Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 2
Artikel 98d [Verkrijgen door dochtermaatschappij van aandelen NV]
Geldend
Geldend vanaf 20-01-1986
- Bronpublicatie:
12-12-1985, Stb. 1985, 656 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken: 16551 )
- Inwerkingtreding
20-01-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-01-1986, Stb. 1986, 3 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Een dochtermaatschappij mag voor eigen rekening geen aandelen nemen of doen nemen in het kapitaal van de naamloze vennootschap. Zulke aandelen mogen dochtermaatschappijen voor eigen rekening slechts verkrijgen of doen verkrijgen, voor zover de naamloze vennootschap zelf ingevolge de leden 1–6 van artikel 98 eigen aandelen mag verkrijgen.
2.
Indien is gehandeld in strijd met het vorige lid, zijn de bestuurders van de naamloze vennootschap hoofdelijk aansprakelijk tot vergoeding aan de dochtermaatschappij van de verkrijgingsprijs met de wettelijke rente daarover van het tijdstip af waarop de aandelen zijn genomen of verkregen. Betaling van de vergoeding geschiedt tegen overdracht van deze aandelen. Een bestuurder behoeft de verkrijgingsprijs niet te vergoeden, indien hij bewijst dat het nemen of verkrijgen niet aan de naamloze vennootschap is te wijten.
3.
Een dochtermaatschappij mag,
- a.
nadat zij dochtermaatschappij is geworden,
- b.
nadat de vennootschap waarvan zij dochtermaatschappij is, is omgezet in een naamloze vennootschap, of
- c.
nadat zij als dochtermaatschappij aandelen in het kapitaal van de naamloze vennootschap om niet of onder algemene titel heeft verkregen,
niet langer dan gedurende drie jaren samen met de naamloze vennootschap en haar andere dochtermaatschappijen meer van deze aandelen voor eigen rekening houden of doen houden dan een tiende van het geplaatste kapitaal. De bestuurders van de naamloze vennootschap zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding aan de dochtermaatschappij van de waarde van de aandelen die zij te veel houdt of doet houden op het einde van de laatste dag van die drie jaren, met de wettelijke rente van dat tijdstip af. Betaling van de vergoeding geschiedt tegen overdracht van de aandelen. Een bestuurder behoeft de vergoeding niet te betalen, indien hij bewijst dat het niet aan de naamloze vennootschap is te wijten dat de aandelen nog worden gehouden.
4.
Onder het begrip aandelen in dit artikel zijn certificaten daarvan begrepen.