Hof Den Haag, 05-09-2017, nr. 200.205.682/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:2476
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
05-09-2017
- Zaaknummer
200.205.682/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:2476, Uitspraak, Hof Den Haag, 05‑09‑2017; (Hoger beroep kort geding)
- Vindplaatsen
AR 2017/5973
AR 2017/4624
JA 2017/150 met annotatie van mr. W.H. Bouman
Uitspraak 05‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Verzekeringskwestie. Schade door inslag van hagel tijdens storm uitgesloten van dekking. "IJsklompen" vallen onder begrip hagel in de zin van de polis.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.205.682/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/510977 / KG ZA 16-1129
arrest d.d. 5 september 2017
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.G. Kos te Utrecht,
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Interpolis,
advocaat: mr. D.J. van der Kolk te Rotterdam.
Het verloop van het geding
1.1
Bij exploot van 1 december 2016 is [appellant] in beroep gekomen van het op 4 november 2016 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis.
1.2
Bij dat exploot heeft [appellant] acht grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep en een aantal producties overgelegd. Bij memorie van antwoord heeft Interpolis de grieven bestreden.
1.3
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
2.1
De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen zijn geen grieven gericht of bezwaren ingebracht, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i). [appellant] is eigenaar van een melkveehouderij in Someren.
(ii). [appellant] heeft met behulp van zijn tussenpersoon Meeùs Assurantiën bij Interpolis een Bedrijven Compact Polis Agrarisch afgesloten ten behoeve van de melkveehouderij.
(iii). De verzekeringsvoorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“Hoofdstuk 1: Gebouwen
Paragraaf 1
Brand, storm
(…)
Omvang van de verzekering
De verzekering dekt schade aan gebouwen (…) als de schade is ontstaan door:
(…)
● storm (…). (…) Onder schade door storm verstaan wij niet de schade die tijdens de storm door de inslag van hagel is ontstaan.
(iv). In de begrippenlijst die deel uitmaakt van de verzekeringsvoorwaarden staat onder meer:
“Hagel
Onder hagel wordt neerslag in de vorm van ijskorrels verstaan
(…)
Storm
Een windsnelheid van ten minste 14 meter per seconde.”
(v). [appellant] heeft geen afzonderlijke verzekering voor hagelschade afgesloten. Een dergelijke verzekering kost voor hem ongeveer € 100,- per jaar.
(vi). Op 23 juni 2016 trokken zware buien over Someren. Eén bui groeide uit tot een zogenaamde supercell. Deze ging gepaard met grote hoeveelheden neerslag in de vorm van ijsbrokken met een doorsnede van 7 tot 10 cm. Deze neerslaande ijsbrokken hebben gaten in de daken van de veestal van [appellant] veroorzaakt. De schade wordt begroot op
€ 94.988,66.
(vii). [appellant] heeft op 24 juni 2016 de schade bij Interpolis gemeld. In het door (de tussenpersoon van) [appellant] ingevulde schadeformulier staat:
“Hoe is de schade ontstaan? Hagel
Beschrijf de oorzaak van de schade schade door hagel en storm in een onweersbui.”
(viii). Bij e-mailbericht van 30 juni 2016 schreef Interpolis aan [appellant]:
“Uw tussenpersoon meldde op 23 juni 2016 de schade aan uw gebouwen. (…)
Helaas bent u voor deze schade niet verzekerd (…). Hagel maakt geen onderdeel uit van de dekking.”
(ix). In een rapport van Weather Impact, opgemaakt door [naam], van 27 september 2016 wordt de neerslag die gepaard ging met de supercell als volgt beschreven:
“De neerslag is plaatselijk gevallen in de vorm van zeer intense hagel, d.w.z. grote klompen ijs. (…) In de bovenlucht boven ca. 3 km hoogte is de temperatuur in de zomer doorgaans beneden het vriespunt en de zich daar vormende neerslag wordt meteen omgezet in ijs. In eerste instantie zijn dat kleine ijsdeeltjes. Intense buien zijn zeer hoog, en kunnen verticale afmetingen krijgen van meer dan 12 km. In dat geval kunnen ijsdeeltjes tijdens de val onvoldoende afsmelten zodat de neerslag de grond bereikt in de vorm van hagel. Het bijzondere van een supercell is dat er sterke stijgstromen zijn die ervoor zorgen dat de val van de ijsdeeltjes vertraagd wordt, en er zelfs voor kunnen zorgen dat de ijsdeeltjes weer omhoog gestuwd worden. De ijsdeeltjes ondergaan dan verschillende cycli van gedeeltelijk afsmelten en aangroei, waardoor de, aanvankelijk kleine, ijsdeeltjes heel groot kunnen worden.”
3. [appellant] vordert veroordeling van Interpolis tot betaling van € 50.000,- als voorschot op de door hem geleden schade. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen.
4.1
Met de tweede en derde grief, die als eerste zullen worden behandeld, keert [appellant] zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de ijsbrokken als hagel moeten worden gekwalificeerd in de zin die daaraan in de polisvoorwaarden wordt gehecht. [appellant] betoogt dat de ijsbrokken naar objectieve maatstaven niet als ‘ijskorrels’ kunnen worden beschouwd, zoals hagel in de polisvoorwaarden is omschreven.
4.2
Het gaat hier om de uitleg van de polisvoorwaarden. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding geen andere conclusie getrokken kan worden dan dat niet gesteld is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de bij de polisvoorwaarden behorende toelichting, waartoe de begrippenlijst kan worden gerekend (vgl. HR 16 mei 2008. ECLI:NL:HR:2008:BC2793, NJ 2008/284 (Chubb/Dagenstaed)).
4.3
Zoals [appellant] zelf ook stelt is niet aan twijfel onderhevig dat de neerslag die op de stallen van [appellant] neerkwam, naar meteorologische begrippen als hagel moet worden bestempeld. [naam meteoroloog], senior meteoroloog van MeteoGroup, vermeldt in zijn brief aan Interpoplis van 29 september 2016 dat de objecten die na het proces van aangroei in de supercell uiteindelijk uit de lucht vallen de benaming hagel hebben, ongeacht de vorm, de afmeting of het gewicht van deze objecten.
[appellant] is echter van mening dat in de polisvoorwaarden een ander begrip hagel wordt gehanteerd, namelijk “ijskorrels” en dat de neerslag die op zijn stallen neerkwam wegens de vorm en omvang daarvan niet als ‘ijskorrels’ kan worden gekwalificeerd. Dat standpunt wordt verworpen. Noch de bewoordingen van de polis, ‘de schade die tijdens de storm door de inslag van hagel is ontstaan’, noch die van de begrippenlijst, waar hagel als ‘neerslag in de vorm van ijskorrels’ wordt omschreven, geven aanleiding om voor de van dekking uitgesloten neerslag – hagel – onderscheid te maken naar vorm of omvang, aangezien niet wordt aangegeven, door het noemen van een maat of een aantal centimeters, wanneer de omvang zodanig is dat niet meer van hagel kan worden gesproken. Een dergelijke, beperkende, uitleg valt uit de bewoordingen dan ook niet af te leiden. Uit het woord ‘inslag’ in de polisvoorwaarden valt juist op te maken dat wordt gedoeld op zwaardere vormen van hagel, die in gebouwen inslaan. Ook in het gewone spraakgebruik worden de ijsklompen die naar beneden kwamen omschreven als hagel, zoals blijkt uit de overgelegde berichten naar aanleiding van de zware buien die op 23 juni 2016 boven Oost Brabant en Noord-Limburg woedden. Daarbij komt dat de hagel aanvankelijk wel de vorm van ‘ijskorrels’ had, voordat deze door de invloed van de winden in de supercell aangroeiden tot ijsklompen. De omstandigheid dat het hier om uitzonderlijke omstandigheden gaat, maakt nog niet dat aan de neerslag een andere benaming dan hagel moet worden gegeven. [appellant] behoorde ook te begrijpen dat de verzekeraar met het uitsluiten van dekking van schade door de inslag van hagel tijdens storm ook extreme vormen van hagel bedoelde te vatten. Immers, indien de verzekeraar al niet bereid was dekking te bieden voor schade door hagel – een extra risico –moet daaruit worden afgeleid dat hij zeker niet bereid is tot het dekken van schade veroorzaakt door ijsklompen waartoe hagelstenen onder extreme weersomstandigheden kunnen uitgroeien. Aangenomen moet worden dat [appellant] dat ook zo heeft begrepen. Het is niet voor niets dat [appellant] zelf in zijn schademelding aan Interpolis de neerslag als hagel omschreef.
4.4
De conclusie is dus dat de neerslag die op 23 juni 2016 op de veestal van [appellant] neerkwam naar objectieve maatstaven als hagel in de zin van de polisvoorwaarden moet worden gekwalificeerd. De grieven 2 en 3 zijn derhalve vergeefs voorgesteld.
5.1
In de eerste grief betoogt [appellant] dat de storm als rechtens relevante oorzaak van de schade moet worden aangemerkt, nu tussen de storm en de schade van [appellant] een rechtstreeks causaal verband bestaat en zonder de storm de schade niet zou zijn opgetreden. Hij bepleit toepassing van de leer van de ‘dominant cause’, waaruit naar zijn mening voortvloeit dat de storm als rechtens relevante oorzaak van de schade moet worden aangemerkt.
5.2
De in deze zaak toepasselijke polisvoorwaarde, hiervoor geciteerd onder 2(iii), sluit van dekking uit de schade die tijdens een storm is ontstaan door de inslag van hagel. Het staat een verzekeraar vrij in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij — op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is — binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). In het onderhavige geval heeft Interpolis op naar objectieve maatstaven heldere wijze voor het geval een storm gepaard gaat met hagel, de schade die door de inslag van hagel is ontstaan uitgesloten. Dat betekent dat ook als, zoals [appellant] stelt, zonder de invloed van de storm de schade niet zou zijn ontstaan, in die zin dat de hagel dan niet de vorm en grootte zou hebben aangenomen van ijsklompen, de schade nog steeds is ontstaan door de inslag van hagel. Juist die situatie is door Interpolis van dekking uitgesloten.
Ten overvloede wordt overwogen dat toepassing van de leer van de ‘dominant cause’, waarbij met inachtneming van regels van gezond verstand wordt bepaald wat de oorzaak van de schade is, niet tot een andere uitkomst leidt. De schade, dat wil zeggen de gaten in het dak, zal een gemiddeld persoon met gezond verstand niet beschouwen als het gevolg van de storm maar van de hagel. Ook [appellant] zelf geeft in zijn schadeformulier aan dat de schade is ontstaan door hagel.
Grief 1 faalt derhalve.
6.1
Grief 4 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellant] niet als consument in de zin van artikel 6:238 lid 2 BW moet worden beschouwd. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij als niet-professionele verzekerde bescherming kan ontlenen aan het contra-proferentembeginsel. Grief 5 bouwt hierop voort met het verwijt dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de contra-proferentemuitleg. In grief 6 wordt verdedigd dat bij de uitleg contra proferentem de wederzijdse belangen van partijen moeten worden meegewogen.
6.2
[appellant] is, naar hij zelf stelt, houder van een melkveebedrijf in Someren en hij heeft ten behoeve van dat melkveebedrijf de onderhavige polis gesloten die ‘Bedrijven Compact Polis Agrarisch’ heet. Hieruit valt af te leiden dat [appellant] bij het afsluiten van de polis handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf en dus niet als natuurlijk persoon in de zin van art. 6:238 BW. Daarbij komt dat [appellant] is bijgestaan door een professionele tussenpersoon wiens wetenschap over de omvang van de dekking van zijn polis aan hem moet worden toegerekend. Weliswaar is een uitleg contra proferentem niet uitgesloten wanneer de wederpartij van de opsteller van de voorwaarden een professioneel handelende partij is, maar ook dan ligt een andere dan de hiervoor gegeven uitleg niet voor de hand; verwezen wordt naar hetgeen het hof ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat de polisbedingen in kwestie zo moeten worden uitgelegd dat de schade door ijsklompen van dekking is uitgesloten. De omstandigheden dat [appellant] redelijkerwijze geen rekening kon houden met schade door hagel en dat [appellant] in zeer grote problemen raakt, kunnen in het licht van het voorgaande evenmin tot een andere objectieve uitleg leiden. De grieven 4, 5 en 6 falen derhalve.
Slotsom
7.1
Het voorgaande betekent dat de grieven 1 tot en met 6 falen. Daarmee zijn ook de grieven 7 en 8, waarin wordt betoogd dat de vordering ten onrechte is afgewezen en [appellant] ten onrechte is veroordeeld in de proceskosten, tevergeefs voorgesteld.
7.2
Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, de nakosten daaronder begrepen.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter te Rotterdam van 4 november 2016;
- veroordeelt [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Interpolis begroot op € 1.957,- aan griffierecht, € 1.631,- aan salaris voor de advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Olthof, C.J. Verduyn en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.