Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Protocol Nr. 4
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2022
- Redactionele toelichting
De bijlagen en gemeenschappelijke verklaringen bij dit protocol zijn niet opgenomen. Wordt toegepast vanaf 01-09-2021.
- Bronpublicatie:
29-04-2022, PbEU 2022, L 246 (uitgifte: 22-09-2022, regelingnummer: 2022/1607 (163/2022))
- Inwerkingtreding
30-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2022, PbEU 2022, L 246 (uitgifte: 22-09-2022, regelingnummer: 2022/1607 (163/2022))
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
inzake oorsprongsregels
Inhoudsopgave
- TITEL I.
ALGEMENE BEPALINGEN
- Artikel 1.
Definities
- TITEL II.
DEFINITIE VAN HET BEGRIP ‘PRODUCTEN VAN OORSPRONG’
- Artikel 2.
Algemene voorwaarden
- Artikel 3.
Diagonale cumulatie van oorsprong
- Artikel 4.
Volledig verkregen producten
- Artikel 5.
Toereikende be- of verwerking
- Artikel 6.
Ontoereikende be- of verwerking
- Artikel 7.
In aanmerking te nemen eenheid
- Artikel 8.
Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen
- Artikel 9.
Stellen en assortimenten
- Artikel 10.
Neutrale elementen
- TITEL III.
TERRITORIALE VOORWAARDEN
- Artikel 11.
Territorialiteitsbeginsel
- Artikel 12.
Rechtstreeks vervoer
- Artikel 13.
Tentoonstellingen
- TITEL IV.
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING
- Artikel 14.
Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten
- TITEL V.
BEWIJS VAN OORSPRONG
- Artikel 15.
Algemene voorwaarden
- Artikel 16.
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- Artikel 17.
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- Artikel 18.
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- Artikel 19.
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
- Artikel 20.
Gescheiden boekhouding
- Artikel 21.
Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED
- Artikel 22.
Toegelaten exporteur
- Artikel 23.
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
- Artikel 24.
Overlegging van het bewijs van oorsprong
- Artikel 25.
Invoer in deelzendingen
- Artikel 26.
Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
- Artikel 27.
Leveranciersverklaring
- Artikel 28.
Documenten ter staving
- Artikel 29.
Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken
- Artikel 30.
Verschillen en vormfouten
- Artikel 31.
In euro uitgedrukte bedragen
- TITEL VI.
REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
- Artikel 32.
Administratieve samenwerking
- Artikel 33.
Controle van de bewijzen van oorsprong
- Artikel 34.
Controle van de leveranciersverklaring
- Artikel 35.
Geschillenbeslechting
- Artikel 36.
Sancties
- Artikel 37.
Vrije zones
- TITEL VII.
CEUTA EN MELILLA
- Artikel 38.
Toepassing van het protocol
- Artikel 39.
Bijzondere voorwaarden
LIJST VAN BIJLAGEN
- Bijlage I.
Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II
- Bijlage II.
Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt
- Bijlage IIIa.
Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Bijlage Ib.
Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED
- Bijlage IVa.
Tekst van de oorsprongsverklaring
- Bijlage IVb.
Tekst van de oorsprongsverklaring EUR-MED
- Bijlage V.
Model van de leveranciersverklaring
- Bijlage VI.
Model van de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik
Titel I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
- a)
‘vervaardiging’: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
- b)
‘materiaal’: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
- c)
‘product’: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
- d)
‘goederen’: zowel materialen als producten;
- e)
‘douanewaarde’: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde);
- f)
‘prijs af fabriek’: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de EER in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
- g)
‘waarde van de materialen’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald;
- h)
‘waarde van de materialen van oorsprong’: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
- i)
‘toegevoegde waarde’: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in artikel 3 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de EER voor deze materialen is betaald;
- j)
‘hoofdstukken’ en ‘posten’: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol ‘het geharmoniseerde systeem’ of ‘GS’ genoemd;
- k)
‘ingedeeld’: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
- 1)
‘zending’: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één enkele factuur;
- m)
‘gebieden’: ook de territoriale wateren.
Titel II. Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong’
Artikel 2. Algemene voorwaarden
- 1.
Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de EER:
- a)
geheel en al in de EER verkregen producten in de zin van artikel 4;
- b)
in de EER verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5.
In dit verband worden de gebieden van de overeenkomstsluitende partijen waarop deze overeenkomst van toepassing is, als een enkel grondgebied beschouwd.
- 2.
In afwijking van lid 1 wordt het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein voor de vaststelling van de oorsprong van de in de tabellen I en II van Protocol 3 genoemde producten, geacht geen deel uit te maken van de EER. Deze producten worden uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de EER indien ze geheel en al verkregen zijn op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen of indien ze aldaar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
Artikel 3. Diagonale cumulatie van oorsprong
- 1.
Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) (1), IJsland, Noorwegen, de Faeröer, Turkije, de Europese Unie, of een land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (2), op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
- 2.
Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije (3), op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
- 3.
Indien de in de EER verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 6 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de EER beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de EER gebruikte materialen van oorsprong.
- 4.
De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de EER geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
- 5.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
- a)
een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;
- b)
materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol,
en
- c)
kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de andere overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks).
De Europese Unie zal de andere overeenkomstsluitende partijen door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de data van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.
Artikel 4. Volledig verkregen producten
- 1.
Als geheel en al in de EER verkregen worden beschouwd:
- a)
aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;
- b)
aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
- c)
aldaar geboren en gefokte levende dieren;
- d)
producten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;
- e)
producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
- f)
producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de overeenkomstsluitende partijen uit de zee gewonnen producten;
- g)
producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;
- h)
aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
- i)
afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;
- j)
producten gewonnen uit een buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, mits een overeenkomstsluitende partij exclusieve ontginningsrechten op deze bodem of ondergrond heeft;
- k)
goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
- 2.
De termen ‘hun schepen’ en ‘hun fabrieksschepen’ in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
- a)
die in een lidstaat van de Europese Unie of een EVA-staat zijn ingeschreven of geregistreerd;
- b)
die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat voeren;
- c)
die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;
- d)
waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat,
en
- e)
waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat.
Artikel 5. Toereikende be- of verwerking
- 1.
Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Deze voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
- 2.
In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
- a)
de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;
- b)
wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
- 3.
De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 6.
Artikel 6. Ontoereikende be- of verwerking
- 1.
Behoudens hetgeen is bepaald in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan:
- a)
conserverende behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
- b)
het splitsen en samenvoegen van colli;
- c)
het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
- d)
het strijken of persen van textiel;
- e)
het schilderen of polijsten;
- f)
het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen en rijst;
- g)
het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
- h)
het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;
- i)
het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;
- j)
het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);
- k)
het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaartjes of plankjes en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;
- 1)
het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
- m)
het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;
- n)
het mengen van suiker met andere stoffen;
- o)
het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
- p)
een combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met o) vermelde handelingen;
- q)
het slachten van dieren.
- 2.
Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de EER heeft ondergaan tezamen beschouwd.
Artikel 7. In aanmerking te nemen eenheid
- 1.
De voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt dat:
- a)
wanneer een uit een groep of verzameling van artikelen bestaand product onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
- b)
wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, de bepalingen van dit protocol op elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing zijn.
- 2.
Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt
voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 8. Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 9. Stellen en assortimenten
Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 10. Neutrale elementen
Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van de volgende elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt mochten zijn:
- a)
energie en brandstof;
- b)
fabrieksuitrusting;
- c)
machines en werktuigen;
- d)
goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bestemd zijn om daarin voor te komen.
Titel III. Territoriale voorwaarden
Artikel 11. Territorialiteitsbeginsel
- 1.
Behoudens artikel 3 en lid 3 van dit artikel moet voor de verkrijging van het karakter van product van oorsprong zonder onderbreking in de EER zijn voldaan aan de voorwaarden van titel II.
- 2.
Behoudens artikel 3 worden producten van oorsprong die uit de EER naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
- a)
de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen,
en
- b)
de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
- 3.
De verkrijging van het karakter van product van oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de EER van uit de EER uitgevoerde en later teruggekeerde materialen, indien:
- a)
deze materialen geheel en al in de EER zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd,
en
- b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
- i)
de teruggekeerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,
en
- ii)
de totale buiten de EER toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
- 4.
Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de EER verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde niet mogen overschrijden, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt, tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.
- 5.
Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder ‘totale toegevoegde waarde’ verstaan alle buiten de EER gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
- 6.
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5, lid 2.
- 7.
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.
- 8.
De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de EER moeten plaatsvinden in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 12. Rechtstreeks vervoer
- 1.
De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks binnen de EER zijn vervoerd of over het grondgebied van een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is. Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de EER worden vervoerd.
- 2.
Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:
- a)
een enkel vervoersdocument voor het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of
- b)
een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat waarin:
- i)
de producten nauwkeurig zijn omschreven;
- ii)
de data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,
en
- iii)
wordt verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer verbleven, of
- c)
bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 13. Tentoonstellingen
- 1.
De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de EER worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
- a)
een exporteur deze producten vanuit een van de overeenkomstsluitende partijen naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
- b)
deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in een andere overeenkomstsluitende partij;
- c)
de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan,
en
- d)
de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
- 2.
Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld zijn. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.
- 3.
Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.
Titel IV. Teruggave of vrijstelling
Artikel 14. Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten
- 1.
Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de overeenkomstsluitende partijen niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
- 2.
Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor de algehele of gedeeltelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in een van de overeenkomstsluitende partijen van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit deze materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
- 3.
De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
- 4.
De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
- 5.
De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.
Titel V. Bewijs van oorsprong
Artikel 15. Algemene voorwaarden
- 1.
Producten van oorsprong die in een van de overeenkomstsluitende partijen worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de overeenkomst op overlegging van een van de volgende bewijzen van oorsprong:
- a)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;
- b)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;
- c)
in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna ‘oorsprongsverklaring’ of ‘EUR-MED-oorsprongsverklaring’ genoemd); de teksten van de oorsprongsverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IVa en b.
- 2.
Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 16. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- 1.
Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
- 2.
Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa en b opgenomen. Deze formulieren worden in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld, ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
- 3.
De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
- 4.
Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij in de volgende gevallen:
- —
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;
- —
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.
- 5.
Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:
- —
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
- —
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
- —
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.
- 6.
Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:
- —
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
CUMULATION APPLIED WITH … (naam land(en));
- —
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
NO CUMULATION APPLIED.
- 7.
De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
- 8.
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
- 9.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 17. Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- 1.
In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien
- a)
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd,
of
- b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
- 2.
In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat aan de in artikel 16, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.
- 3.
Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
- 4.
Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
- 5.
Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:
ISSUED RETROSPECTIVELY.
Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:
ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no … (datum en plaats van afgifte).
- 6.
De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.
Artikel 18. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
- 1.
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
- 2.
Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:
DUPLICATE.
- 3.
De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.
- 4.
Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.l of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.
Artikel 19. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de overeenkomstsluitende partijen onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1- of EUR-MED-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de EER. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 20. Gescheiden boekhouding
- 1.
Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna: ‘de methode’ genoemd) wordt gebruikt.
- 2.
Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten ‘van oorsprong’ wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
- 3.
De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.
- 4.
De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
- 5.
Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
- 6.
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
Artikel 21. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsrpongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED
- 1.
Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door:
- a)
een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22,
of
- b)
iedere exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
- 2.
Behoudens lid 3 kan een oorsprongsverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:
- —
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2, genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;
- —
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.
- 3.
Een oorsprongsverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de EER, of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:
- —
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
- —
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen,
of
- —
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.
- 4.
Een oorsprongsverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:
- —
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
CUMULATION APPLIED WITH … (naam land(en));
- —
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
NO CUMULATION APPLIED.
- 5.
De exporteur die een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
- 6.
Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IVa en b is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
- 7.
Oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 hoeft de factuurverklaringen niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke oorsprongsverklaring waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
- 8.
Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.
Artikel 22. Toegelaten exporteur
- 1.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna ‘toegelaten exporteur’ genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op het karakter van het product van oorsprong en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
- 2.
De douaneautoriteiten kunnen de verlening van de status van toegelaten exporteur van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden afhankelijk stellen.
- 3.
De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer van de douanevergunning toe, dat in de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED moet worden vermeld.
- 4.
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
- 5.
De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt.
Artikel 23. Geldigheid van het bewijs van oorsprong
- 1.
Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
- 2.
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
- 3.
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 24. Overlegging van het bewijs van oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.
Artikel 25. Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 26. Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
- 1.
Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan ieder handelskarakter vreemd is en bij hun aangifte wordt verklaard dat de producten aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
- 2.
Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, worden beschouwd als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is voor zover noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
- 3.
Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 27. Leveranciersverklaring
- 1.
Indien in een van de overeenkomstsluitende partijen een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een oorsprongsverklaring opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen uit andere overeenkomstsluitende partijen zijn gebruikt die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die in overeenstemming met dit artikel voor die goederen is afgegeven.
- 2.
De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking van de betrokken goederen in de EER wanneer moet worden vastgesteld of de producten, bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van het protocol voldoen.
- 3.
Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd.
- 4.
Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in de EER naar verwachting voor langere tijd constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring, hierna ‘langlopende leveranciersverklaring’ genoemd (ook wel ‘leveranciersverklaring voor herhaald gebruik’ genoemd), opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen.
Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen met een langere geldigheidsduur worden opgesteld.
De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending.
Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.
- 5.
De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden opgesteld; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
- 6.
De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds alle documenten overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
Artikel 28. Documenten ter staving
De in artikel 16, lid 3, artikel 21, lid 5 en artikel 27, lid 6, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.l of EUR-MED of een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn:
- a)
een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de goederen te verkrijgen;
- b)
in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
- c)
in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de EER blijkt;
- d)
certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de overeenkomstsluitende partijen zijn afgegeven of opgesteld, of die in een in artikel 3 genoemd land zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;
- e)
leveranciersverklaringen waaruit de in de EER verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen blijkt en die in de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig dit protocol zijn opgesteld;
- f)
passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de EER in toepassing van artikel 11 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan.
Artikel 29. Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken
- 1.
De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
- 2.
De exporteur die een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED opstelt, bewaart een kopie van deze oorsprongsverklaring en van de in artikel 21, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
- 3.
De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring betrekking had, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende leveranciersverklaring vervalt.
- 4.
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.l of EUR-MED afgeven, bewaren het in artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
- 5.
De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
Artikel 30. Verschillen en vormfouten
- 1.
Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
- 2.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 31. In euro uitgedrukte bedragen
- 1.
Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Europese Unie en van de in artikel 3 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
- 2.
Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
- 3.
De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De bedragen worden de Europese Commissie uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
- 4.
Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag, naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan vijf procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land mag de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, leidt tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
- 5.
De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de overeenkomstsluitende partijen door het Gemengd Comité van de EER herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Gemengd Comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.
Titel VI. Regelingen voor administratieve samenwerking
Artikel 32. Administratieve samenwerking
- 1.
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen doen elkaar via de Europese Commissie specimens van de afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.l en EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.
- 2.
Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de overeenkomstsluitende partijen elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 33. Controle van de bewijzen van oorsprong
- 1.
Bewijzen van oorsprong worden achteraf, door middel van steekproeven, gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
- 2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze is overgelegd, de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, indien van toepassing onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij voegen bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
- 3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
- 4.
Wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling van de betrokken producten in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
- 5.
De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de EER of een in artikel 3 genoemd land beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
- 6.
Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentie niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 34. Controle van de leveranciersverklaring
- 1.
Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om EUR.1- of EUR-MED-certificaten of oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
- 2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer de leveranciersverklaring, de factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.
Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn.
- 3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
- 4.
De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1- of EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED.
Artikel 35. Geschillenbeslechting
Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité van de EER voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Artikel 36. Sancties
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling van de goederen te verkrijgen.
Artikel 37. Vrije zones
- 1.
De overeenkomstsluitende partijen nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
- 2.
In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de EER die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.
Titel VII. Ceuta en melilla
Artikel 38. Toepassing van het protocol
- 1.
De in dit protocol gebruikte term ‘EER’ heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. Onder ‘producten van oorsprong uit de EER’ worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan.
- 2.
Voor de toepassing van Protocol 49 betreffende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 39.
Artikel 39. Bijzondere voorwaarden
- 1.
Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 12, worden beschouwd als:
- 1.
producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
- a)
volledig in Ceuta en Melilla verkregen producten;
- b)
in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
- i)
deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5,
of
- ii)
deze producten van oorsprong zijn uit de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen;
- 2.
producten van oorsprong uit de EER:
- a)
geheel en al in de EER verkregen producten;
- b)
in de EER verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:
- i)
deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5,
of
- ii)
deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen.
- 2.
Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
- 3.
De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt ‘EER’ en ‘Ceuta en Melilla’ in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED.
- 4.
De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.
De bijlagen zijn niet opgenomen.
Aanhangsel A. Alternatieve toepasselijke regels van oorsprong
Regels voor facultatieve toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (‘de PEM-conventie’), in afwachting van de sluiting en de inwerkingtreding van de wijziging van de PEM-conventie |
(‘de regels’ of ‘de overgangsregels’) |
DEFINITIE VAN HET BEGRIP ‘PRODUCTEN VAN OORSPRONG’ EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING |
Inhoudsopgave
- Titel I.
ALGEMENE BEPALINGEN
- Artikel 1.
Definities
- Titel II.
DEFINITIE VAN HET BEGRIP ‘PRODUCTEN VAN OORSPRONG’
- Artikel 2.
Algemene vereisten
- Artikel 3.
Geheel en al verkregen producten
- Artikel 4.
Toereikende be- of verwerking
- Artikel 5.
Tolerantieregel
- Artikel 6.
Ontoereikende be- of verwerking
- Artikel 7.
Cumulatie van oorsprong
- Artikel 8.
Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong
- Artikel 9.
Determinerende eenheid
- Artikel 10.
Stellen en assortimenten
- Artikel 11.
Neutrale elementen
- Artikel 12.
Gescheiden boekhouding
- Titel III.
TERRITORIALITEITSVEREISTEN
- Artikel 13.
Territorialiteitsbeginsel
- Artikel 14.
Niet-wijziging
- Artikel 15.
Tentoonstellingen
- Titel IV.
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
- Artikel 16.
Teruggave of vrijstelling van douanerechten
- Titel V.
BEWIJS VAN OORSPRONG
- Artikel 17.
Algemene vereisten
- Artikel 18.
Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
- Artikel 19.
Toegelaten exporteur
- Artikel 20.
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Artikel 21.
Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Artikel 22.
Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Artikel 23.
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
- Artikel 24.
Vrije zones
- Artikel 25.
Vereisten bij invoer
- Artikel 26.
Invoer in deelzendingen
- Artikel 27.
Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
- Artikel 28.
Verschillen en vormfouten
- Artikel 29.
Leveranciersverklaring
- Artikel 30.
Bedragen in euro's
- Titel VI.
SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJSSTUKKEN
- Artikel 31.
Bewijsstukken, bewaring van de bewijzen van oorsprong en andere stukken
- Artikel 32.
Geschillenregeling
- Titel VII.
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
- Artikel 33.
Kennisgeving en samenwerking
- Artikel 34.
Controle van de bewijzen van oorsprong
- Artikel 35.
Controle van de leveranciersverklaring
- Artikel 36.
Sancties
- Titel VIII.
TOEPASSING VAN HET AANHANGSEL
- Artikel 37.
Liechtenstein
- Artikel 38.
Republiek San Marino
- Artikel 39.
Vorstendom Andorra
- Artikel 40.
Ceuta en Melilla
Lijst van bijlagen
- Bijlage I.
Aantekeningen bij de lijst in bijlage II
- Bijlage II.
Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt
- Bijlage III.
Tekst van de oorsprongsverklaring
- Bijlage IV.
Model van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag voor een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- Bijlage V.
Bijzondere voorwaarden met betrekking tot producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla
- Bijlage VI.
Leveranciersverklaring
- Bijlage VII.
Langlopende leveranciersverklaring
Titel I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van deze regels wordt verstaan onder:
- (a)
‘toepassende overeenkomstsluitende partij’: een overeenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie die deze regels opneemt in haar bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten met een andere overeenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie; hieronder vallen ook de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst;
- (b)
‘hoofdstukken’, ‘posten’ en ‘onderverdelingen’: de hoofdstukken, posten en onderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomenclatuur die het Verdrag over het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (‘geharmoniseerde systeem’) vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;
- (c)
‘ingedeeld’: de indeling van een goed onder een bepaalde post of onderverdeling van het geharmoniseerde systeem;
- (d)
‘zending’: producten die ofwel gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden gezonden,
- (i)
ofwel
- (ii)
vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument vanaf de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van één enkele factuur;
- (e)
‘douaneautoriteiten van de partij of toepassende overeenkomstsluitende partij’ voor de Europese Unie: een douaneautoriteit van een lidstaat van de Europese Unie;
- (f)
‘douanewaarde’: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (WTO-Overeenkomst inzake douanewaarde);
- (g)
‘prijs af fabriek’: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de EER in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd. Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, verwijst de term ‘fabrikant’ naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed.
Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in de EER, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
- (h)
‘onderling vervangbaar materiaal’ of ‘onderling vervangbaar product’: materiaal of product van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken en waartussen geen onderscheid mogelijk is;
- (i)
‘goederen’: zowel materialen als producten;
- (j)
‘vervaardiging’: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;
- (k)
‘materiaal’: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
- (l)
‘maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen’: de maximale hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging te beschouwen als een toereikende be- of verwerking om de oorsprong te verlenen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of onderverdeling;
- (m)
‘product’: het product dat wordt vervaardigd, zelfs indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
- (n)
‘gebied’: het grondgebied, de binnenwateren en de territoriale zee van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst waarop de EER-Overeenkomst betrekking heeft;
- (o)
‘toegevoegde waarde’: de prijs af fabriek van het product verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen waarmee cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de EER voor deze materialen werd betaald;
- (p)
‘waarde van de materialen’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is dit punt van overeenkomstige toepassing.
Titel II. Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong’
Artikel 2. Algemene vereisten
- 1.
Voor de toepassing van de EER-Overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de EER:
- (a)
geheel en al in de EER verkregen producten in de zin van artikel 3;
- (b)
in de EER verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de EER een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 4.
In dit verband worden de gebieden van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst waarop de overeenkomst van toepassing is, als een enkel grondgebied beschouwd.
- 2.
Niettegenstaande lid 1 wordt het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein voor de vaststelling van de oorsprong van de in de tabellen I en II van Protocol nr. 3 genoemde producten geacht geen deel uit te maken van de EER. Deze producten worden uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de EER indien ze geheel en al verkregen zijn op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst of indien ze aldaar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
Artikel 3. Geheel en al verkregen producten
- 1.
Als geheel en al in de EER verkregen worden beschouwd:
- (a)
uit de zeebodem of de ondergrond ervan gewonnen minerale producten en mineraal water;
- (b)
aldaar gekweekte of geoogste producten van het plantenrijk, met inbegrip van waterplanten;
- (c)
aldaar geboren en gehouden levende dieren;
- (d)
producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
- (e)
producten afkomstig van aldaar geboren en gehouden geslachte dieren;
- (f)
producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
- (g)
producten van de aquacultuur, wanneer de vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven, jonge vis of visbroed zijn gekweekt;
- (h)
producten van de zeevisserij en andere buiten een territoriale zee door haar schepen uit de zee gewonnen producten;
- (i)
uitsluitend uit de in punt h) bedoelde producten aan boord van haar fabrieksschepen vervaardigde producten;
- (j)
aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;
- (k)
resten en afval afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;
- (l)
producten gewonnen uit de buiten haar territoriale zee gelegen zeebodem of de ondergrond ervan, mits de partij exclusieve rechten heeft op de exploitatie van deze zeebodem of de ondergrond ervan;
- (m)
goederen die aldaar uitsluitend uit de in de punten a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd.
- 2.
De termen ‘haar schepen’ en ‘haar fabrieksschepen’ in lid 1, punt h) respectievelijk i), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen die aan elk van de volgende vereisten voldoen:
- (a)
zij zijn geregistreerd in een lidstaat van de Europese Unie of in een EVA-staat;
- (b)
zij voeren de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of een EVA-staat;
- (c)
zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
- (i)
zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst, of
- (ii)
zij behoren toe aan vennootschappen die:
- —
hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activiteiten in een lidstaat van de Europese Unie of in een EVA-staat hebben, en
- —
voor ten minste 50 % toebehoren aan de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan.
- 3.
Voor de toepassing van lid 2 worden de EVA-staten geacht één toepassende overeenkomstsluitende partij te vormen.
Artikel 4. Toereikende be- of verwerking
- 1.
Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 6 worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in de EER, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de in lijst in bijlage II genoemde voorwaarden is voldaan.
- 2.
Indien een product dat overeenkomstig lid 1 de oorsprong van de EER heeft verkregen, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet-oorsprongsmaterialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.
- 3.
Voor elk product wordt bepaald of aan de eisen van lid 1 is voldaan.
Wanneer de relevante regel evenwel gebaseerd is op een maximuminhoud van niet-oorsprongsmaterialen, kunnen de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst exporteurs toestemming verlenen om overeenkomstig lid 4 een gemiddelde te berekenen van de prijs af fabriek van het product en de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.
- 4.
Indien het in lid 3, tweede alinea, bedoelde geval van toepassing is, worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek en een gemiddelde waarde van de gebruikte niet-oorsprongsmaterialen berekend respectievelijk op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar en de som van de waarde van alle niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in die overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken, een kortere periode die echter niet minder dan drie maanden kan zijn.
- 5.
Exporteurs die gekozen hebben voor een berekening op basis van gemiddelden, moeten deze methode consistent toepassen in het jaar volgende op het referentieboekjaar dan wel, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden deze methode toe te passen wanneer zij vaststellen dat in een bepaald boekjaar, of in een bepaalde kortere representatieve periode van niet minder dan drie maanden, de schommelingen in de kosten of wisselkoersen die de toepassing van die methode rechtvaardigden, hebben opgehouden.
- 6.
De in lid 4 bedoelde gemiddelden worden gebruikt als respectievelijk de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen, om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.
Artikel 5. Tolerantieregel
- 1.
In afwijking van artikel 4 en met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel mogen niet-oorsprongsmaterialen die volgens de in de lijst in bijlage II opgenomen voorwaarden bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits het totale nettogewicht of de totale waarde niet hoger is dan:
- (a)
15 % van het nettogewicht van het product voor producten die onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 vallen, met uitzondering van verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;
- (b)
15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere dan onder a) vallende producten.
Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem vallen, waarvoor de afwijkingen gelden die in de aantekeningen 6 en 7 van bijlage I vermeld zijn.
- 2.
Lid 1 van dit artikel staat niet toe dat de percentages voor de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen zoals vastgesteld in de regels in de lijst in bijlage II worden overschreden.
- 3.
De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in de EER in de zin van artikel 3. Onverminderd artikel 6 en artikel 9, lid 1, is de in die bepalingen vastgestelde afwijking toch van toepassing op producten waarvoor de regel in de lijst in bijlage II vereist dat de bij de vervaardiging van het product gebruikte materialen geheel en al zijn verkregen.
Artikel 6. Ontoereikende be- of verwerking
- 1.
Onverminderd lid 2 van dit artikel worden de volgende behandelingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan:
- (a)
behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
- (b)
splitsen en samenvoegen van colli;
- (c)
wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
- (d)
strijken of persen van textiel;
- (e)
eenvoudig schilderen en polijsten;
- (f)
ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten en glanzen van granen en rijst;
- (g)
kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;
- (h)
pellen, ontpitten en schillen van noten, vruchten en groenten;
- (i)
aanscherpen, eenvoudig vermalen of versnijden;
- (j)
zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
- (k)
eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;
- (l)
aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
- (m)
eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;
- (n)
mengen van suiker met enige stof;
- (o)
eenvoudig toevoegen van water of verdunnen, drogen of denatureren van producten;
- (p)
eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten;
- (q)
slachten van dieren;
- (r)
twee of meer van de in de punten a) tot en met q) genoemde handelingen tezamen.
- 2.
Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan, ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in de EER heeft ondergaan, samen in aanmerking genomen.
Artikel 7. Cumulatie van oorsprong
- 1.
Onverminderd artikel 2 worden producten beschouwd als van oorsprong uit de EER indien zij aldaar zijn verkregen uit materialen van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij, op voorwaarde dat de in de EER verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen. De materialen hoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan.
- 2.
Indien de in de EER verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven behandelingen, wordt het product dat is verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij, alleen als van oorsprong uit de EER beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende partij die de hoogste waarde vertegenwoordigt van bij de vervaardiging van het eindproduct in de EER gebruikte oorsprongsmaterialen vertegenwoordigt.
- 3.
Onverminderd artikel 2 en met uitzondering van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, worden be- of verwerkingen die in een andere toepassende overeenkomstsluitende partij dan een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst zijn verricht, geacht te zijn verricht in de EER wanneer de daarbij verkregen producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in de EER.
- 4.
Onverminderd artikel 2 worden, uitsluitend voor de bilaterale handel tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst voor producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, be- of verwerkingen die in de invoerende overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst zijn verricht, geacht te zijn verricht in de EER wanneer de producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in de EER.
Voor de toepassing van dit lid worden de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en de Republiek Moldavië als één toepassende overeenkomstsluitende partij beschouwd.
- 5.
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst kunnen er middels een besluit van het Gemengd Comité van de EER gezamenlijk voor kiezen de toepassing te verlengen van lid 3 van dit artikel inzake de invoer van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen.
- 6.
Met het oog op de cumulatie in de zin van de leden 3 tot en met 5 van dit artikel worden producten van oorsprong uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de EER indien de be- of verwerkingen die zij daar hebben ondergaan, meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen.
- 7.
Producten van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende partijen die in de EER geen be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst worden uitgevoerd.
Artikel 8. Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong
- 1.
De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
- (a)
een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is tussen de toepassende overeenkomstsluitende partijen die betrokken zijn bij het verkrijgen van de oorsprong, en de overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst van bestemming, en
- (b)
goederen de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die in deze regels.
- 2.
Kennisgevingen waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, worden gepubliceerd in de Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in een officiële publicatie in andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst, volgens hun eigen procedures.
De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die in deze kennisgevingen is vermeld.
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst verstrekken de Europese Commissie de bijzonderheden over de relevante overeenkomsten met andere toepassende overeenkomstsluitende partijen met inbegrip van de datum van inwerkingtreding van deze regels.
- 3.
Op het bewijs van oorsprong wordt in het Engels de vermelding ‘CUMULATION APPLIED WITH (naam van de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende partij/partijen in het Engels)’ wanneer producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong in overeenstemming met artikel 7.
Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt gebruikt als bewijs van oorsprong, wordt die vermelding aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
- 4.
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst kunnen besluiten om voor de binnen de EER uitgevoerde producten die de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong in overeenstemming met artikel 7, af te zien van de eis om de in lid 3 van dit artikel bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen (1).
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst stellen de Europese Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2, in kennis van de ontheffing.
Artikel 9. Determinerende eenheid
- 1.
De determinerende eenheid voor de toepassing van deze regels is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat:
- (a)
wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
- (b)
wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van deze regels afzonderlijk moet worden genomen.
- 2.
Wanneer volgens algemene regel 5 van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
- 3.
Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met het materieel respectievelijk de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10. Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.
Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt toch als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn, niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.
Artikel 11. Neutrale elementen
Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, hoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:
- (a)
energie en brandstof;
- (b)
fabrieksuitrusting;
- (c)
machines en werktuigen;
- (d)
goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en waarvan het ook niet de bedoeling is dat zij daarin voorkomen.
Artikel 12. Gescheiden boekhouding
- 1.
Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, mogen marktdeelnemers deze materialen beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat zij apart moeten worden opgeslagen.
- 2.
Marktdeelnemers mogen zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare producten van post 1701 beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat de producten apart moeten worden opgeslagen.
- 3.
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst mogen eisen dat voor de toepassing van een gescheiden boekhouding vooraf een vergunning moet worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten. De douaneautoriteiten mogen het verlenen van de vergunning afhankelijk stellen van alle door hen passend geachte voorwaarden en houden toezicht op het gebruik van de vergunning. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken wanneer de houder er op enigerlei wijze oneigenlijk gebruik van maakt of niet aan een van de andere in deze regels vastgestelde voorwaarden voldoet.
Door middel van een gescheiden boekhouding moet worden gegarandeerd dat er te allen tijde niet meer producten als ‘van oorsprong uit de EER’ kunnen worden beschouwd dan het geval zou zijn geweest bij een methode van fysieke scheiding van de voorraden.
De methode van de gescheiden boekhouding wordt toegepast en de toepassing van die methode wordt geregistreerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen die in de overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst van toepassing zijn.
- 4.
De gebruiker van de in de leden 1 en 2 bedoelde methode stelt bewijzen van oorsprong op of vraagt om de afgifte ervan voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd. De begunstigde geeft op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring af over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
Titel III. Territorialiteitsvereisten
Artikel 13. Territorialiteitsbeginsel
- 1.
Aan de in titel II beschreven voorwaarden moet ononderbroken zijn voldaan in de EER.
- 2.
Indien producten van oorsprong uit de EER naar een ander land zijn uitgevoerd en vervolgens terugkeren, worden zij als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
- (a)
de teruggekeerde producten dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde producten, en
- (b)
zij tijdens de periode dat ze in dat land waren of waren uitgevoerd, geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
- 3.
Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door buiten de EER verrichte be- of verwerkingen van uit de EER uitgevoerde en vervolgens wederingevoerde materialen, mits:
- (a)
die materialen geheel en al in de EER zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen, en
- (b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
- (i)
de wederingevoerde producten het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en
- (ii)
de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER verkregen toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
- 4.
Voor de toepassing van lid 3 van dit artikel zijn de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de EER verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel in de lijst in bijlage II een regel is opgenomen met een maximumwaarde voor alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen om de oorsprong van het eindproduct te bepalen, mag de totale waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die in het gebied van de betrokken overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst zijn verwerkt, samen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER verkregen toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.
- 5.
Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder ‘totale toegevoegde waarde’ verstaan alle buiten de EER gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
- 6.
De leden 3 en 4 van dit artikel zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5 als in toereikende mate be- of verwerkt kunnen worden aangemerkt.
- 7.
De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de EER moeten plaatsvinden in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 14. Niet-wijziging
- 1.
De bij de EER-Overeenkomst vastgestelde preferentiële behandeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de eisen van deze regels voldoen en bij invoer zijn aangegeven in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst op voorwaarde dat die producten dezelfde zijn als die welke uit de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst zijn uitgevoerd. Zij mogen op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, of dan de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of documentatie ter naleving van specifieke binnenlandse vereisten van de overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst van invoer, welke behandelingen zijn verricht onder douanetoezicht in het derde land of de derde landen van doorvoer of splitsing, voordat zij tot verbruik worden aangegeven.
- 2.
De producten of zendingen mogen worden opgeslagen op voorwaarde dat zij in het derde land of de derde landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
- 3.
Onverminderd titel V van dit aanhangsel mogen zendingen worden gesplitst op voorwaarde dat zij in het derde land of de derde landen van splitsing onder douanetoezicht blijven.
- 4.
In geval van twijfel kan de overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst van invoer de importeur of diens vertegenwoordiger steeds vragen de nodige documenten voor te leggen waaruit blijkt dat aan de bepalingen van dit artikel is voldaan, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd en met name door:
- (a)
vervoersovereenkomsten zoals cognossementen;
- (b)
feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummers van colli;
- (c)
een certificaat waarin wordt bevestigt dat de goederen geen behandeling hebben ondergaan, afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of de landen van doorvoer of splitsing, of andere stukken waaruit blijkt dat de goederen onder douanetoezicht zijn gebleven in het land of de landen voor doorvoer of splitsing, of
- (d)
ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.
Artikel 15. Tentoonstellingen
- 1.
Op producten van oorsprong die zijn verzonden naar een tentoonstelling in een ander land dan dat waarmee cumulatie van toepassing is overeenkomstig de artikelen 7 en 8, en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in de EER, zijn bij invoer de bepalingen van de EER-Overeenkomst van toepassing mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
- (a)
een exporteur de producten vanuit een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;
- (b)
de exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een andere overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst;
- (c)
de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan, zijn verzonden, en
- (d)
de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
- 2.
Een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld overeenkomstig titel V van dit aanhangsel, en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst van invoer worden ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de voorwaarden waarop de producten waren tentoongesteld.
- 3.
Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
Titel IV. Teruggave of vrijstelling van rechten
Artikel 16. Teruggave of vrijstelling van douanerechten
- 1.
Niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallende producten van oorsprong uit de EER waarvoor overeenkomstig titel V van dit aanhangsel een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
- 2.
Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor volledige of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst van toepassing is op bij de vervaardiging gebruikte materialen, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling uitdrukkelijk of feitelijk toepassing vindt wanneer uit de bovenbedoelde materialen verkregen producten worden uitgevoerd, maar niet wanneer deze producten aldaar tot verbruik worden bestemd.
- 3.
De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet steeds op verzoek van de douaneautoriteiten de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte niet-oorsprongsmaterialen en dat alle douanerechten of heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
- 4.
Het verbod in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst voor producten die de oorsprongsstatus hebben verkregen door toepassing van de in artikel 7, leden 4 of 5, genoemde cumulatie van oorsprong.
Titel V. Bewijs van oorsprong
Artikel 17. Algemene vereisten
- 1.
Producten van oorsprong die in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de EER-Overeenkomst op overlegging van een van de volgende bewijzen van oorsprong:
- (a)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage IV bij dit aanhangsel is opgenomen;
- (b)
in de in artikel 18, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument waarin de producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna ‘oorsprongsverklaring’ genoemd); de tekst van de oorsprongsverklaring is opgenomen in bijlage III bij dit aanhangsel.
- 2.
Niettegenstaande lid 1 van dit artikel komen producten van oorsprong in de zin van deze regels in de in artikel 27 bedoelde gevallen in aanmerking voor de bepalingen van de EER-Overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bewijzen van oorsprong hoeft te worden voorgelegd.
- 3.
Onverminderd lid 1 kunnen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst overeenkomen dat voor de onderlinge preferentiële handel de in lid 1, punten a) en b), van dit artikel genoemde bewijzen van oorsprong worden vervangen door attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs overeenkomstig de interne wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst.
Het gebruik van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs dat door twee of meer toepassende overeenkomstsluitende partijen is overeengekomen, mag het gebruik van diagonale cumulatie met andere toepassende overeenkomstsluitende partijen niet belemmeren.
- 4.
Voor de toepassing van lid 1 kunnen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst overeenkomen om een systeem op te zetten waarmee de in lid 1, punten a) en b), van dit artikel genoemde bewijzen van oorsprong elektronisch kunnen worden afgegeven en/of ingediend.
- 5.
Voor de toepassing artikel 7, indien artikel 8, lid 4, van toepassing is, moet de exporteur die is gevestigd in een toepassende overeenkomstsluitende partij die een bewijs van oorsprong afgeeft of vraagt om afgifte van een bewijs van oorsprong op basis van een ander bewijs van oorsprong waarvoor is afgezien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding op te nemen, alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen.
Artikel 18. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
- 1.
Een oorsprongsverklaring als bedoeld in artikel 17, lid 1, punt b), mag worden opgesteld:
- (a)
door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19, of
- (b)
door andere exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
- 2.
Een oorsprongsverklaring mag worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de EER of een toepassende overeenkomstsluitende partij kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
- 3.
De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
- 4.
Deze oorsprongsverklaring, waarvan de tekst in bijlage III bij dit aanhangsel is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de partij van uitvoer. Indien de oorsprongsverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
- 5.
Oorsprongsverklaringen worden door de exporteur met de hand ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19 hoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.
- 6.
Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft (‘de oorsprongsverklaring achteraf’), maar moet binnen twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft, in het land van invoer worden aangeboden.
Wanneer een zending overeenkomstig artikel 14, lid 3, wordt gesplitst en op voorwaarde dat dezelfde termijn van twee jaar wordt nagekomen, wordt de oorsprongsverklaring achteraf opgesteld door de toegelaten exporteur van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst van de producten.
Artikel 19. Toegelaten exporteur
- 1.
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst mogen, met inachtneming van de nationale voorschriften, een in die overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst gevestigde exporteur (‘de toegelaten exporteur’) vergunning verlenen om oorsprongsverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
- 2.
Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle nodige garanties bieden met betrekking tot de controle van de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
- 3.
De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergunningnummer toe dat op de oorsprongsverklaring moet worden vermeld.
- 4.
De douaneautoriteiten zien toe op het juiste gebruik van de vergunning. Zij kunnen de vergunning intrekken als de toegelaten exporteur er oneigenlijk gebruik van maakt en trekken deze in als de toegelaten exporteur niet langer de in lid 2 bedoelde garanties biedt.
Artikel 20. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- 1.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger.
- 2.
Te dien einde vult de exporteur of zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in, waarvan de modellen in bijlage IV bij dit aanhangsel zijn opgenomen. Die formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de EER-Overeenkomst is opgesteld en in overeenstemming met de bepalingen van het nationale recht van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst. Worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De producten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat er regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgehaald.
- 3.
Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bevat in vak 7 de verklaring in het Engels ‘TRANSITIONAL RULES’.
- 4.
Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
- 5.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst indien de betrokken producten beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
- 6.
De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de oorsprong van de producten te controleren en om na te gaan of aan alle andere eisen van deze regels is voldaan. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 van dit artikel bedoelde formulieren naar behoren zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
- 7.
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
- 8.
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden of het gewaarborgd is dat dit zal gebeuren.
Artikel 21. Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- 1.
Niettegenstaande artikel 20, lid 8, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien:
- (a)
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is afgegeven;
- (b)
ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;
- (c)
de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 14, lid 3;
- (d)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR.MED is afgegeven overeenkomstig de regels van de PEM-conventie voor producten die volgens deze regels ook van oorsprong zijn; de exporteur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product volgens deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen, of
- (e)
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van toepassing van artikel 8, lid 4, en bij invoer in een andere toepassende overeenkomstsluitende partij moet artikel 8, lid 3, worden toegepast.
- 2.
Voor de toepassing van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de redenen voor zijn aanvraag.
- 3.
De douaneautoriteiten kunnen tot twee jaar na de datum van uitvoer tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, maar pas nadat zij hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
- 4.
In aanvulling op het vereiste krachtens artikel 20, lid 3, wordt op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in het Engels de volgende vermelding aangebracht: ‘ISSUED RETROSPECTIVELY’.
- 5.
De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 22. Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
- 1.
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
- 2.
In aanvulling op het vereiste krachtens artikel 20, lid 3, wordt op het overeenkomstig lid 1 van dit artikel afgegeven duplicaat de volgende vermelding in het Engels aangebracht: ‘DUPLICATE’.
- 3.
De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
- 4.
Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.
Artikel 23. Geldigheid van het bewijs van oorsprong
- 1.
Een bewijs van oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte of opstelling in de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst en moet binnen deze periode aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst worden voorgelegd.
- 2.
Bewijzen van oorsprong die na afloop van de in lid 1 genoemde geldigheidsduur aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst worden voorgelegd, kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
- 3.
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór afloop van voornoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 24. Vrije zones
- 1.
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
- 2.
Wanneer, in afwijking van lid 1, producten van oorsprong uit de EER of een toepassende overeenkomstsluitende partij onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone worden ingevoerd en daar een be- of verwerking ondergaan, mag een nieuw bewijs van oorsprong worden afgegeven of opgesteld, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met deze regels.
Artikel 25. Vereisten bij invoer
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.
Artikel 26. Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27. Vrijstellingen van het bewijs van oorsprong
- 1.
Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong hoeft te worden voorgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan elk handelskarakter ontbreekt, er is aangegeven dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze regels voldoen en er geen twijfel bestaat over de juistheid van die aangifte.
- 2.
Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt wordt verstaan:
- (a)
incidentele invoer;
- (b)
de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;
- (c)
uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.
- 3.
De totale waarde van die producten mag niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28. Verschillen en vormfouten
- 1.
Geringe verschillen tussen de gegevens op een bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dat document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
- 2.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, leiden er niet toe dat de documenten als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in die documenten.
Artikel 29. Leveranciersverklaring
- 1.
Wanneer in een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven of een oorsprongsverklaring is opgesteld voor oorsprongsproducten bij de vervaardiging waarvan overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 7, lid 4, goederen uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij zijn gebruikt die daar een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die voor deze goederen overeenkomstig dit artikel is afgegeven.
- 2.
De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking die de betrokken goederen in de EER of in een toepassende overeenkomstsluitende partij hebben ondergaan, bij de beoordeling of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
- 3.
Behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen stelt de leverancier voor iedere zending goederen een afzonderlijke leveranciersverklaring op in de in bijlage VI omschreven vorm op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.
- 4.
Wanneer een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in de EER of in een toepassende overeenkomstsluitende partij naar verwachting gedurende een periode constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring opstellen (‘langlopende leveranciersverklaring’, elders ook ‘leveranciersverklaring voor herhaald gebruik’) ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen. Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk maximaal twee jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring wordt opgesteld, stellen de voorwaarden vast waaronder verklaringen met een langere geldigheidsduur mogen worden opgesteld. De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier opgesteld in de in bijlage VII omschreven vorm en de goederen worden daarin voldoende nauwkeurig omschreven om ze te kunnen identificeren. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop zij betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.
- 5.
De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaringen worden getypt of gedrukt in een van de talen van de EER-Overeenkomst, overeenkomstig het nationale recht van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring wordt opgesteld, en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden geschreven; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
- 6.
De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring is opgesteld, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
Artikel 30. Bedragen in euro's
- 1.
Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, punt b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in euro's van de bedragen in de nationale valuta's van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
- 2.
Artikel 18, lid 1, punt b), of artikel 27, lid 3, is van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
- 3.
De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de bedragen in euro's op de eerste werkdag van de maand oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commissie uiterlijk 15 oktober meegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
- 4.
Een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro's uitgedrukt bedrag in zijn nationale valuta, naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 % afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een partij mag de tegenwaarde in haar nationale valuta van een in euro's uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien de omrekening van dit bedrag bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde leidt. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
- 5.
Op verzoek van een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst worden de bedragen in euro's door het Gemengd Comité van de EER herzien. Bij een dergelijke herziening onderzoekt het Gemengd Comité van de EER of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro's uitgedrukte bedragen te wijzigen.
Titel VI. Samenwerkingsbeginselen en bewijsstukken
Artikel 31. Bewijsstukken, bewaring van de bewijzen van oorsprong en andere stukken
- 1.
Een exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 heeft aangevraagd, bewaart gedurende een periode van ten minste drie jaar na de datum van afgifte of opstelling van de oorsprongsverklaring een papieren of elektronische versie van dit bewijs van oorsprong, alsmede alle stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn.
- 2.
De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar.
De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de betrokken afnemer gezonden verklaring betrekking heeft, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop de langlopende leveranciersverklaring vervalt.
- 3.
Voor de toepassing van lid 1 vallen onder stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn onder meer:
- (a)
een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door hem verrichte be- of verwerkingen om het product te verkrijgen;
- (b)
in de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
- (c)
in de desbetreffende overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de be- of verwerking van materialen in die overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst staven;
- (d)
in de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst in overeenstemming met deze regels afgegeven of opgestelde oorsprongsverklaringen of certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
- (e)
passende bewijsstukken betreffende de be-of verwerking buiten de EER door toepassing van artikel 13 en 14 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan.
- 4.
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 20, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
- 5.
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst bewaren de oorsprongsverklaringen en de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die bij hen werden ingediend, gedurende ten minste drie jaar.
- 6.
Een leveranciersverklaring ten bewijze van de be- of verwerking van gebruikte materialen in een toepassende overeenkomstsluitende partij of in de EER, opgesteld in die toepassende overeenkomstsluitende partij of in de EER, wordt behandeld als een in artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 29, lid 6, bedoeld document dat moet staven dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn gedekt, als van oorsprong uit die toepassende overeenkomstsluitende partij of uit de EER kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
Artikel 32. Geschillenregeling
Indien er een geschil rijst in verband met de in de artikelen 34 en 35 beschreven controleprocedures, of in verband met de interpretatie van dit aanhangsel, dat niet kan worden geregeld tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die die controle moeten uitvoeren, wordt dit voorgelegd aan het Gemengd Comité van de EER.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst is in alle gevallen de wetgeving van dat land van toepassing.
Titel VII. Administratieve samenwerking
Artikel 33. Kennisgeving en samenwerking
- 1.
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst verstrekken elkaar specimens van de afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, voorbeelden van de aan toegelaten exporteurs toegekende vergunningnummers en de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en oorsprongsverklaringen.
- 2.
Ten behoeve van de correcte toepassing van deze regels verlenen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij het controleren van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de oorsprongsverklaringen of de leveranciersverklaringen en van de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 34. Controle van de bewijzen van oorsprong
- 1.
Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd of ook wanneer de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
- 2.
Wanneer zij een verzoek om controle achteraf indienen, zenden de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de oorsprongsverklaring of een kopie van deze documenten terug aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst, indien van toepassing onder vermelding van de redenen van het verzoek om controle. Zij verstrekken bij dit verzoek alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
- 3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van uitvoer bij de EER-Overeenkomst. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten.
- 4.
Indien de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij van invoer bij de EER-Overeenkomst besluiten de preferentiële behandeling in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
- 5.
De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, worden zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, en of de betrokken producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de EER en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
- 6.
Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de verzoekende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 35. Controle van de leveranciersverklaring
- 1.
Leveranciersverklaringen of langlopende leveranciersverklaringen kunnen achteraf steekproefsgewijs worden gecontroleerd of ook wanneer de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst waar die verklaringen in aanmerking zijn genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring, gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
- 2.
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de in lid 1 bedoelde partij de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring en de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door die verklaring zijn gedekt, terug aan de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen van het verzoek om controle.
Zij verstrekken bij dit verzoek om controle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring onjuist zijn.
- 3.
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig acht.
- 4.
De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, worden zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten hen in staat stellen te bepalen of en in hoeverre deze verklaring in aanmerking kon worden genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring.
Artikel 36. Sancties
Elke overeenkomstsluitende partij bij de EER-Overeenkomst voorziet in het opleggen van straf-, civiel- of bestuursrechtelijke sancties voor schendingen van haar nationale wetgeving met betrekking tot deze regels.
Titel VIII. Toepassing van aanhangsel A
Artikel 37. Liechtenstein
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit Liechtenstein als gevolg van de douane-unie tussen Zwitserland en Liechtenstein geacht van oorsprong te zijn uit Zwitserland.
Artikel 38. Republiek San Marino
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit de Republiek San Marino als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en de Republiek San Marino geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 39. Vorstendom Andorra
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit het Vorstendom Andorra dat is ingedeeld onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem, als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 40. Ceuta en Melilla
- 1.
Voor de toepassing van deze regels heeft de term ‘EER’ geen betrekking op Ceuta en Melilla.
- 2.
Voor de toepassing van Protocol nr. 49 bij de EER-Overeenkomst zijn deze regels van overeenkomstige toepassing op de producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van bijlage V.
De bijlagen zijn niet opgenomen.
Voetnoten
Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo overeenkomstig Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad.
Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina, Syrië, Tunesië, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.)
De overeenkomstsluitende partijen bij de EER-Overeenkomst komen overeen af te zien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen.