Richtlijn 2004/80/EG betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 26-08-2004
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/80/EG)
- Inwerkingtreding
26-08-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 261 (uitgifte: 06-08-2004, regelingnummer: 2004/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Richtlijn van de Raad van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Een van de doelstellingen van de Europese Gemeenschap is het uit de weg ruimen van belemmeringen voor het vrij verkeer van personen en diensten tussen de lidstaten.
- (2)
Het Hof van Justitie heeft in de zaak Cowan (4) geoordeeld dat de door het Gemeenschapsrecht aan een natuurlijke persoon gewaarborgde vrijheid om zich naar een andere lidstaat te begeven, meebrengt dat de integriteit van die persoon in de betrokken lidstaat op dezelfde wijze moet worden beschermd als die van de onderdanen van die lidstaat en van de personen die er hun woonplaats hebben. Maatregelen om slachtoffers van misdrijven schadeloos te kunnen stellen dienen een onderdeel te vormen van de verwezenlijking van deze doelstelling.
- (3)
De Europese Raad heeft op 15 en 16 oktober 1999 in Tampere opgeroepen tot het opstellen van minimumnormen voor de bescherming van slachtoffers van misdrijven, in het bijzonder inzake de toegang van slachtoffers van misdrijven tot de rechter en hun recht op schadevergoeding, met inbegrip van de proceskosten.
- (4)
De Europese Raad van Brussel van 25 en 26 maart 2004 heeft in zijn verklaring over de bestrijding van het terrorisme ertoe opgeroepen deze richtlijn nog voor 1 mei 2004 aan te nemen.
- (5)
De Raad heeft op 15 maart 2001 Kaderbesluit 2001/220/JBZ aangenomen inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (5). Op grond van dit besluit, dat is gebaseerd op titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kunnen slachtoffers van misdrijven in het kader van de strafprocedure schadeloosstelling eisen van de dader.
- (6)
Slachtoffers van misdrijven in de Europese Unie moeten aanspraak kunnen maken op een billijke en passende schadeloosstelling wegens letsel, ongeacht de plaats in de Europese Gemeenschap waar het misdrijf is gepleegd.
- (7)
Bij deze richtlijn wordt een systeem van samenwerking opgezet om de toegang van slachtoffers van misdrijven tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken; dit systeem dient te functioneren op basis van de schadeloosstellingsregelingen van de lidstaten voor slachtoffers van op hun grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven. In alle lidstaten dient derhalve een schadeloosstellingsregeling voorhanden te zijn.
- (8)
De meeste lidstaten hebben al dergelijke schadeloosstellingsregelingen ingevoerd; enkele hebben dat gedaan ter nakoming van hun verplichtingen op grond van het Europees Verdrag van 24 november 1983 inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven.
- (9)
Aangezien de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen nodig zijn om de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken en het Verdrag niet in andere dan de in artikel 308 vervatte bevoegdheden voorziet voor de vaststelling van deze richtlijn, dient dat artikel te worden toegepast.
- (10)
Slachtoffers van misdrijven kunnen vaak geen schadeloosstelling van de dader krijgen, omdat deze niet over de nodige middelen beschikt om gevolg te geven aan een veroordeling tot schadevergoeding of omdat hij niet kan worden opgespoord of vervolgd.
- (11)
Er dient een systeem van samenwerking tussen de instanties van de lidstaten te worden opgezet om de toegang tot schadeloosstelling te vergemakkelijken wanneer het misdrijf is gepleegd in een andere lidstaat dan die waar het slachtoffer verblijft.
- (12)
Dit systeem dient ervoor te zorgen dat slachtoffers van misdrijven zich steeds kunnen wenden tot een instantie in de lidstaat waar zij verblijven en dat praktische en taalkundige moeilijkheden in grensoverschrijdende situaties beter kunnen worden verholpen.
- (13)
Dit systeem dient tevens een regeling te omvatten op grond waarvan het slachtoffer van een misdrijf de voor het indienen van de aanvraag vereiste informatie kan verkrijgen en de betrokken instanties doeltreffend kunnen samenwerken.
- (14)
Deze richtlijn eerbiedigt de fundamentele rechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden bekrachtigd.
- (15)
Aangezien de doelstelling, namelijk het vergemakkelijken van de toegang van slachtoffers van misdrijven tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties, vanwege de grensoverschrijdende elementen niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en vanwege de omvang of de effecten van de actie beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (16)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6),
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: