Zie hiervoor artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Rb. Zeeland-West-Brabant, 06-11-2013, nr. 2221574 CV EXPL 13-6229
ECLI:NL:RBZWB:2013:9006
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
06-11-2013
- Zaaknummer
2221574 CV EXPL 13-6229
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vastgoed (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2013:9006, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06‑11‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 83 Burgerlijk Wetboek Boek 6; art. 96 Burgerlijk Wetboek Boek 6; Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
- Vindplaatsen
JHV 2013/10 met annotatie van Cor Goudriaan, Brigitte Vanatova
JHV 2014/10 met annotatie van Cor Goudriaan, Brigitte Vanatova
Uitspraak 06‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Stapelen van incassokosten onder omstandigheden niet redelijk. Nu eiseres wist althans uit het eerder al geruime tijd achterwege blijven van betalingen redelijkerwijs kon afleiden dat gedaagde de verschenen huur hoogstwaarschijnlijk evenmin zou/kunnen voldoen, had de laatste aanmaning geen toegevoegde waarde meer, in zoverre dat deze nog een afzonderlijke vergoeding van het fortaitaire bedrag zou kunnen rechtvaardigen.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 2221574 CV EXPL 13-6229
vonnis d.d. 6 november 2013
inzake
de stichting [eiseres],
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.E.M. van Os-Dijkstra, gerechtsdeurwaarder te Eindhoven,
tegen
[naam]. [gedaagde],
wonende te ([POSTCODE]) [adres],
gedaagde,
gemachtigde: G.D. Pikerie, echtgenoot van gedaagde.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 19 juli 2013 met productie;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
2.1
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, alsmede om haar te veroordelen tot betaling van € 3.556,08 (betreffende € 3.618,61 aan achterstallige huur over de periode van november 2012 tot en met september 2013, € 19,32 aan rente en € 428,33 aan incassokosten minus € 708,18 aan afrekening servicekosten) alsmede veroordeling tot betaling van het bedrag aan huur, danwel een bedrag gelijk aan de huurtermijnen als schadevergoeding, maandelijks vanaf oktober 2013 tot aan de datum van ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.845,47 vanaf 17 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.2
Gedaagde voert verweer.
3. De beoordeling
3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist alsmede
op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staat
tussen partijen het volgende vast:
- -
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten ter zake van de woning c.a. staande en gelegen te [adres].
- -
De huurprijs bedraagt per 1 juli 2013 € 485,57 per maand. Voor die datum bedroeg deze
€ 471,98 per maand.
- -
Partijen zijn overeengekomen dat huur maandelijks bij vooruitbetaling dient te worden voldaan.
- -
Gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan.
- -
Op 6 mei 2013 heeft eiseres gedaagde gemaand een bedrag van € 1.415,94 binnen 14 dagen te voldoen en aangezegd, dat indien niet binnen 14 dagen zal worden betaald, een bedrag van € 256,99 inclusief btw aan incassokosten in rekening zal worden gebracht.
- -
Op 23 mei 2013 heeft eiseres gedaagde daarvoor andermaal gemaand en haar voorts gemaand tot betaling van een bedrag van € 471,98 ter zake van de huur over mei 2013 binnen 14 dagen te voldoen en aangezegd, dat indien niet binnen 14 dagen zal worden betaald, een bedrag van € 85,66 inclusief btw aan incassokosten in rekening zal worden gebracht.
- -
Op 12 juni 2013 heeft eiseres gedaagde wederom terzake voormelde achterstanden gesommeerd tot betaling en haar daarnaast gemaand een bedrag van € 471,98 nu voor de huur over de maand juni 2013 binnen 14 dagen te voldoen en haar aangezegd, dat indien niet binnen 14 dagen zal worden betaald, een bedrag van € 85,66 inclusief btw aan incassokosten in rekening zal worden gebracht.
3.2
Gedaagde voert het volgende verweer.
- a.
De huurachterstand is ontstaan door geldgebrek.
- b.
Voor de huurachterstand wenst gedaagde een betalingsregeling te treffen.
- c.
De vordering ter zake van ontbinding en ontruiming dient afgewezen te worden omdat gedaagde daardoor op straat zal komen te staan.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
3.3
Nu de vordering ter zake huurachterstand als vermeerderd bij repliek in hoofdsom wordt erkend, kan deze worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de rente. Weliswaar stelt gedaagde dat de huur over de maand oktober 2013 is voldaan echter, eiseres heeft zich daarover niet kunnen uitlaten en gedaagde heeft geen betalingsbewijs daarvan in het geding gebracht. De vordering ter zake van huur vanaf oktober 2013 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst is daarom in beginsel eveneens toewijsbaar, voor zover deze huur door gedaagde nog niet is voldaan. Het spreekt echter vanzelf dat mocht die betaling eiseres inmiddels hebben bereikt deze in mindering strekt op het toe te wijzen bedrag/de toe te wijzen periode.
3.4
Eiseres maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 428,33. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu (is gesteld dat) het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Eiseres heeft drie aanmaningen overgelegd. In de eerste aanmaning wordt betaling van de huurachterstand tot mei 2013 gevorderd, in de tweede aanmaning wordt dat herhaald en wordt separaat gemaand tot betaling van de huur over de maand mei. In de derde aanmaning ten slotte wordt dot voor wat betreft de eerdere periode herhaald en wordt tevens gemaand tot betaling van de huur over de maand juni 2013.
3.5
Aldus kan worden gesteld dat eiseres naast en na het versturen van de aanmaningen als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW nog wel heeft gemaand en in zekere zin buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. In het midden kan blijven, in den lande wordt daarover verschillend gedacht (zie rapport BGK-integraal; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2013, ECLI:NL: GHARL: 2013:6760 en, recent Rechtbank Gelderland van 23 oktober 2013 ECLI:NL:RBGEL:2013:4081; prejudiciële vraag aan de Hoge Raad)) of die extra activiteit/aanmaning is vereist om buitengerechtelijke incassokosten te kunnen toewijzen. In eerdergenoemde brieven wordt immers opnieuw gemaand voor de reeds eerder ontstane achterstand, zodat aan een eventueel vereiste op dit punt is voldaan. Bijgevolg is er geen aanleiding op die grond dit onderdeel van de vordering van eiseres geheel of ten dele af te wijzen.
3.6
Niettemin is de kantonrechter van oordeel dat geen volledige toewijzing van de gevorderde vergoeding kan volgen. Zeker bij een duurovereenkomst als de onderhavige kan het immers onredelijk zijn de niet betaalde maandelijkse huur telkens op te hogen/krikken met het forfaitaire bedrag dat voortvloeit uit artikel 2 van het Besluit BIK om de uitkomst daarvan te voegen bij een reeds eerder in een veertiendagenbrief ter zake huurachterstand geclaimde vergoeding. Zo goed als van een schuldeiser mag worden verwacht dat deze ter beperking van schade incassohandelingen ten aanzien van vervallen bedragen combineert (artikel 6:96 lid 7 BW), mag evenzeer vanuit diezelfde gedachte van schadebeperking van hem worden gevergd verdere buitengerechtelijke handelingen voor zover zij slechts meebrengen dat meer (thans forfaitaire) kosten kunnen worden geclaimd achterwege te laten. Anders gezegd, het moet redelijk zijn kosten voor buitengerechtelijke handelingen te (blijven) maken. Het blijven verzenden van (standaard-)brieven mag en kan zelfs zinvol zijn, maar het is onder omstandigheden niet redelijk daarvoor kosten te blijven claimen. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan dat redelijkheidsvereiste voor wat betreft de aanmaning van 23 mei 2013 voor zover deze ziet op de huur van de maand mei 2013 nog wel, maar voor de aanmaning van 12 juni 2013 voor zover die betrekking heeft op de huur van de maand juni 2013 niet meer voldaan. Eiseres wist immers althans kon uit het eerder al geruime tijd achterwege blijven van betalingen redelijkerwijs afleiden dat gedaagde de verschenen huur hoogstwaarschijnlijk evenmin zou/kon voldoen. In aanmerking genomen de mate van achterstand in de maandelijkse huurbetalingen had de laatste aanmaning daarom geen toegevoegde waarde meer, in zoverre dat zij nog een afzonderlijke vergoeding van het forfaitaire bedrag zou kunnen rechtvaardigen. Het gevorderde te zijner tijd in beginsel toe te wijzen bedrag zal de kantonrechter daarom niet stellen op € 428,33 maar op € 342,67.
3.7
Waar gedaagde partij een draagkrachtverweer heeft gevoerd en heeft uitgesproken dat zij een betalingsregeling wenst te treffen, wijst de kantonrechter erop dat gedaagde partij zich voor een betalingsregeling dient te wenden tot de gemachtigde van eisende partij. Het is de kantonrechter niet toegestaan een betalingsregeling aan partijen op te leggen. Overigens spreekt wel in het nadeel van gedaagde dat bij antwoord is toegezegd de lopende huur te zullen voldoen, maar de conclusiewisseling nadien blijkt dat zij die toezegging niet gestand heeft gedaan of heeft kunnen doen.
3.8
Gedaagde voert met name verweer tegen de vordering ter zake van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter overweegt dat een huurachterstand van ongeveer zeven maanden, zoals in de onderhavige zaak het geval is, een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst betreft, dat hierdoor in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gerechtvaardigd.1.Immers, een huurovereenkomst houdt voor beide partijen voortdurende verplichtingen in. Dit brengt mee dat indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen maar dat daarmee de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt kan worden en wat deze tekortkoming betreft, is nakoming dan ook niet meer mogelijk.
3.9
Nu gedaagde niet heeft betwist dat partijen zijn overeengekomen dat de huur maandelijks vooraf voldaan dient te worden, is het aan gedaagde om ervoor te zorgen dat dit ook gebeurt. Al begrijpt de kantonrechter de omstandigheden waardoor de huurachterstand in deze volgens gedaagde is ontstaan en waar gedaagde zich in deze op beroept (geldgebrek en het feit dat de partner van gedaagde geen werk kan vinden), het blijven persoonlijke omstandigheden die voor haar rekening en risico en niet voor rekening van eiseres als verhuurder dienen te komen. Dat gedaagde niet de beschikking zal hebben over een andere woning als ontruiming zal plaatsvinden maakt niet, dat eiseres de overeenkomst met gedaagde, die een flinke huurachterstand heeft laten ontstaan, in stand moet houden.
3.10
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zou derhalve in beginsel kunnen worden toegewezen en dat geldt ook voor de vordering ter zake van schadevergoeding ter hoogte van de huur vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de datum van ontruiming, ware het niet dat er mogelijk toch een addertje onder het gras zit. Vooralsnog moet het er namelijk voor worden gehouden dat gedaagde gehuwd is, dat het haar echtgenoot is die namens haar als gemachtigde verweer heeft gevoerd, dat deze bovendien in de woning van gedaagde zijn hoofdverblijf heeft en dat hij dientengevolge wettelijk medehuurder is. In dat geval rijst de vraag of eiseres wel in dit onderdeel van haar vordering kan worden ontvangen c.q. of deze niet een deugdelijke grondslag ontbeert. Zekerheid over voormelde feiten, waaronder de datum van huwelijk en het de woning verblijven van de echtgenoot van gedaagde, heeft de kantonrechter vooralsnog niet. Alvorens nader te beslissen mogen partijen, gedaagde onder overlegging van deugdelijke bescheiden aangaande huwelijk en woonadres van haar gemachtigde/echtgenoot, zich daarover (en over de daaraan te verbinden gevolgen) uitlaten, een en ander op de wijze als hierna bepaald. Uiteraard doet gedaagde er goed aan de huurachterstand ondertussen niet verder te laten oplopen. Gedaagde doet er eveneens goed aan (de gemachtigde van) eiseres ruim voor de hierna te noemen datum een afschrift van de bescheiden die zij ter zitting wil/moet overleggen ter hand te stellen opdat deze zich daarop kan instellen.
3.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de openbare civiele terechtzitting van woensdag 27 november 2013 om 11.00 uur ten einde partijen, gedaagde onder overlegging van deugdelijke bescheiden, in de gelegenheid te stellen zich bij akte nader uit te laten over hetgeen hiervoor in 3.10 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L.L. Poeth, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑11‑2013