar geldigheid/nietigheid gaat immers vooraf aan die van vernietigbaarheid; een nietig besluit kan niet worden vernietigd. De conclusie is dat de kantonrechter - die overigens wel een oordeel heeft gegeven over de nietigheid - in dit geval dus ook bevoegd was ten aanzien van de gevraagde verklaring voor recht dat het besluit nietig is. Grief 1 slaagt dan ook. Gelet op deze uitkomst heeft [appellanten] geen belang meer bij bespreking van grief 2.
17. Met grief 3 is [appellanten] opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit niet nietig is. Uit de nadere toelichting hierbij - die deels is te vinden bij grief 4 en ook is gegeven tijdens de mondelinge behandeling - blijkt dat de bezwaren van [appellanten] erop neerkomen dat de wijziging van het huishoudelijk reglement inhoudt dat beslissingsbevoegdheid wordt overgeheveld van (organen van) de VvE als geheel naar de afzonderlijke blokken voor wat betreft het onderhoud van die blokken en het opbouwen van reserveringen voor dat onderhoud. Het doorvoeren van dergelijke wijzigingen bij huishoudelijk reglement is in strijd met de wet, althans met de splitsingsakte en het splitsingsreglement. Het besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement is daarom nietig. De beoogde veranderingen moeten in de akte van splitsing worden opgenomen, aldus [appellanten].
18. Het standpunt van de VvE komt op het volgende neer. In de splitsingsakte (artikel A.5) is bepaald dat de kosten die uitsluitend betrekking hebben op de afzonderlijke blokken, uitsluitend voor rekening van het betreffende blok komen. De appartementseigenaren van deze blokken hebben echter geen zeggenschap over deze kosten. De wijziging van het huishoudelijk reglement beoogt aan de appartementseigenaren van de blokken meer autonomie te geven met betrekking tot (de financiering van) de onderhoudskosten die zij als blok moeten dragen. Deze wijzigingen vormen slechts een nadere praktische uitwerking van de artikelen A.5 en L van de splitsingsakte, welke uitwerking in het huishoudelijk reglement mag worden geregeld. Van nietigheid is volgens de VvE dan ook geen sprake. te
19. Het hof oordeelt hierover als volgt. Voorop staat dat het besluit tot wijziging van het huishoudelijk reglement nietig is als de regeling in het huishoudelijk reglement strijdig is met de wet, de splitsingsakte of het splitsingsreglement (hier: het modelreglement 1992). Hiervan is onder meer sprake als de inhoud of strekking van het huishoudelijk reglement strijdt met de wet, splitsingsakte of het splitsingsreglement, of als het huishoudelijk reglement strijdig is met bepalingen in de wet, splitsingsakte of splitsingsreglement die de bevoegdheden van de verschillende organen van de VvE regelen. Verder is van belang dat bepalingen van de akte van splitsing, en van het daarin van toepassing verklaarde splitsingsreglement, moeten worden uitgelegd volgens de ‘objectieve maatstaf’. Het komt daarbij aan op de bedoeling van partijen voor zover die in de notariële akte tot uitdrukking is gebracht. Die bedoeling moet worden afgeleid uit de bewoordingen van de akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. De tekst van de splitsingsakte, inclusief splitsingsreglement, is dus bepalend. (Vergelijk onder andere Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078).
20. Artikel 5 van het modelreglement 1992 bepaalt dat het bestuur jaarlijks van de gezamenlijke kosten en schulden een begroting opstelt, deze aan de algemene vergadering van eigenaars voorlegt, dat de vergadering de begroting vaststelt en tevens bepaalt welk bedrag bij wijze van voorschotbijdragen door de eigenaars verschuldigd is. De wijziging van het huishoudelijk reglement bepaalt in artikel E.3 (zie hiervoor bij nr. 7):
- dat de hoogte van de reserveringen per blok door de desbetreffende eigenaren in gezamenlijk overleg, als ware het een vergadering van eigenaars, wordt vastgesteld;
- dat de (algemene) vergadering van eigenaars de eigenaren van de bouwblokken daartoe jaarlijks het mandaat geeft;
- dat dit mandaat de eigenaren van de appartementen in staat stelt om per blok in onderling overleg een begroting voor onderhoud op te stellen en deze in eigen beheer te houden.
Artikel E.3 bepaalt dus dat de algemene vergadering van eigenaars jaarlijks de eigenaren van de blokken mandaat geeft om zelf, per blok, een begroting voor de onderhoudskosten van het blok op te stellen en de hoogte van de voorschotbijdragen terzake dat onderhoud vast te stellen. Uit de gekozen formulering blijkt op geen enkele wijze dat de besluiten van de blokken nog ter goedkeuring aan de algemene vergadering worden voorgelegd. Daarmee staat vast dat beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het vaststellen van de (onderhouds)begroting en van de hoogte van de reserveringen voor het onderhoud, die volgens het splitsingsreglement bij de algemene vergadering berust, wordt overgeheveld naar de afzonderlijke blokken.
21. Het modelreglement 1992 bepaalt in artikel 15 dat de VvE de zorg draagt voor het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken. Artikel 38 van dit reglement bepaalt verder dat de beslissing over het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken berust bij het bestuur, waarbij geldt dat het bestuur geen onderhoudswerkzaamheden kan opdragen die een bedrag dat door de vergadering is vastgesteld te boven gaan, tenzij het vooraf daartoe door de vergadering is gemachtigd. De wijziging van het huishoudelijk reglement bepaalt in artikel E.5 (zie hiervoor bij nr. 7):
- -
dat het onderhoudsplan voor de collectieve delen wordt vastgesteld door de vergadering, op voorstel van het bestuur;
- -
dat het onderhoudsplan voor de blokken door de desbetreffende appartementseigenaren in gezamenlijk overleg, als ware het een vereniging van eigenaars, wordt opgesteld danwel gewijzigd.
Dat de blokken volgens artikel E.5 wel hun eigen onderhoudsplan opstellen, maar dat dit uiteindelijk altijd door de algemene vergadering van eigenaars moet worden goedgekeurd en vastgesteld - zoals de VvE betoogt - valt naar het oordeel van het hof niet te lezen in de wijziging van het huishoudelijk reglement. Artikel E.4 vermeldt dat de VvE een onderhoudsplan kent voor de daar nader genoemde collectieve delen en dat de blokken daarnaast eigen onderhoudsplannen kennen. Als vervolgens in artikel E.5, met als kopje “vaststellen onderhoudsplan” staat dat het onderhoudsplan van de collectieve delen wordt vastgesteld door de vergadering, op voorstel van het bestuur, en dat de onderhoudsplannen van de blokken worden opgesteld door de blokken, dan valt daaruit niet af te leiden dat ook die laatste onderhoudsplannen moeten worden goedgekeurd en vastgesteld door de vergadering. Dat laatste wordt onderstreept door het feit dat in het overgelegde stuk waarin de wijziging van het huishoudelijk reglement is vastgelegd (productie 4, overgelegd door [appellanten] bij brief van 23 augustus 2017) is te zien dat een eerdere formulering, waarin ten aanzien van de blokken aan de [straatnaam] gold dat het onderhoudsplan van de blokken zou worden vastgesteld door de algemene vergadering van eigenaars, juist is komen te vervallen (oude, vervallen versie: “Het onderhoudsplan wordt vastgesteld door de vergadering. De procedure voor vaststelling is als volgt: (…) (v)oor het onderhoud van de woningen aan de [straatnaam], doet het bestuur een voorstel, na overleg met en op voorstel van de bewoners van de [straatnaam].”). De VvE heeft ook nog aangevoerd dat het onderhoudsplan van de blokken binnen het meerjaren onderhoudsplan (MJOP) moet passen en dat het bestuur en als laatste de algemene vergadering van eigenaars daar controle op uitoefent. In reactie hierop heeft [appellanten] erop gewezen dat uit de wijziging van het huishoudelijk reglement juist het tegendeel blijkt, aangezien op pagina 5 staat: “Het Bestuur draagt zorg voor een door de vergadering goed te keuren (…) meerjarenplanning voor het onderhoud van de gemeenschappelijke delen K (parkeerdak), L (parkeergarage) en M (gemeenschappelijk terrein & plantenbak) en voor de uitvoerig hiervan.”. Nu de VvE daarop niet heeft aangegeven waaruit blijkt dat de onderhoudsplannen van de blokken binnen het MJOP moeten passen en dat zij daarop worden getoetst, gaat ook dat argument niet op, daargelaten nog dat ook bij een dergelijke toetsing beslissingsbevoegdheid (binnen de marges van zo’n toetsing) is overgedragen. De conclusie is dat artikel E.5 inhoudt dat de beslissingsbevoegdheid omtrent het vaststellen van het onderhoudsplan van de blokken die volgens het splitsingsreglement bij (organen van) van de VvE ligt, naar de blokken wordt overgeheveld.
22. Voor zover de VvE heeft bedoeld te betogen dat de artikelen E.2 en E.5 van de wijziging huishoudelijk reglement slechts een nadere explicitering zijn van wat al in de artikelen A.5 en L van de splitsingsakte ligt besloten, geldt het volgende. Artikel A.5 van de splitsingsakte bepaalt alleen dat, in aanvulling op artikel 2 van het modelreglement 1992, (onderhouds)kosten die alleen betrekking hebben op de blokken uitsluitend door de eigenaren van het betreffende blok worden gedragen. Een bevoegdheid voor de afzonderlijke blokken om zelf te beslissen over het onderhoudsplan, het vaststellen van de onderhoudsbegroting en het opbouwen van reserveringen voor het onderhoud valt daarin niet te lezen. Artikel L van de splitsingsakte houdt dit evenmin in. Dit artikel, gelezen in combinatie met artikel B van de splitsingsakte (dat een aanvulling bevat op artikel 3 van het modelreglement 1992, naar welk artikel in artikel L wordt verwezen), bepaalt slechts dat de eigenaren van de individuele woningen die gemeenschappelijke delen en zaken moeten onderhouden waarvan de kosten niet ten laste van de gemeenschappelijke appartementseigenaren komen. Ook dit argument faalt dus.
23. De VvE heeft zich ook nog beroepen op artikel 44 lid 1 sub e van het modelreglement 1992 dat bepaalt dat de vergadering van eigenaars in het huishoudelijk reglement regelingen kan treffen voor “al hetgeen naar het oordeel van de vergadering regeling behoeft”. Het hof overweegt dat dit niet kan betekenen dat de vergadering in het huishoudelijk reglement regelingen kan treffen die in strijd zijn met de wet, de splitsingsakte of het splitsingsreglement (zoals het modelreglement overigens ook in de slotzin van artikel 44 lid 1 bepaalt). Ook dit verweer slaagt dus niet.
24. Het hof komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat essentiële elementen van deel E van de wijziging van het huishoudelijk reglement strijdig zijn met het splitsingsreglement. Het besluit ten aanzien de wijziging van het huishoudelijk reglement is daarmee nietig voor zover het deel E betreft. Grief 3 slaagt.
25. In lijn met deze uitkomst zal het hof voor recht verklaren dat het besluit in zoverre nietig is. In de omstandigheid dat de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard om een dergelijke verklaring voor recht te geven, ziet het hof in dit geval geen aanleiding om de zaak terug te wijzen naar de kantonrechter. De ratio van verwijzing is dat partijen belang (kunnen) hebben bij berechting in twee feitelijke instanties. In dit geval hebben partijen in twee instanties het debat over de nietigheid gevoerd, heeft de kantonrechter ook gemotiveerd beslist over de kwestie van de nietigheid (met als uitkomst dat volgens hem het besluit niet nietig is), en hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij alles over de nietigheid naar voren hebben gebracht. Hiertegenover is het enkele feit dat de kantonrechter zich niet bevoegd heeft verklaard om in het dictum een beslissing te geven op de vordering tot nietigverklaring, onvoldoende om verwijzing van de zaak naar de kantonrechter te rechtvaardigen.
26. Nu het besluit met betrekking tot deel E van de wijziging van het huishoudelijk reglement nietig is, en er dus vanuit moet worden gegaan dat het besluit in zoverre nooit heeft bestaan, kan aan het verzoek tot vernietiging niet meer worden toegekomen. Dit verzoek moet dan ook worden afgewezen. Op dit punt komt het hof dus tot dezelfde uitkomst als de kantonrechter - zij het met verbetering van gronden - zodat grief 4 faalt.
27. De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Grief 5 slaagt dus. Het hof zal bij de berekening van de proceskosten in hoger beroep 1 punt in mindering brengen op de kosten van de advocaat, omdat het aanvullend beroepschrift van [appellanten] in strijd was met de tweeconclusie-regel, en daarom tot niets kon leiden, en [appellanten] de VvE daardoor voor wat betreft het aanvullende verweerschrift nodeloos op kosten heeft gejaagd.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beschikking;
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat het besluit van de vergadering van eigenaars van 18 april 2017, voor zover dit inhoudt instemming met deel E van de voorgestelde wijzigingen van het huishoudelijk reglement, nietig is;
- veroordeelt de VvE in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van [appellanten] begroot op € 78 aan griffierecht en € 400 aan salaris voor de gemachtigde, en van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellanten] begroot op € 726 aan griffierecht en € 1.074 aan salaris voor de advocaat (1 punt x tarief II);
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J.M. Burg, J.W. Frieling en J.J. Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.