NJB 2021/2821
Beraadslaging in hoger beroep, bedoeld in de art. 348 en 350, naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en naar aanleiding van het onderzoek in eerste aanleg, art. 422 lid 2 Sv: in casu is daarvan in voldoende mate sprake. Dit is niet anders doordat het hof een door een toenmalige raadsman van de verdachte eerder gevoerde verweren en ingenomen standpunten later niet als gehandhaafd heeft beschouwd en grotendeels onbesproken heeft gelaten.
HR 19-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1419
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/01898
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1419, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑10‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:807, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2021
- Wetingang
(art. 422 Sv)
Essentie
Beraadslaging in hoger beroep, bedoeld in de art. 348 en 350, naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en naar aanleiding van het onderzoek in eerste aanleg, art. 422 lid 2 Sv: in casu is daarvan in voldoende mate sprake. Dit is niet anders doordat het hof een door een toenmalige raadsman van de verdachte eerder gevoerde verweren en ingenomen standpunten later niet als gehandhaafd heeft beschouwd en grotendeels onbesproken heeft gelaten.
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – onder meer verkrachting. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.