Einde inhoudsopgave
Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk
Artikel 3.3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
23-09-2022, Stcrt. 2022, 22651 (uitgifte: 26-09-2022, regelingnummer: IENW/BSK-2022/58411)
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Bij het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk worden de volgende veiligheidsafstanden in acht genomen:
Aard vuurwerk | Minimumafstand (in meters) |
---|---|
a. Vuurpijlen (schietrichting schuin van het publiek af) | 125 |
b. Vuurpijlen (schietrichting overig) | 200 |
c. Tekstborden | 15 |
d. Grondvuurwerk | 30 |
e. Romeinse kaarsen met kaliber tot en met 2 inch | 75 |
f. Mines tot en met een kaliber van 4 inch | 60 |
g. Mines met een kaliber vanaf 4 inch tot en met 6 inch | 100 |
h. Dagbommen kleiner dan 21 cm diameter | 75 |
2.
Bij het tot ontbranding brengen van Romeinse kaarsen met een kaliber groter dan 2 inch, van cakeboxen en van vuurwerkbommen, worden de volgende veiligheidsafstanden in acht genomen:
Kaliber | Minimumafstand | |
---|---|---|
Inch | Mm | in meters |
< 3 | < 76,2 | 120 |
> 3 | > 76,2 | 165 |
> 4 | > 101,6 | 200 |
> 5 | > 127 | 230 |
> 6 | > 152,4 | 265 |
> 8 | > 203,2 | 325 |
> 10 | > 254 | 390 |
> 12 | > 304,8 | 455 |
> 18 | > 457,2 | 645 |
> 24 | > 609,6 | 845 |
3.
Het kaliber van een vuurwerkbom, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald op basis van de volgende tabel.
Uitwendige diameter tussen: | Kaliber (inch) |
---|---|
63,6 en 76,2 mm | 3 |
88,6 en 101,6 mm | 4 |
114 en 127 mm | 5 |
139,4 en 152,4 mm | 6 |
190,2 en 203,2 mm | 8 |
241 en 254 mm | 10 |
291,8 en 304,8 mm | 12 |
444,2 en 457,2 mm | 18 |
596,6 en 609,6 mm | 24 |
4.
Een vuurwerkbom met een uitwendige diameter die kleiner is dan 63,6 millimeter wordt aangemerkt als een bom met een kaliber kleiner dan 3 inch.
5.
Vuurwerkbommen die op basis van de uitwendige diameter niet kunnen worden ingedeeld in één van de kalibermaten, bedoeld in het derde lid, worden niet toegepast.