HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:712 en HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:720.
HR, 18-12-2018, nr. 17/02632
ECLI:NL:HR:2018:2341
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-12-2018
- Zaaknummer
17/02632
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:2341, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1399
ECLI:NL:PHR:2018:1399, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:2341
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt. Schatting w.v.v. toereikend gemotiveerd? Hof heeft bij schatting w.v.v. oogsten betrokken die hebben plaatsgevonden vóór de bewezenverklaarde periodes. HR: art. 81.1 RO. CAG: Verbeterde lezing uitspraak Hof, in die zin dat “uit het bewezenverklaarde handelen” wordt gelezen als “uit het bewezenverklaarde handelen en andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan”. Samenhang met 17/02629.
Partij(en)
18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/02632 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 april 2017, nummer 21/003450-16, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2018.
Conclusie 06‑11‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt. Motivering schatting w.v.v. toereikend gemotiveerd? Klacht dat hof bij schatting w.v.v. oogsten heeft betrokken die hebben plaatsgevonden vóór de bewezen verklaarde periodes. HR: art. 81.1 RO. CAG: Verbeterde lezing uitspraak Hof, in die zin dat “uit het bewezenverklaarde handelen” wordt gelezen als “uit het bewezenverklaarde handelen en andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan”. Samenhang met 17/02629.
Nr. 17/02632 P Zitting: 6 november 2018 (bij vervroeging) | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [betrokkene] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 26 april 2017 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 57.049,95 en de betrokkene veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de staat.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 17/02629. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Namens de betrokkene is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt over de ontoereikende motivering van het oordeel dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het in de strafzaak bewezen verklaarde handelen.
5. Op 27 november 2014 en 4 februari 2015 werd in twee verschillende panden een hennepkwekerij aangetroffen. In de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak is bewezen verklaard dat de betrokkene in de periode van 14 november 2014 tot en met 27 november 2014 in een pand aan de [b-straat] te Ede (de zaak met parketnummer 05-840067-15) alsmede in de periode van 1 februari 2015 tot en met 4 februari 2015 in een pand aan de [a-straat] te Renkum (de zaak met parketnummer 05-840275-15) opzettelijk hennep heeft geteeld.
6. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de bespreking van het middel relevant, het volgende in (onder weglating van voetnoten):
“De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 26 april 2017 (parketnummer 21-003449-16) ter zake van het onder meer onder 1 in de zaak met parketnummer 05-840067-15 en het onder 1 primair in de zaak met parketnummer 05-840275-15 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, ten aanzien van het -telkens- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit de strafdossiers, de BOOM-rapporten, het arrest in de hoofdzaak en de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep, is gebleken dat veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
(…)
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 05-840067-15 overweegt het hof het volgende.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door het telen van hennep. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bij het binnentreden van de woning is een hennepkwekerij met, in ruimte 1, 168 hennepplanten en, in ruimte 2, 171 lege potten, met daarin resten van hennepplanten, aangetroffen. Tevens zijn er onder andere oude, verdroogde hennepresten aangetroffen in de kwekerij. Dat duidt op het vermoeden van eerdere hennepoogsten. Dat vermoeden wordt nog ondersteund doordat er vervuilde koolstoffilters en een hoeveelheid stof zijn aangetroffen, als ook waterschade. Ook stonden diverse volle en lege jerrycans en plastic flacons met groei- en bestrijdingsmiddelen in een kamer. Tevens werden zeven knipschaartjes aangetroffen, een aantal zakken met potgrond en een grote stapel lege potten. Uit het dossier volgt verder nog dat veroordeelde al sinds augustus 2013 in de woning kwam. De buren hebben al geruime tijd voor mei 2014 een sterke henneplucht geroken.
Gelet op het voorgaande en gezien de gemiddelde kweekcyclus en tien weken per oogst, is het naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat in beide kweekruimtes tweemaal een oogst is gerealiseerd. Het hof gaat daarom uit van twee oogsten van 339 (168 + 171) hennepplanten.
Voor de berekening van de opbrengst per plant hanteert het hof de berekening zoals opgesteld door de politie Gelderland-Midden. Het hof ziet geen redenen om van deze berekening af te wijken.
(…)
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 05-840275-15 overweegt het hof het volgende.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door het telen van hennep. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bij het binnentreden van de woning aan de [a-straat 1] te Heelsum, eigendom van veroordeelde, is een hennepkwekerij aangetroffen met 145 hennepplanten. Er zijn onder andere oude, verdroogde hennepresten aangetroffen in de hennepkwekerij. Dat duidt op het vermoeden van eerdere hennepoogsten. Dat vermoeden wordt ondersteund door de aangetroffen kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten en de geconstateerde vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters. Daarbij is opgemerkt dat vervuiling van het filterdoek pas optreedt na langere tijd. Tevens is stof aangetroffen op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en op de aanwezige elektra, en zijn vuilniszakken met potgrond aangetroffen, waarin zich gebruikte stekblokken en wortelresten bevonden. Diverse stukken samengeperste potgrond hadden dezelfde vorm en inhoud als de lege potten, zodat aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden. Tot slot zijn tien lege jerrycans voedingsmiddelen en twee lege hennepstekken-trays van 77 stuks per tray gevonden.
Op basis van het voorgaande en gezien de gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst, is aannemelijk geworden dat in beide kweekruimtes van veroordeelde reeds eenmaal eerder een oogst is gerealiseerd (45 + 100 planten).
Voor de berekening van de opbrengst per plant hanteert het hof de berekening zoals opgesteld door de politie Gelderland-Midden. Het hof ziet geen redenen om van deze berekening af te wijken.
(…)
Totaal
Gelet op het voorgaande en aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, ontleent het hof de schatting van het voordeel op een bedrag van in totaal –voor beide zaken- op (€ 47.910,00 + € 9.139,95) € 57.049,95.”
7. Zoals hierboven aangehaald heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene “uit het bewezenverklaarde handelen” financieel voordeel heeft genoten. Het bewezen verklaarde handelen heeft plaatsgevonden in de periode van 14 november 2014 tot en met 27 november 2014 (de zaak met parketnummer 05-840067-15) alsmede in de periode van 1 februari 2015 tot en met 4 februari 2015 (de zaak met parketnummer 05-840275-15). Het hof heeft echter bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van beide zaken eerdere oogsten betrokken die telkens hebben plaatsgevonden vóór de bewezen verklaarde periodes. Het oordeel van het hof dat de betrokkene uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten, is dan ook zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
8. De vraag die vervolgens rijst, is of het arrest zich leent voor verbeterde lezing, in die zin dat moet worden aangenomen dat het hof bij kennelijke vergissing heeft overwogen dat de betrokkene “uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten” in plaats van dat de betrokkene “uit het bewezenverklaarde handelen en andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan, financieel voordeel heeft genoten”.
9. Anders dan in de zaken waarnaar de steller van het middel verwijst1., kan in de onderhavige zaak, waarin het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geschat aan de hand van een concrete berekeningsmethode, uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat de betrokkene eerdere oogsten heeft gerealiseerd. Daarmee ligt in de bewijsvoering besloten dat het hof heeft geoordeeld dat de betrokkene (ook) voordeel heeft genoten uit andere strafbare feiten als bedoeld in art. 36e, tweede lid, Sr en dat voldoende aanwijzingen bestaan dat die andere strafbare feiten door de betrokkene zijn begaan.2.In de voorliggende zaak biedt de bewijsvoering dan ook voldoende grondslag voor een verbeterde lezing van het arrest. Daarmee komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen.
10. Het middel faalt en kan worden afgedaan met een aan art. 81 RO ontleende overweging.
11. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑11‑2018
Vgl. mijn ambtgenoot Bleichrodt in zijn conclusie onder 8 voorafgaand aan HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR 2016:2061. De Hoge Raad deed de zaak met toepassing van art. 81 RO af. Vgl. eveneens het door de steller van het middel aangehaalde arrest van de Hoge Raad d.d. 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:720. In deze vergelijkbare zaak casseerde de Hoge Raad het arrest van het hof omdat (in tegenstelling tot de onderhavige zaak) uit de aan zijn schatting ten grondslag gelegde bewijsmiddelen niet kon volgen dat eenmaal eerder was geoogst.