NJ 1923, p. 728
Cassatieberoep te laat ingesteld. Ambtshalve toepassing van art. 398 Rv.
HR 06-04-1923, ECLI:NL:HR:1923:210
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 april 1923
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Segers, Hesse, Kosters en Ort
- Zaaknummer
[06041923/NJ_1923,_p._728]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121005:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:210, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑04‑1923
- Wetingang
(BW art. 1623; Rv art. 398.)
Essentie
Cassatieberoep te laat ingesteld. Ambtshalve toepassing van art. 398 Rv.
Samenvatting
De termijnsbepaling van art. 398 Rv. is van openbare orde en moet door den Hoogen Raad ook ambtshalve worden toegepast. (Het cassatieberoep was een dag te laat ingesteld en de verweerder was niet verschenen, Red.).
Concl. O. M. bovendien: Een voor den tijd van acht (lees: zeven, Red.) maanden schriftelijk aangegane huur kan niet bij stilzwijgende verlenging een jaarhuur worden. Bovendien missen de artt. 1609, 1623 en 1634 B. W. toepassing als er een nieuwe overeenkomst bestaat.
Partij(en)
A. Heijgen, weduwe C. J. v. d. Burch, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.