Verordening (EEG) nr. 1534/91 Machtigingsverordening (Verzekeringen)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 24-01-2003
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 01-05-2004.
- Bronpublicatie:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Inwerkingtreding
24-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 87,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende dat de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het Verdrag overeenkomstig lid 3 van dat artikel voor groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die aan de in dat lid 3 genoemde voorwaarden voldoen, buiten toepassing kunnen worden verklaard;
Overwegende dat de toepassingsbepalingen van artikel 85, lid 3, moeten worden vastgesteld bij een op artikel 87 stoelende verordening;
Overwegende dat samenwerking tussen ondernemingen in de verzekeringssector tot op zekere hoogte gewenst is voor een goed functioneren van die sector en terzelfder tijd de belangen van de consument kan dienen;
Overwegende dat de Commissie in het kader van de toepassing van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen streng toezicht kan uitoefenen op concentratievraagstukken in alle sectoren, inclusief de verzekeringssector;
Overwegende dat vrijstellingen krachtens artikel 85, lid 3, zelf niet van invloed kunnen zijn op communautaire en nationale voorschriften ter bescherming van de consumentenbelangen in deze sector;
Overwegende dat de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe bijdragen dit doel te bereiken, voor zover zij onder het verbod van artikel 85, lid 1, vallen, onder bepaalde voorwaarden van dat verbod kunnen worden vrijgesteld; dat dit in het bijzonder het geval is voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen in verband met gemeenschappelijke risicopremietarieven die op collectief opgestelde statistieken of het aantal schadegevallen berusten, standaardpoliscondities, het gemeenschappelijk verzekeren van bepaalde standaardrisico's, de schadeafwikkeling, het onderzoek en de goedkeuring van veiligheidsvoorzieningen en registers van alsmede informatie omtrent verhoogde risico's;
Overwegende dat het, gezien het grote aantal aanmeldingen op grond van Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962: Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag, laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, wenselijk is de Commissie, ten einde haar taak te vergemakkelijken, de mogelijkheid te geven bij verordening te verklaren dat de bepalingen van artikel 85, lid 1, niet op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van toepassing zijn;
Overwegende dat dient te worden vastgesteld onder welke voorwaarden de Commissie, in nauw en voortdurend contact met de bevoegde instanties van de Lid-Staten, deze bevoegdheid kan uitoefenen;
Overwegende dat de Commissie bij de uitoefening van dergelijke bevoegdheden niet alleen rekening houdt met het gevaar dat de mededinging verdwijnt in een wezenlijk deel van de relevante markt en met mogelijke voordelen die de verzekeringnemers ten gevolge van de overeenkomsten ten goede komen, maar ook met het gevaar dat voor de verzekeringnemer zou voortvloeien uit de uitbreiding van belemmerende clausules en het gebruik van ‘brievenbus’-maatschappijen;
Overwegende dat het bijhouden van de registers en de behandeling van informatie betreffende verzwaarde risico's zodanig moet gebeuren, dat de vertrouwelijkheid wordt beschermd;
Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 6 van Verordening nr. 17 kan bepalen dat een beschikking overeenkomstig artikel 85, lid 3, van het Verdrag met terugwerkende kracht geldt; dat het wenselijk is dat de Commissie de bevoegdheid krijgt datzelfde bij verordening te bepalen;
Overwegende dat krachtens artikel 7 van Verordening nr. 17 overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bij beschikking van de Commissie van het verbod kunnen worden vrijgesteld, met name indien zij in dier voege worden gewijzigd dat artikel 85, lid 3, daarop van toepassing is; dat het gewenst is dat de Commissie met betrekking tot deze overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen datzelfde eveneens bij verordening kan bepalen indien zij zodanig worden gewijzigd dat zij onder een in een vrijstellingsverordening omschreven groep vallen;
Overwegende dat de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat in een specifiek geval aan de voorwaarden in artikel 85, lid 3, niet is voldaan; dat de Commissie de bevoegdheid moet hebben een dergelijk geval overeenkomstig Verordening nr. 17 bij beschikking te regelen met werking voor de toekomst,
Heeft de volgende verordening vastgesteld: