Hof 's-Gravenhage, 03-11-2011, nr. 15-634170-05
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3211
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
03-11-2011
- Zaaknummer
15-634170-05
- LJN
BU3211
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BU3211, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 03‑11‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7326
Uitspraak 03‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Beslissingen ten aanzien van voorbereiding Schipholbrand-zaak
Partij(en)
Rolnummer: 22-006615-10
Parketnummer: 15-634170-05
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
(gedeelte van het) Proces-verbaal
van de op 3 november 2011 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof in de zaak tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Libië),
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
(verdacht van het veroorzaken van de brand op 26 oktober 2005 in het Detentie- en Uitzetcentrum Schiphol-Oost).
Tegenwoordig zijn:
mr. G.P.A. Aler, voorzitter,
mr. N. Schaar en mr. T.W.H.E. Schmitz, leden,
mr. D. Jeras, advocaat-generaal,
mr. H. Biemond, griffier.
Het hof hervat het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin dat zich op het tijdstip van de schorsing ervan op 10 oktober 2011 (de regiezitting) bevond.
De voorzitter deelt mede:
Ter terechtzitting van 10 oktober 2011 heeft het hof kenbaar gemaakt dat het voornemens is om het onderzoek ter terechtzitting in twee fasen te laten plaatsvinden. Het hof wil zich, na kennis te hebben genomen van het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging dienaangaande, eerst een oordeel ten gronde vormen over de vraag of de verdachte, uitgaande van het hem in de tenlastelegging verweten handelen, een strafrechtelijk verwijt -in termen van opzet en schuld- kan worden gemaakt alvorens, indien daartoe dan nog aanleiding bestaat, vast te stellen of de verdachte heeft gehandeld zoals hem ten laste is gelegd en of dit handelen (mede) als oorzaak van de brand valt aan te merken. Bij de beantwoording van de vraag naar het strafrechtelijk verwijt zal dan worden uitgegaan van aan het dossier te ontlenen hypothesen over het handelen van de verdachte en het verband dat dit heeft met het ontstaan van de brand. De juistheid van die hypothesen zal worden getoetst indien het veronderstelde handelen van de verdachte naar het oordeel van het hof opzet dan wel schuld oplevert.
De verdediging heeft te kennen gegeven zich niet in het voornemen van het hof te kunnen vinden omdat de verdachte een oordeel wenst over de vraag of de brand al dan niet door zijn handelen is veroorzaakt, aan welk oordeel het hof niet toekomt wanneer het opzet dan wel schuld niet bewezen acht.
De verdediging heeft subsidiair verzocht dr. ir. Van Gelder, statisticus, op grond van de resultaten van de door Efectis uitgevoerde proeven onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid dat een shagje onder de gegeven omstandigheden brand kan veroorzaken, welk onderzoek zo nodig dient te worden voorafgegaan door aanvullend empirisch onderzoek.
De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de voorgenomen fasering van het onderzoek ter terechtzitting. De advocaat-generaal heeft voorts te kennen gegeven dat hij het noodzakelijk acht dat eerst proeven worden gedaan
- -
bijvoorbeeld door TNO- waarbij -kort samengevat- het brandgenererend vermogen van zowel shagjes als sigaretten in de gegeven omstandigheden wordt onderzocht, alvorens de vraag wordt beantwoord of er sprake is van opzet dan wel schuld. Bij dat onderzoek zou een statisticus kunnen worden betrokken die een kansberekening zou kunnen maken omtrent de vraag in hoeverre een weggeworpen sigaret of shagje brand kan veroorzaken.
De advocaat-generaal heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dient te worden gehoord omdat hij van de verdachte wenst te horen wat deze zich nog herinnert en bovendien niet kan worden uitgesloten dat de verdachte thans in hoger beroep een andere verklaring aflegt. De advocaat-generaal meent dat, mede in verband met het verkrijgen van toestemming van de Immigratie- en Naturalisatiedienst voor verblijf van de ongewenst verklaarde verdachte in Nederland, de persoonlijke verschijning van de verdachte dient te worden gelast.
Het hof beslist als volgt.
Ten aanzien van de fasering van het onderzoek ter terechtzitting
Het hof stelt voorop dat de tenlastelegging het uitgangspunt vormt bij de beoordeling van het handelen van de verdachte in termen van opzet en schuld. In geval van fasering wordt er veronderstellenderwijs van uitgegaan dat de verdachte heeft gehandeld zoals hem ten laste is gelegd. Het hof benadrukt dat het een scenario betreft, dat aan de zich in het dossier bevindende processen-verbaal, deskundigenrapporten en andere geschriften wordt ontleend, en dat het scenario in een tweede fase ten volle op juistheid zal worden getoetst.
Ten aanzien van de wens van de verdachte om in het onderhavige strafproces antwoord te krijgen op de vraag of de brand door zijn handelen is veroorzaakt, overweegt het hof dat daarbij wordt miskend dat het Nederlandse strafprocesrecht vrijspraak wegens gebleken onschuld als zodanig niet kent. Zodra gerede twijfel bestaat omtrent de toereikendheid en/of de overtuigende waarde van het bewijs van het door het openbaar ministerie gemaakte verwijt, dient vrijspraak te volgen. Het hof ziet derhalve in hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht geen aanleiding om af te zien van de voorgenomen fasering van het onderzoek ter terechtzitting.
Ten aanzien van het verzoek tot empirisch onderzoek naar het brandgenererend vermogen van shagjes
Met de advocaat-generaal acht het hof het, in aanmerking genomen de beperkingen van het door Efectis verrichte onderzoek, alsmede de kritiek op dat onderzoek, noodzakelijk dat opnieuw empirisch onderzoek wordt verricht naar het "brandgenererend vermogen" van shagjes. De uitkomst van dat empirische onderzoek zou moeten opleveren een statistisch verantwoorde uitspraak over de orde van grootte van de kans dat het veronderstelde handelen van de verdachte brand tot gevolg heeft.
De proeven dienen -vanzelfsprekend- te worden uitgevoerd aan de hand van aan het dossier te ontlenen randvoorwaarden. Het hof denkt hierbij aan:
- a)
het gebruik van -niet gedroogde- half zware shag van het merk Van Nelle;
- b)
het gebruik van Rizla Blauw en Mascotte vloeipapier (laatstgenoemde vloeipapier wordt vermeld in het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 9 november 2005, p. 6);
- c)
het gebruik van lakens en toiletpapier zoals deze ten tijde van de brand in de K-vleugel van het Detentie- en Uitzetcentrum Schiphol-Oost werden gebruikt;
- d)
het hanteren van een 'wachttijd' van 0, 20, 40 respectievelijk 60 seconden (in verband met de subjectieve beleving van tijd) alvorens het shagje na het laatste trekje weg te werpen.
De advocaat-generaal en de verdediging zullen op een nadere terechtzitting in de gelegenheid worden gesteld om hun visie op de ten behoeve van de onderzoeksopdracht door het hof te formuleren randvoorwaarden naar voren te brengen. Het hof is voornemens dit onderzoek te laten uitvoeren door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Derhalve wenst het hof ir. Lelieveld van het NFI op de nadere terechtzitting te horen over de uitvoerbaarheid van de nog nader te formuleren, hierboven aangeduide onderzoeksopdracht. Desgeraden kan ir. Lelieveld zich op de nadere terechtzitting laten vergezellen door een statisticus van het NFI.
Daarbij ontvangt het hof ook graag voorstellen over de wijze waarop met praktische aspecten zou moeten worden omgegaan, zoals: de dichtheid en dikte van de te rollen shagjes, het aantal malen dat daardoor lucht moet worden opgezogen, de hoeveelheid lucht die moet worden opgezogen en de snelheid waarmee dit dient te gebeuren. Het hof zal het op prijs stellen indien ir. Lelieveld voorafgaande aan de na te noemen nadere terechtzitting schriftelijk zou kunnen aangeven op welke wijze deze en andere aspecten van de onderzoeksopdracht nadere invulling zouden kunnen krijgen.
Het hof zal zich tevens graag door ir. Lelieveld laten voorlichten -zo mogelijk al voorafgaand aan de nadere terechtzitting in geschrifte- over de voorwaarden (zoals met betrekking tot ontbrandingstemperatuur en ontstekingsenergie) waaronder een smeulbrand, respectievelijk dan wel vervolgens een verbranding met vlammen in het algemeen kan ontstaan.
Voorts wordt het hof graag door hem voorgelicht over de mechanismen die ertoe (kunnen) leiden dat bepaald vloeipapier (zoals Rizla blauw, volgens de website qua 'brandsnelheid') en sigaretten (volgens de media per medio november a.s. ingevolge EU-regelgeving verplicht) 'zelfdovend' zijn.
Ten aanzien van het verzoek tot empirisch onderzoek naar het brandgenererend vermogen van sigaretten
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van
- 10.
oktober 2011 een alternatief scenario geformuleerd, maar desgevraagd op geen enkele wijze aangegeven waar in het dossier zelfstandig steun kan worden gevonden voor het scenario waarin de brand is veroorzaakt door het weggooien van een brandende sigaret (dan wel door het opzettelijk in contact brengen van brandbaar materiaal met een warmtebron, zoals een aansteker).
Het hof stelt vast dat de verklaringen van de verdachte geen enkele steun bieden voor die scenario's. De verdachte heeft zowel tegenover de politie en de rechter-commissaris, als ter terechtzitting van de rechtbank in Haarlem en van het hof in Amsterdam steeds verklaard dat hij in de nacht van de brand een (in Rizla blauw gerold) shagje gedeeltelijk heeft opgerookt, dat hij dit shagje 30 tot 60 seconden in zijn handen heeft gehouden en dat hij het vervolgens heeft weggeworpen of weggeschoten (in de richting van de vloer naar de prullenbak).
Het scenario van de peuk van een shagje is door Efectis empirisch onderzocht. Dit scenario lag ook ten grondslag aan het requisitoir van de officier van justitie en het vonnis van de rechtbank. Ook de advocaat-generaal bij het ressortsparket in Amsterdam verwijst in zijn requisitoir naar dit scenario (dat het gerechtshof te Amsterdam vervolgens in zijn arrest mede ten grondslag aan zijn beslissing legt).
De noodzaak van empirisch onderzoek naar het brandgenererend vermogen van sigaretten is het hof, gelet op het dossier en hetgeen door de advocaat-generaal naar voren is gebracht, niet gebleken.
De enkele omstandigheid dat in de visie van de advocaat-generaal een technische oorzaak valt uit te sluiten en dat het zijns inziens daarom niet anders kan zijn dan dat de oorzaak van de brand is gelegen in enig handelen van de verdachte, brengt naar het oordeel van het hof thans niet de noodzaak mee om onderzoek te entameren naar -in zoverre- willekeurige theoretische mogelijkheden van een brand die zijn oorsprong in enig handelen van de verdachte zou kunnen vinden.
Het verzoek wordt mitsdien afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek tot statistisch onderzoek door dr. ir. Van Gelder
Nu opnieuw empirisch onderzoek zal worden verricht, gaat het hof ervan uit dat de verdediging het verzoek tot statistisch onderzoek door dr. ir. Van Gelder op basis van de door Efectis op 7 mei 2007 uitgevoerde proeven niet handhaaft.
Ten aanzien van het aanwezigheidsrecht van de verdachte
De verdediging heeft ter terechtzitting van
- 10.
oktober 2011 -kort samengevat- het volgende naar voren gebracht met betrekking tot de afwezigheid van de verdachte. De thans in Libië wonende verdachte is op 8 september 2009 ongewenst verklaard en op
18 september 2009 Nederland uitgezet. De Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft de verdachte desgevraagd niet willen toezeggen dat hij niet in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld wanneer hij naar Nederland komt om bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep aanwezig te zijn. Het verzoek om de ongewenstverklaring bij voorlopige voorziening te schorsen is door de rechtbank afgewezen. Er wordt nog dagelijks geschoten in Tripoli. De vliegvelden in Libië zijn gesloten en een reis naar een vliegveld in Tunesië is gevaarlijk en duur.
Het hof heeft kennis genomen van de keuze van de verdachte om vanwege deze omstandigheden niet ter terechtzitting te verschijnen. Die keuze wordt door het hof gerespecteerd.
Ten aanzien van het gelasten van de persoonlijke verschijning van de verdachte
Hetgeen de advocaat-generaal hieromtrent naar voren heeft gebracht vormt, nog daargelaten de door de verdediging geschetste risico's, naar 's hofs oordeel onvoldoende grond om -bezien vanuit de belangen van de strafvordering- de persoonlijke verschijning van de verdachte te gelasten.
Het verzoek wordt mitsdien afgewezen.
Ambtshalve
Het hof verzoekt de advocaat-generaal:
- -
De Dienst Justitiële Inrichtingen tijdig voor aanvang van het empirisch onderzoek te laten rapporteren over de productspecificaties van het ten tijde van de brand aan de bewoners van de
K-vleugel van het Detentie- en Uitzetcentrum Schiphol-Oost verstrekte toiletpapier, over de samenstelling van de toentertijd in de K-vleugel gebruikte lakens, van welk toiletpapier en welke lakens bovendien zo mogelijk enkele exemplaren ten behoeve van het onderzoek beschikbaar dienen te worden gesteld , alsmede over het toentertijd in de K-vleugel geldende rookbeleid, waarbij dient te worden aangegeven of en zo ja welke specifieke tabakswaren en ontstekingsmiddelen in de cellen in de K-vleugel waren toegestaan;
- -
Tijdig voor de inhoudelijke behandeling in de eerste fase aan het dossier toe te voegen productinformatie betreffende de zelfdovendheid van Rizla blauw, Rizla oranje en Mascotte, zoals deze gold ten tijde van de brand, alsook informatie over de EU-richtlijn betreffende zelfdovende sigaretten en daaraan ten grondslag liggende onderzoeken;
- -
Ervoor zorg te dragen dat eventueel nog aanwezige stukken van overtuiging worden veiliggesteld en mitsdien niet worden vernietigd.
De voorzitter deelt mede dat de beslissingen op de overige, schriftelijk kenbaar gemaakte, verzoeken worden aangehouden.
Het gerechtshof schorst hierop het onderzoek tot de terechtzitting van 13 februari 2012 te 10.00 uur.