ABRvS, 22-01-2014, nr. 201207582/1/A4
ECLI:NL:RVS:2014:90
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22-01-2014
- Zaaknummer
201207582/1/A4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:90, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑01‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2012:BW8992, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2014/144 met annotatie van F.R. Vermeer
JWA 2015/15
JM 2014/34 met annotatie van C.N.J. Kortmann, F. Onrust
Uitspraak 22‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang naar aanleiding van verontreiniging van oppervlaktewater, waterbodem en oever als gevolg van een brand op het terrein aan de Vlasweg 4 te Moerdijk op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beslist dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang voor rekening van Chemie-Pack Nederland B.V. komen.
201207582/1/A4.
Datum uitspraak: 22 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
T.M. Schraven, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: de curator), gevestigd te Tilburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 juni 2012 in zaak nr. 11/4470 in het geding tussen:
de curator
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta.
Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang naar aanleiding van verontreiniging van oppervlaktewater, waterbodem en oever als gevolg van een brand op het terrein aan de Vlasweg 4 te Moerdijk op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beslist dat de kosten van de toepassing van de bestuursdwang voor rekening van Chemie-Pack Nederland B.V. komen.
Bij besluit van 12 juli 2011 heeft het dagelijks bestuur het door Chemie-Pack Nederland B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 juni 2011 heeft het dagelijks bestuur de kosten van de toepassing van bestuursdwang vastgesteld op € 9.954.488,19 (hierna: kostenbeschikking 1).
Bij besluit van 30 september 2011 heeft het dagelijks bestuur de kosten van de toepassing van bestuursdwang, naast de kosten in kostenbeschikking 1, vastgesteld op € 1.092.738,36 (hierna: kostenbeschikking 2).
Bij besluit van 13 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur de kosten van de toepassing van bestuursdwang, naast de kosten in de kostenbeschikkingen 1 en 2, vastgesteld op € 160.574,42.
Bij uitspraak van 21 juni 2012 heeft de rechtbank het door de curator daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de curator hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaak nr. 201207473/1/A4, ter zitting behandeld op 16 september 2013, waar de curator, vertegenwoordigd door mr. E.G.M. Huisman, advocaat te Tilburg, Chemie-Pack Onroerend Goed B.V., vertegenwoordigd door mr. D.H.J. Kochx en mr. S. van Hengel, beiden advocaat te Etten-Leur, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E.H.P. Brans, mr. K. Winterink, mr. A.J. van der Ven, allen advocaat te Den Haag, mr. W.J. de Zeeuw, ing. P.J.A. van den Bliek, ing. J.J.A. van Meggelen, mr. R.W.P. van Haperen, mr. W.F.M. Thijs en mr. M. Treffer, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Op 5 en 6 januari 2011 heeft brand gewoed in het bedrijfspand van Chemie-Pack Nederland B.V. aan de Vlasweg 4 te Moerdijk. Chemie-Pack Nederland B.V. bewerkte en verpakte chemische producten. Bij de brand is verontreinigd bluswater in de sloten ten zuiden van de Vlasweg en aan beide zijden van de Oostelijke Randweg terecht gekomen. Om verspreiding van de verontreinigende stoffen te voorkomen zijn verschillende sloten afgedamd. Als gevolg van regen en het van het terrein en de omliggende terreinen afstromende verontreinigde bluswater dreigde overstroming van de in de plaatselijke sloten gecreëerde buffer en werd de afvoerende functie van de sloten belemmerd. Het dagelijks bestuur achtte spoedeisend belang aanwezig om het in deze buffer verontreinigde water te verwijderen en ter verwerking te laten afvoeren, alsook de verontreinigde waterbodem en de verontreinigde oever te verwijderen om herverontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen. Spoedeisende bestuursdwang is aangezegd voor het verwijderen, afvoeren, opslaan en verwerken van verontreinigd water en de verontreinigde grond van waterbodem en oever. Het dagelijks bestuur heeft aan zijn beslissing tot toepassing van bestuursdwang ten grondslag gelegd dat artikel 6.2 van de Waterwet is overtreden.
2. De curator betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat Chemie-Pack Nederland B.V. niet als overtreder van artikel 6.2 van de Waterwet kan worden aangemerkt. In dit verband betoogt hij dat deze bepaling zich niet alleen tot bedrijven richt, dat de feitelijke werkzaamheden door brandweerkorpsen zijn verricht, dat de oorzaak van verboden verrichtingen (in dit geval de brand) niet centraal staat bij de beantwoording van de vraag of iemand als overtreder kan worden aangemerkt, alsook dat de bluswerkzaamheden niet alleen dienden ter bescherming van het perceel waarop Chemie-Pack Nederland B.V. een inrichting dreef, maar ook ter bescherming van het naastgelegen bedrijf en het algemeen belang. Volgens de curator is de door de rechtbank aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2008 in zaak nr. 200707345/1 niet relevant, omdat het in die situatie om één bedrijf ging.
2.1. Ingevolge artikel 6:2, eerste lid, van de Waterwet is het verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij:
a. een daartoe strekkende vergunning is verleend door Onze Minister of, ten aanzien van regionale wateren, het bestuur van het betrokken waterschap;
b. daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
Ingevolge artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder overtreding verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Ingevolge het tweede lid wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
2.2. Niet in geschil is dat artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet is overtreden. Gelet op artikel 5:1, tweede lid, van de Awb is de overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk schendt. Zoals de Afdeling onder meer in haar uitspraak van 15 oktober 2008 in zaak nr. 200707345/1 (www.raadvanstate.nl) heeft overwogen, is dat in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. Chemie-Pack Nederland B.V. heeft de overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet niet zelf begaan, nu niet is gebleken dat zij zelf heeft deelgenomen aan de bluswerkzaamheden die ertoe hebben geleid dat verontreinigd bluswater in het oppervlaktewater is geraakt of anderszins handelingen heeft verricht die daaraan hebben bijgedragen. De overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet is aan Chemie-Pack Nederland B.V. toe te rekenen omdat de gevolgen van de bestrijding van de brand moeten worden toegerekend aan het bedrijf ten aanzien waarvan de bluswerkzaamheden zijn verricht. De brandbestrijding in een bedrijf door de brandweer moet in het algemeen worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en de gevolgen daarvan kunnen aan het bedrijf worden toegerekend. De stelling dat de bluswerkzaamheden ook ter bescherming van naastgelegen bedrijven en het algemeen belang dienden, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat Chemie-Pack Nederland B.V. als overtreder van artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet kan worden aangemerkt.
Het betoog faalt.
3. De hoger beroepsgronden over de spoedeisendheid van de bestuursdwang, de duidelijkheid van de last en de kosten van bestuursdwang zijn in beroep niet aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze gronden niet al voor de rechtbank hadden kunnen worden aangevoerd en de curator dat uit een oogpunt van een zorgvuldig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven en kunnen deze reeds daarom niet slagen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Schoppers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014
628.