HR, 14-02-2012, nr. S 10/04149
ECLI:NL:HR:2012:BU7313, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-02-2012
- Zaaknummer
S 10/04149
- LJN
BU7313
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU7313, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU7313
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2009:BK1189, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0100
Uitspraak 14‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Afwijzing getuigenverzoek. Nu het bij pleidooi gedane verzoek, gelet op hetgeen t.t.z. is aangevoerd, onmiskenbaar ertoe strekte de verklaring van verbalisant Y55 op betrouwbaarheid te toetsen, is ’s Hofs oordeel niet zonder meer begrijpelijk gemotiveerd.
14 februari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04149
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 22 oktober 2009, nummer 24/000640-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.B. Bos, advocaat te Zwolle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om verbalisant Y55 als getuige te horen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 26 oktober 2006 tot en met 9 november 2006 in de gemeente Zwolle opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk een postpakket, afkomstig uit Costa Rica, waarin zich kleding en etenswaren, waaronder een 4-tal pakken koekjes, bevonden, in welke pakken koekjes cocaïne was verpakt, dat aan hem was geadresseerd en vervolgens op het woonadres [a-straat 1] te [woonplaats] werd afgeleverd, in ontvangst genomen."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:
"Een op 20 november 2006 door verbalisant Y55 op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal (opgenomen op p. 102 van het onder 1 genoemde dossier) zakelijk weergegeven onder meer inhoudend:
Ik ben werkzaam bij het arrestatieteam Noord- en Oost Nederland.
Op donderdag 9 november 2006, omstreeks 14.55 uur was ik in dienst en verkleed als medewerker van TNT-pakket bezorgdienst. Ik had een uniform aan van TNT en had een voertuig van TNT tot mijn beschikking. Ik was belast met het afgeven van een gecontroleerd pakket ten behoeve van een drugsonderzoek. Ik had de opdracht van mijn sectiecommandant om het pakket af te geven op de [a-straat 1] te [woonplaats]. Het pakket was aan [verdachte] geadresseerd. Toen ik bij het genoemd adres voor de deur stond, deed een voor mij onbekende man open. Ik vroeg aan de man of hij [verdachte] was. Ik hoorde de man duidelijk zeggen: 'Mijn naam is [verdachte]'. Ik vroeg aan [verdachte] of hij een pakket uit Costa Rica verwachtte. Ik hoorde hem zeggen: 'Ik verwacht inderdaad een pakket uit Costa Rica.' Ik heb vervolgens [verdachte] een handtekening laten zetten onder een ontvangstbewijs. Ik overhandigde toen [verdachte] het pakket en hij ging naar binnen.
Op donderdag 9 november 2006 hebben wij in Amsterdam drie verdachten aangehouden. Ik zag dat een van de verdachten de man was die eerder die dag het pakket van mij in ontvangst nam. Zijn naam is [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] een paspoort voor zich in de struiken verstopte. Toen ik het paspoort pakte en bekeek, zag ik dat het paspoort overeenkwam met de zojuist aangehouden verdachte [verdachte]."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Voor het hof staat op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte het aan hem gerichte pakket uit Costa Rica verwachtte. Dat blijkt uit zijn reactie toen het pakket bij hem werd afgeleverd als ook uit het diezelfde dag nog mede door hem vervoeren van dat pakket vanuit Zwolle via Almere naar Amsterdam. Naar algemene ervaringsregels geldt in die situatie voorts dat verdachte ook wist wat de inhoud van dat pakket was, namelijk cocaïne. Hij heeft overigens ook niet betoogd dat hij iets heel anders had besteld in Costa Rica. Hij heeft slechts aangegeven dat hij het pakket naar het postkantoor had willen terugbrengen. Dit correspondeert echter op geen enkele wijze met zijn gedrag tijdens en na het in ontvangst nemen van het pakket, zoals tot uitdrukking komt in de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen."
2.2.4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 oktober 2009 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig zijn aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen houden onder meer het volgende in:
"Geen opzet op de invoer van drugs, c.a. medeplegen hiervan:
(...)
- [Verdachte] heeft herhaaldelijk, namelijk zowel in verklaring bij politie als ter zitting in eerste aanleg ontkend dat hij tegen de pakketbezorger heeft gezegd dat hij een pakketje uit Costa Rica verwachtte. Hij is consequent in zijn verklaringen, ook op dit punt;
(...)
Indien u op basis van de verklaring van verbalisant Y55 d.d. 20 november 2006 overweegt wel tot een bewezenverklaring te komen, dan zal deze verbalisant in elk geval gehoord dienen te worden als getuige. Het is dan immers noodzakelijk voor de waarheidsvinding om vast te stellen wat [verdachte] precies gezegd heeft en hoe hij exact reageerde op het aangeboden pakket."
2.2.5. Het Hof heeft het aangevoerde als volgt samengevat en verworpen:
"Ten eerste heeft de raadsman het hof verzocht om verbalisant Y55 te horen indien het hof op basis van het proces-verbaal van deze verbalisant tot een bewezenverklaring komt. Het is volgens de raadsman voor de waarheidsvinding noodzakelijk om vast te stellen wat [verdachte] precies gezegd heeft en hoe hij exact reageerde op het aangeboden pakket.
Een dergelijk verzoek dient tijdig en gemotiveerd te worden gedaan.
De raadsman is voor het eerst op de (eind)zitting van het hof, bij pleidooi, met het verzoek gekomen om verbalisant Y55 te horen. De raadsman heeft zijn verzoek onvoldoende onderbouwd: uit dat verzoek blijkt zelfs niet impliciet dat hij de betrouwbaarheid van de inhoud van het proces-verbaal (gemotiveerd) betwist.
Het hof wijst het verzoek af, aangezien de noodzaak daartoe niet is gebleken."
2.3. Nu het bij pleidooi gedane verzoek, gelet op hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd, onmiskenbaar ertoe strekte de verklaring van verbalisant Y55 op betrouwbaarheid te toetsen, is het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk gemotiveerd.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 februari 2012.