Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2015/2283 betreffende nieuwe voedingsmiddelen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2015
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 327 (uitgifte: 11-12-2015, regelingnummer: 2015/2283)
- Inwerkingtreding
31-12-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 327 (uitgifte: 11-12-2015, regelingnummer: 2015/2283)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt, dat een belangrijke bijdrage levert aan de gezondheid en het welzijn van de burgers en aan hun sociale en economische belangen. Verschillen tussen de nationale wetgevingen ten aanzien van de veiligheidsbeoordeling en de toelating van nieuwe voedingsmiddelen kunnen een belemmering vormen voor het vrije verkeer van deze levensmiddelen en daardoor rechtsonzekerheid en oneerlijke concurrentievoorwaarden scheppen.
- (2)
Bij de uitvoering van het levensmiddelenbeleid van de Unie dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van de consumentenbelangen alsmede de goede werking van de interne markt te worden gewaarborgd, terwijl tegelijkertijd dient te worden gezorgd voor transparantie. Een hoog beschermingsniveau en een betere milieukwaliteit zijn doelstellingen van de Unie die in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zijn vastgesteld. Het is van belang dat in alle Uniewetgeving, met inbegrip van deze verordening, rekening wordt gehouden met die doelstellingen.
- (3)
De levensmiddelenwetgeving van de Unie is ook van toepassing op nieuwe voedingsmiddelen die in de Unie in de handel worden gebracht, met inbegrip van nieuwe voedingsmiddelen die uit derde landen worden ingevoerd.
- (4)
De voorschriften van de Unie voor nieuwe voedingsmiddelen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (3) en bij Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (4). Die voorschriften moeten worden bijgewerkt om de bestaande vergunningsprocedures te vereenvoudigen en rekening te houden met recente ontwikkelingen in het Unierecht en met de vooruitgang van de technologie. De Verordeningen (EG) nr. 258/97 en (EG) nr. 1852/2001 moeten worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.
- (5)
Levensmiddelen die voor technologische doeleinden zijn bestemd alsook genetisch gemodificeerde levensmiddelen die al onder andere handelingen van de Unie vallen, mogen niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Daarom moeten genetisch gemodificeerde levensmiddelen waarop Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (5) van toepassing is, levensmiddelenenzymen waarop Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6) van toepassing is, levensmiddelen die uitsluitend worden gebruikt als additieven waarop Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing is (7), levensmiddelenaroma's waarop Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad (8) van toepassing is en extractiemiddelen waarop Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing is, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.
- (6)
De bestaande definitie van nieuwe voedingsmiddelen in Verordening (EG) nr. 258/97 moet worden verduidelijkt en bijgewerkt door een verwijzing naar de algemene definitie van levensmiddelen in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (10).
- (7)
Om te zorgen voor continuïteit met de voorschriften in Verordening (EG) nr. 258/97, moet als één van de criteria om te bepalen of een levensmiddel een nieuw voedingsmiddel is, blijven gelden dat het niet vóór de datum van inwerkingtreding van die verordening, namelijk 15 mei 1997, in significante mate binnen de Unie voor menselijke voeding is gebruikt. Met gebruik binnen de Unie wordt ook gebruik in de lidstaten bedoeld, ongeacht de datums waarop deze tot de Unie zijn toegetreden.
- (8)
Het toepassingsgebied van deze verordening moet in principe hetzelfde blijven als dat van Verordening (EG) nr. 258/97. Het is echter gepast om, op basis van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die zich sinds 1997 hebben voorgedaan, de categorieën levensmiddelen die nieuwe voedingsmiddelen zijn te herzien, te verduidelijken en bij te werken. Tot die categorieën moeten hele insecten en delen daarvan behoren. Er moeten onder meer categorieën zijn voor levensmiddelen met een nieuwe of doelbewust gemodificeerde primaire molecuulstructuur, alsook voor levensmiddelen die afkomstig zijn van celcultuur of weefselkweek welke zijn afgeleid van dieren, planten, micro-organismen, schimmels of algen, voor levensmiddelen die verkregen zijn uit micro-organismen, schimmels of algen en voor levensmiddelen van minerale oorsprong. Er moet ook een categorie zijn voor voedingsmiddelen uit planten die verkregen zijn door niet-traditionele vermeerderingsmethoden wanneer die methoden niet leiden tot significante veranderingen van de samenstelling of structuur van het levensmiddel waardoor hun voedingswaarde, de wijze waarop zij worden gemetaboliseerd of hun gehalte aan ongewenste stoffen wordt beïnvloed. Onder de definitie van ‘nieuwe voedingsmiddelen’ kunnen ook levensmiddelen vallen die bestaan uit bepaalde micellen of liposomen.
- (9)
Opkomende technologieën die bij de productie van levensmiddelen worden toegepast, kunnen van invloed zijn op de levensmiddelen en bijgevolg ook op de voedselveiligheid. Daarom moet in deze verordening tevens nader worden gespecificeerd dat een levensmiddel als een ‘nieuw voedingsmiddel’ moet worden beschouwd wanneer het het resultaat is van een productieprocedé dat vóór 15 mei 1997 binnen de Unie nog niet in het kader van levensmiddelenproductie werd toegepast en dat significante veranderingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen veroorzaakt die hun voedingswaarde, de wijze waarop zij worden gemetaboliseerd of hun gehalte aan ongewenste stoffen beïnvloeden.
- (10)
Om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van de belangen van de consument te waarborgen, moeten voor de toepassing van deze verordening levensmiddelen die bestaan uit technisch vervaardigd nanomateriaal ook als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd. De huidige definitie van ‘technisch vervaardigd nanomateriaal’ is te vinden in Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11). Voor de consistentie en samenhang is het van belang ervoor te zorgen dat er in de levensmiddelenwetgeving één definitie van technisch vervaardigd nanomateriaal wordt gebruikt. Het aangewezen wetgevingskader om die definitie in op te nemen is deze verordening. De definitie van technisch vervaardigd nanomateriaal en de daarmee samenhangende toekenning van gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie moeten derhalve uit Verordening (EU) nr. 1169/2011 worden geschrapt en worden vervangen door een verwijzing naar de definitie in deze verordening. Ook moet in deze verordening worden bepaald dat de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen de in deze verordening vastgestelde definitie van technisch vervaardigd nanomateriaal bijwerkt en aanpast aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan internationaal overeengekomen definities.
- (11)
Vitaminen, mineralen en andere stoffen die bestemd zijn voor gebruik in voedingssupplementen overeenkomstig Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) en Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad (13), of in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, bewerkte levensmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing overeenkomstig Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14), moeten, wanneer zij onder de in deze verordening opgenomen definitie van ‘nieuwe voedingsmiddelen’ vallen, ook overeenkomstig deze verordening worden beoordeeld.
- (12)
Wanneer vitaminen, mineralen of andere stoffen die overeenkomstig Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 of Verordening (EU) nr. 609/2013 het resultaat zijn van een productieprocedé dat vóór 15 mei 1997 binnen de Unie nog niet in het kader van levensmiddelenproductie werd toegepast en dat significante veranderingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen veroorzaakt die hun voedingswaarde, de wijze waarop zij worden gemetaboliseerd of hun gehalte aan ongewenste stoffen beïnvloeden, of wanneer die vitaminen, mineralen of andere stoffen een technisch vervaardigd nanomateriaal bevatten of daaruit bestaan, moeten zij voor de toepassing van deze verordening als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd en moeten zij eerst worden herbeoordeeld overeenkomstig deze verordening en vervolgens overeenkomstig de desbetreffende specifieke wetgeving.
- (13)
Wanneer een levensmiddel vóór 15 mei 1997 uitsluitend gebruikt werd als of in een voedingssupplement, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG, moet worden toegestaan dat het na die datum voor hetzelfde gebruik in de Unie in de handel wordt gebracht, daar het niet als nieuw voedingsmiddel voor de toepassing van deze verordening dient te worden beschouwd. Bij de beoordeling of het levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, dient echter geen rekening te worden gehouden met dat gebruik als of in een voedingssupplement. Op ander gebruik van het betrokken levensmiddel dan als of in een voedingssupplement, moet deze verordening bijgevolg van toepassing zijn.
- (14)
Levensmiddelen die afkomstig zijn van kloondieren zijn geregeld bij Verordening (EG) nr. 258/97. Het is van wezenlijk belang dat er gedurende de overgangsperiode na de beëindiging van de toepassing van Verordening (EG) nr. 258/97 geen rechtsonzekerheid ontstaat over het in de handel brengen van levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn. Levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn moeten daarom, totdat er specifieke wetgeving betreffende levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn in werking treedt, binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen als levensmiddelen van dieren die zijn verkregen door middel van niet-traditionele teeltmethoden, en moeten overeenkomstig de van kracht zijnde Uniewetgeving op passende wijze geëtiketteerd worden voor de eindgebruiker.
- (15)
Het in de Unie in de handel brengen van traditionele levensmiddelen uit derde landen waarvan de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in een derde land is aangetoond, moet worden vergemakkelijkt. Die levensmiddelen moeten gedurende ten minste 25 jaar in ten minste één derde land zijn geconsumeerd in het kader van het gebruikelijke voedingspatroon van een significant aantal personen. Gebruik voor niet-voedingsdoeleinden of gebruik voor andere doeleinden dan een normaal voedingspatroon moet bij de vaststelling van een geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel buiten beschouwing blijven.
- (16)
Levensmiddelen uit derde landen die binnen de Unie als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd, mogen uitsluitend als traditionele levensmiddelen uit derde landen worden beschouwd wanneer zij afkomstig zijn uit de primaire productie als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 178/2002, ongeacht of het om verwerkte of onverwerkte levensmiddelen gaat.
- (17)
Levensmiddelen die uitsluitend zijn geproduceerd van levensmiddeleningrediënten die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, in het bijzonder door de ingrediënten van het levensmiddel of de hoeveelheid daarvan te wijzigen, mogen niet als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd. Wijzigingen van een levensmiddelingrediënt dat in de Unie nog niet in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, moeten echter binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
- (18)
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) is van toepassing in gevallen waarin een product, gelet op alle eigenschappen ervan, zowel onder de definitie van ‘geneesmiddel’ zoals vastgesteld in die richtlijn kan vallen als onder de definitie van een onder deze verordening vallend product. In dit verband kan een lidstaat die overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG vaststelt dat een product een geneesmiddel is, het in de handel brengen van dat product overeenkomstig het Unierecht beperken. Bovendien zijn geneesmiddelen uitgesloten van de definitie van levensmiddel in Verordening (EG) nr. 178/2002 en moeten zij bijgevolg niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
- (19)
De beoordeling of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 binnen de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, moet plaatsvinden op basis van door exploitanten van levensmiddelenbedrijven verstrekte informatie, die zo nodig wordt ondersteund door andere informatie die in lidstaten beschikbaar is. Wanneer exploitanten van levensmiddelenbedrijven niet zeker zijn van de status van het levensmiddel dat zij in de handel willen brengen, moeten zij de lidstaten raadplegen. Wanneer er geen of onvoldoende informatie beschikbaar is over het gebruik voor menselijke voeding vóór 15 mei 1997, moet er een eenvoudige en transparante procedure worden vastgesteld voor de verzameling van die informatie; bij die procedure moeten de Commissie, de lidstaten en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden betrokken.
- (20)
Nieuwe voedingsmiddelen mogen alleen worden toegelaten en gebruikt indien zij aan de criteria van deze verordening voldoen. Nieuwe voedingsmiddelen moeten veilig zijn en wanneer de veiligheid ervan niet kan worden beoordeeld en er wetenschappelijke onzekerheid bestaat, kan het voorzorgsbeginsel worden toegepast. Het gebruik van nieuwe voedingsmiddelen mag niet misleidend zijn voor de consument. Daarom mag een nieuw voedingsmiddel dat bedoeld is ter vervanging van een ander levensmiddel, daar niet zodanig van verschillen dat het uit voedingswaardeoogpunt minder voordelig is voor de consument.
- (21)
Nieuwe voedingsmiddelen mogen alleen in de handel worden gebracht en in levensmiddelen voor menselijke consumptie worden gebruikt indien zij zijn opgenomen op een Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen die in de Unie in de handel mogen worden gebracht (‘de Unielijst’). Daarom is het passend om door middel van een uitvoeringshandeling de Unielijst vast te stellen door in die lijst de krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 reeds toegelaten of aangemelde nieuwe voedingsmiddelen, met inbegrip van de eventuele bestaande toelatingsvoorwaarden, op te nemen. Deze lijst moet transparant en eenvoudig te raadplegen zijn.
- (22)
Het is passend om een nieuw voedingsmiddel toe te laten door de Unielijst bij te werken onder toepassing van de criteria en procedures in deze verordening. Er moet een procedure worden ingevoerd die doelmatig, aan termijnen gebonden en transparant is. Voor traditionele levensmiddelen uit derde landen die een geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel hebben, moet de aanvrager kunnen kiezen voor een snellere en vereenvoudigde procedure om de Unielijst bij te werken indien geen naar behoren met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid worden ingediend.
- (23)
Er moeten ook duidelijk gedefinieerde criteria voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's van nieuwe voedingsmiddelen worden vastgesteld. Met het oog op een geharmoniseerde wetenschappelijke beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen moet die beoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (‘de Autoriteit’) worden verricht. In het kader van de procedure voor de toelating van een nieuw voedingsmiddel en de bijwerking van de Unielijst moet de Autoriteit worden verzocht advies uit te brengen indien die bijwerking gevolgen zou kunnen hebben voor de menselijke gezondheid. In haar advies moet de Autoriteit onder andere alle kenmerken van het nieuwe voedingsmiddel analyseren die een veiligheidsrisico voor de menselijke gezondheid zouden kunnen inhouden en mogelijke gevolgen voor kwetsbare bevolkingsgroepen in overweging nemen. In het bijzonder moet de Autoriteit in het geval van een uit technisch vervaardigd nanomateriaal bestaand nieuw voedingsmiddel verifiëren dat de meest recente testmethoden zijn gebruikt om de veiligheid ervan te beoordelen.
- (24)
De Commissie en de Autoriteit moeten aan termijnen gebonden zijn om een soepele behandeling van aanvragen te waarborgen. In bepaalde gevallen moeten de Commissie en de Autoriteit evenwel gerechtigd zijn deze termijnen te verlengen.
- (25)
De aanvrager kan door de Autoriteit of door de Commissie worden verzocht aanvullende informatie te verstrekken voor respectievelijk de risicobeoordeling of het risicobeheer. Indien de aanvrager nalaat de verzochte aanvullende informatie te verstrekken binnen de door de Autoriteit of de Commissie in overleg met de aanvrager vastgestelde termijn, kan het ontbreken van die informatie gevolgen hebben voor het advies van de Autoriteit of voor een eventuele toelating en bijwerking van de Unielijst.
- (26)
Voor het mogelijke gebruik van nanomateriaal voor levensmiddelendoeleinden geldt dat de Autoriteit in haar advies van 6 april 2011 betreffende richtsnoeren voor de risicobeoordeling van de toepassing van nanowetenschap en nanotechnologie in de levensmiddelen- en diervoederketen heeft vastgesteld dat er nog niet veel informatie over de toxicokinetische aspecten van nanomateriaal en de toxicologie van technisch vervaardigd nanomateriaal beschikbaar is en dat de bestaande testmethoden voor toxiciteit mogelijk aanpassing behoeven. In de aanbeveling van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van 19 september 2013 inzake veiligheidstesten voor en de beoordeling van vervaardigd nanomateriaal wordt geconcludeerd dat de methoden voor het testen en beoordelen van traditionele chemische stoffen in het algemeen ook geschikt zijn voor het beoordelen van de veiligheid van nanomateriaal, maar dat zij eventueel moeten worden aangepast aan de specifieke kenmerken van nanomateriaal. Om de veiligheid van het gebruik van nanomateriaal in levensmiddelen beter te kunnen beoordelen en de huidige leemten in de toxologische kennis en de meetmethoden op te vullen, kunnen er testmethoden nodig zijn, waaronder testmethoden zonder dierproeven, die rekening houden met de specifieke kenmerken van technisch vervaardigd nanomateriaal.
- (27)
Wanneer testmethoden worden gebruikt voor nanomateriaal, moet de aanvrager een verklaring inzake technische geschiktheid van die tests voor nanomateriaal overleggen en, indien van toepassing, inzake de technische aanpassingen en correcties die zijn aangebracht om ze in overeenstemming te brengen met de specifieke kenmerken van dat materiaal.
- (28)
De Commissie moet de bevoegdheid hebben voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen op te leggen wanneer een nieuw voedingsmiddel wordt toegelaten en in de Unielijst wordt opgenomen, teneinde toe te zien op het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel om ervoor te zorgen dat de door de Autoriteit in de risicobeoordeling vastgestelde veilige grenzen niet worden overschreden. Voorschriften inzake monitoring na het in de handel brengen kunnen daarom worden gerechtvaardigd door de noodzaak informatie te verzamelen over de werkelijke afzet van het voedingsmiddel. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten in elk geval de Commissie op de hoogte brengen van elke relevante nieuwe informatie over de veiligheid van het levensmiddel dat ze in de handel hebben gebracht.
- (29)
Nieuwe technologieën en innovaties in de voedselproductie moeten worden aangemoedigd, aangezien zij de milieueffecten van voedselproductie kunnen verminderen, de voedselzekerheid kunnen verhogen en voor voordelen voor consumenten kunnen zorgen zolang er een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gewaarborgd.
- (30)
Om onderzoek en ontwikkeling, en bijgevolg innovatie, in de landbouw- en levensmiddelenindustrie te stimuleren, is het onder bepaalde omstandigheden passend bescherming te bieden voor de investeringen die aanvragers hebben gedaan om de bij een aanvraag voor een nieuw voedingsmiddel krachtens deze verordening ingediende ondersteunende informatie en gegevens te verzamelen. De recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrechten beschermde gegevens die worden verstrekt om een aanvraag voor de opname van een nieuw voedingsmiddel in de Unielijst te ondersteunen, moeten worden beschermd. Die gegevens en informatie mogen gedurende een beperkte termijn niet zonder toestemming van de oorspronkelijke aanvrager ten gunste van een volgende aanvrager worden gebruikt. De bescherming van door een aanvrager ingediende wetenschappelijke gegevens mag voor volgende aanvragers geen beletsel vormen om, op basis van hun eigen wetenschappelijke gegevens of, met toestemming van de oorspronkelijke aanvrager, onder verwijzing naar de beschermde gegevens, te proberen een nieuw voedingsmiddel in de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen te laten opnemen. De aan de oorspronkelijke aanvrager toegekende gegevensbeschermingstermijn van in totaal vijf jaar mag evenwel niet worden verlengd door de verlening van gegevensbescherming aan volgende aanvragers.
- (31)
Wanneer een aanvrager verzoekt om bescherming van wetenschappelijke gegevens overeenkomstig deze verordening en Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (16), moet het mogelijk zijn de twee gegevensbeschermingstermijnen gelijktijdig te laten lopen. Daarom dient te worden bepaald dat de toelatingsprocedure voor een nieuw voedingsmiddel op verzoek van de aanvrager kan worden geschorst.
- (32)
Overeenkomstig Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (17) moeten dierproeven worden vervangen, verminderd of verfijnd worden. Daarom moet binnen het toepassingsgebied van deze verordening duplicatie van dierproeven waar mogelijk worden vermeden. Met het nastreven van dit doel zouden mogelijke bezwaren in verband met het welzijn van dieren en van ethische aard tegen nieuwe voedingsmiddelen kunnen worden verminderd.
- (33)
Voor nieuwe voedingsmiddelen gelden de algemene etiketteringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 1169/2011 en andere toepasselijke etiketteringsvoorschriften in de levensmiddelenwetgeving van de Unie. In bepaalde gevallen kan aanvullende informatie op het etiket nodig zijn, in het bijzonder in verband met de beschrijving, de oorsprong, de samenstelling of de voorwaarden voor het beoogde gebruik van de levensmiddelen, om te waarborgen dat de consumenten voldoende worden voorgelicht over de aard en de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel, vooral met betrekking tot kwetsbare bevolkingsgroepen.
- (34)
Materialen en voorwerpen bestemd om met nieuwe voedingsmiddelen in contact te komen zijn onderworpen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (18) en de specifieke maatregelen die op grond daarvan zijn vastgesteld.
- (35)
Overeenkomstig haar beleid voor een betere regelgeving moet de Commissie een beoordeling achteraf van de tenuitvoerlegging van deze verordening verrichten, waarin zij in het bijzonder ingaat op de nieuwe procedures voor traditionele levensmiddelen uit derde landen.
- (36)
Voor aanvragen die krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 zijn ingediend en waarover vóór de datum van toepassing van deze verordening geen definitief besluit is genomen, moeten de risicobeoordelings- en toelatingsprocedures overeenkomstig deze verordening worden afgesloten. Bovendien moet een levensmiddel dat niet binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 258/97 valt, dat rechtmatig in de handel is gebracht vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt en dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, in beginsel in de handel kunnen blijven worden gebracht totdat de risicobeoordelings- en toelatingsprocedures uit hoofde van deze verordening zijn afgesloten. Hiertoe moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld die zorgen voor een soepele overgang naar de voorschriften van deze verordening.
- (37)
Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.
- (38)
De lidstaten moeten regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en alle nodige maatregelen nemen om te bereiken dat zij ten uitvoer worden gelegd. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (39)
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanpassing van de definitie van technisch vervaardigd nanomateriaal aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan internationaal overeengekomen definities. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (40)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening met betrekking tot de bijwerking van de Unielijst om daar een traditioneel levensmiddel uit een derde land aan toe te voegen wanneer er geen met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid zijn ingediend, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.
- (41)
De adviesprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van de initiële Unielijst, aangezien deze uitsluitend betrekking zal hebben op nieuwe voedingsmiddelen die reeds een veiligheidsbeoordeling hebben ondergaan, rechtmatig zijn geproduceerd en in de Unie zijn verhandeld en in het verleden niet tot gezondheidsproblemen hebben geleid. In alle andere gevallen moeten uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure.
- (42)
Daar de doelstellingen van deze verordening, in het bijzonder het vaststellen van voorschriften voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 311 van 12.9.2014, blz. 73.
Standpunt van het Europees Parlement van 28 oktober 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 november 2015.
Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie van 20 september 2001 houdende nadere regels voor de openbaarmaking van bepaalde gegevens en de bescherming van ingevolge Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad verstrekte gegevens (PB L 253 van 21.9.2001, blz. 17).
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).
Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).
Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).
Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26).
Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9).
Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).