Rb. Gelderland, 27-05-2014, nr. 262110
ECLI:NL:RBGEL:2014:3593
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
27-05-2014
- Zaaknummer
262110
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:3593, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 27‑05‑2014; (Kort geding)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2014-0217
Uitspraak 27‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 13 Zorgverzekeringswet. Hinderpaalcriterium. Recht op vrije artsenkeuze bij naturapolis. Onrechtmatig handelen zorgverzekeraars door minder dan 80% te vergoeden van declaraties van niet-gecontracteerde GGZ-instelling.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/262110 / KG ZA 14-169
Vonnis in kort geding van 27 mei 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING MOMENTUM GGZ DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING,
gevestigd te Veldhoven,
eiseres,
advocaat mr. K. Mous te Nijmegen,
tegen
1. naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
advocaat mr. P. Halferkamps te Wageningen,
2. naamloze vennootschap AVÉRO ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. naamloze vennootschap ZILVEREN KRUIS ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. naamloze vennootschap INTERPOLIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
5. naamloze vennootschap AGIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
advocaat mr. T.R.M. van Helmond te Amsterdam,
gedaagden,
Eisende partij zal hierna Momentum genoemd worden. Gedaagde partijen zullen gezamenlijk worden aangeduid als Menzis c.s. of als Menzis en Achmea c.s. (gedaagden sub 2 t/m 5) en afzonderlijk als Menzis, Avéro, Zilveren Kruis, Interpolis en Agis.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties
- -
de conclusie van antwoord van Achmea c.s. met producties
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van Momentum
- -
de pleitnota van Menzis
- -
de pleitnota van Achmea c.s.
1.2.
De zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van bericht van Momentum of zij aanhouding wenst totdat de Hoge Raad een arrest heeft gewezen in een gelijksoortige zaak. Bij brief van 14 mei 2014 heeft Momentum vonnis gevraagd. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Momentum exploiteert sinds 2010 een instelling voor medisch specialistische zorg op basis van een toelating die zij ingevolge de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) van de overheid heeft verkregen. Momentum verleent daar ambulante tweedelijns GGZ aan (onder andere) verzekerden van Menzis c.s.
2.2.
Een deel van de door Momentum verleende zorg betreft verslavingszorg. Momentum werkt sinds haar oprichting nauw samen met de Stichting Addictioncare (hierna: Addictioncare). Addictioncare exploiteert een verslavingskliniek. Per 20 december 2013 heeft Momentum alle activiteiten en alle daarbij behorende activa en passiva van Addictioncare overgenomen.
2.3.
Menzis vergoedde (in geval van een naturaverzekering) tot 2012 voor behandelingen door niet-gecontracteerde aanbieders 80% van de door de NZa op grond van de Wet Marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor GGZ vastgestelde tarieven. Per 1 januari 2012 heeft Menzis dat vergoedingspercentage verlaagd naar 60%.
2.4.
Achmea c.s. vergoedden (in geval van een naturaverzekering) tot 2013 voor behandelingen door niet-gecontracteerde aanbieders 80% van de door de NZa op grond van de Wet Marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor GGZ vastgestelde tarieven. Per 1 januari 2013 hebben Achmea c.s., met uitzondering van Agis, dat vergoedingspercentage verlaagd naar 60%. Agis hanteerde in 2013 nog een vergoedingspercentage van 74%.
2.5.
Met ingang van 1 januari 2014 vergoeden Menzis c.s. (maximaal) 60% van de door de NZa vastgestelde tarieven. Uit de vergoedingslijsten die Achmea c.s. hebben gepubliceerd blijkt dat Achmea c.s. voor bepaalde typen ambulante tweedelijns GGZ zelfs minder dan 50% vergoeden. Voor andere typen zorg vergoeden Achmea c.s. 80% en in het geval van Agis 70%.
2.6.
De cliënten van Momentum cederen hun vorderingen op de zorgverzekeraar aan Momentum. De desbetreffende zorgverzekeraar betaalt vervolgens rechtstreeks aan Momentum, dan wel aan Fa-med. Momentum heeft het verschil tussen de door haar gedeclareerde bedragen en hetgeen zij van de zorgverzekeraar vergoed heeft gekregen tot nu toe niet bij haar cliënten in rekening gebracht.
2.7.
Per 1 januari 2014 hebben Achmea c.s. in de polisvoorwaarden van de natura- en de combinatiepolissen een cessieverbod opgenomen.
3. Het geschil
3.1.
Momentum vordert samengevat - Menzis c.s.:
I. te gebieden om, binnen 2 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van behandelingen door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Menzis c.s., aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Menzis c.s. in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen;
II. te gebieden, om binnen 2 werkdagen na dagtekening van dit vonnis, aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Menzis c.s. ter zake van deze declaratie slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief hebben betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Menzis c.s. aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betalen tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al hebben betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Menzis c.s. in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen;
III. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten met de wettelijke rente daarover en in de nakosten te vermeerderen met de eventuele verdere executiekosten.
3.2.
Menzis c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende uit de stellingen van Momentum voort. Het is voldoende aannemelijk dat indien Momentum het verschil tussen de vergoeding van Menzis c.s. en de werkelijke behandelkosten aan cliënten in rekening gaat brengen, potentiële cliënten zich niet meer tot Momentum zullen wenden, wat in wezen ook de bedoeling van Menzis c.s. is. Het is ook aannemelijk dat indien Momentum dat verschil niet in rekening brengt, wat zij tot op heden niet heeft gedaan, financiële problemen zullen ontstaan.
4.2.
Het gaat in dit geschil om de vraag of Menzis c.s. onrechtmatig handelen jegens Momentum door de vergoedingen voor GGZ aan verzekerden met een naturapolis die zich tot een niet gecontracteerde zorgaanbieder wenden, te beperken tot percentages als waarom het hier gaat (van 60% of minder) van de geldende Wmg-tarieven. In dat verband is mede de vraag of dit in strijd is met art. 13 Zorgverzekeringswet (Zvw). In dat artikel is bepaald dat de verzekerde in het hier bedoelde geval recht heeft op een ‘door de verzekeraar te bepalen’ vergoeding. De vraag is of de zorgverzekeraar geheel vrij is in het bepalen van de hoogte van die vergoeding, zoals Menzis c.s. verdedigen, of dat die vrijheid beperkt is, zoals Momentum stelt dat volgt uit de bedoeling van de wetgever. Het geschil daarover spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of uit de wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat het tarief niet zo laag mag zijn dat het een ‘hinderpaal’ vormt om zorg te betrekken van een niet gecontracteerde zorgaanbieder en zo ja, of art. 13 Zvw de vrijheid van de zorgverzekeraar in die zin beperkt, hoewel in de tekst van de wet niet een (dergelijke) beperking valt te lezen.
4.3.
Deze vraag (van uitleg van de wet) is door diverse voorzieningenrechters, en ook in appel, bevestigend beantwoord, ook door de voorzieningenrechter van deze rechtbank (3 oktober 2013 ECLI:NL:RBGEL:2013:3989). In een aanhangig cassatieberoep is volgens de raadslieden van Momentum en Menzis de vraag ontkennend beantwoord door de A-G, die tot vernietiging heeft geconcludeerd. De conclusie is niet overgelegd en niet gepubliceerd. De zaak staat nu voor arrest van de Hoge Raad op 27 juni 2014. Met de partijen is ter zitting besproken of het niet raadzaam is de beslissing in dit kort geding aan te houden tot eind juni in afwachting van het arrest. De raadsman van Momentum heeft bij brief van 14 mei 2014 laten weten dat Momentum daarop niet wil wachten en reeds thans vonnis wenst.
4.4.
In hetgeen de partijen in dit kort geding hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter onvoldoende reden thans anders over deze (rechts)vraag te oordelen dan in het eerdere, hiervoor genoemde vonnis. Het enkele feit dat de A-G, naar verluidt, in andere zin heeft geconcludeerd, is in de gegeven omstandigheden niet een goede reden (reeds thans) anders te oordelen. Het standpunt dat de vergoeding niet zo laag mag zijn dat die in feite een hinderpaal vormt om zorg te betrekken van een niet-gecontracteerde aanbieder vindt bevestiging in de wetsgeschiedenis. Daaruit blijkt dat de hinderpaalgedachte is geïnspireerd door het volgens de wetgever op dat moment bestaande Europese recht ten aanzien van het vrije verkeer van zorgaanbod. De door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding mocht niet zo laag zijn dat die in feite een hinderpaal zou vormen om zorg te betrekken van een buitenlandse ((en dus) niet-gecontracteerde) zorgaanbieder. Uit de wetsgeschiedenis moet ook worden afgeleid dat de wetgever die hinderpaalgedachte heeft willen veralgemeniseren in die zin dat die ook geldt voor het betrekken van zorg van een niet-gecontracteerde binnenlandse zorgaanbieder (TK 2003-2004 29 763 nr. 3, p. 30-31, p. 109-110; nr. 7, p. 98-99; TK 2004-2005 29 763, nr. 26 p. 32). Terwijl de wetsgeschiedenis van (artikel 13 van) de Zorgverzekeringswet weinig ruimte tot twijfel laat op dit punt, laat het standpunt van de wetgever in het kader van wetsvoorstel 33 362 (Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten), dat onder andere strekt tot wijziging van artikel 13 Zvw, geen andere conclusie toe. In de memorie van toelichting (TK 2011-2012 33 362, nr. 3, p. 36) staat onder andere:
“In de memorie van toelichting op de Zvw is aangegeven, dat de vergoeding niet zo laag mag zijn, dat die voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal op zou leveren om naar een niet gecontracteerde zorgaanbieder te gaan. Dit vloeide voor buitenlandse zorgaanbieders voort uit het arrest Müller/Faure-Van Riet (HvJ 13 mei 2003, C-385/99; …). Aangezien de wetgever Nederlandse zorgaanbieders niet wilde achterstellen bij buitenlandse, is vervolgens in de memorie van toelichting op de Zvw aangegeven dat deze ondergrens voor de vergoeding ook voor zorg van in Nederland opererende zorgaanbieders diende te gelden.”
De voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw strekt ertoe die hinderpaalgedachte uit het huidige artikel 13 Zvw te ecarteren omdat de Europeesrechtelijke redenen die daarvoor destijds bestonden thans niet meer zouden gelden. Het voorstel beoogt kennelijk de zorgverzekeraars de mogelijkheid te geven, door vergoedingen te beperken of zelfs geheel op nihil te stellen, naturaverzekerden ertoe te bewegen zoveel mogelijk naar gecontracteerde zorgaanbieders te gaan (TK 2011-2012 33 362, nr. 3, p. 35-37). Het lijdt aldus weinig twijfel dat in de visie van de wetgever de vrijheid van de zorgverzekeraars om de hoogte van de vergoeding te bepalen door het huidige artikel 13 Zvw is beperkt. Dat de minister daarover in latere stukken een ander standpunt is gaan innemen, is van onvoldoende gewicht voor een andere uitleg. Het feit dat de beperking niet met zoveel woorden in de tekst van artikel 13 van de wet is opgenomen, doet er niet aan af dat die zo moet worden begrepen. Op grond van de wetsgeschiedenis moet worden geoordeeld dat de opvatting van de wetgever dat de vergoeding niet zo laag mag zijn dat die in feite een hinderpaal vormt om zorg te betrekken van niet gecontracteerde zorgaanbieders een zelfstandige betekenis heeft gekregen die is losgekoppeld van de toen bestaande gedachte over de Europeesrechtelijke achtergrond daarvan. Heel duidelijk komt dat tot uiting in het antwoord van de minister op kamervragen over art. 13 Zvw (zie: TK 2004-2005 29 763, nr. 26 p. 32). Hoe thans over de Europeesrechtelijke aspecten in grensoverschrijdende situaties moet worden gedacht, kan hier daarom onbesproken blijven. Het gaat in dit geschil, zoals ook Achmea c.s. zelf stellen, bovendien om een zuiver binnenlandse aangelegenheid.
4.5.
Achmea heeft zich er nog op beroepen dat de door de wetgever beoogde ‘veralgemenisering’ van de hinderpaalgedachte anders begrepen moet worden, maar daarin kan de voorzieningenrechter Achmea niet volgen. Als het zo is dat de vergoeding niet zo laag mag zijn dat die in feite een hinderpaal vormt om zorg van een niet gecontracteerde buitenlandse zorgaanbieder te betrekken, kan de gedachte dat de binnenlandse niet gecontracteerde zorgaanbieder daarbij niet achter moet worden gesteld, redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat de vergoeding voor het betrekken van zorg van een binnenlandse niet gecontracteerde zorgaanbieder evenmin zo laag mag zijn dat die in feite een hinderpaal daarvoor vormt. Dat de vrijheid in het bepalen van de vergoeding beperkt is, ligt ook voor de hand. Als die vrijheid onbeperkt zou zijn, met als ondergrens dat de vergoeding niet nul mag zijn, zou de bepaling van art. 13 Zvw zinloos zijn. Vergoedingen zouden dan immers op nagenoeg nul kunnen worden bepaald, wat in feite aan geen vergoeding gelijk staat. Dat strookt niet met de ook aan art. 13 ten grondslag liggende gedachte dat de patiënt met een naturapolis wel, zoals onder de Ziekenfondswet, een recht op vrije artskeuze moest houden.
4.6.
Zoals de voorzieningenrechter eerder heeft overwogen is het vaststellen van een vergoeding die zo laag is dat die in feite een hinderpaal vormt om zorg van een niet gecontracteerde zorgaanbieder te betrekken in strijd met het huidige art. 13 Zvw. Uit de hinderpaalgedachte, de veralgemenisering hiervan en hetgeen daarover in de parlementaire geschiedenis is opgemerkt, moet worden afgeleid dat art. 13 Zvw mede de bescherming van belangen van (buitenlandse en binnenlandse niet gecontracteerde) zorgaanbieders op het oog heeft. In ieder geval is er grond om aan te nemen dat Menzis c.s. in de gegeven omstandigheden jegens Momentum in strijd handelen met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door de vergoedingen op de desbetreffende percentages vast te stellen. Ter zitting is aan de orde gekomen en van de zijde van Menzis bevestigd dat het vaststellen van de vergoedingen op de desbetreffende percentages geen ander oogmerk heeft dan het ontmoedigen dat verzekerden zich nog tot niet gecontracteerde zorgaanbieders zullen wenden. Ook aan de orde is gekomen dat de achtergrond daarvan is dat de zorgverzekeraars met de minister van VWS afspraken hebben gemaakt om volumebeheersingsmaatregelen voor GGZ te zullen nemen. Met gecontracteerde zorgaanbieders kunnen zorgverzekeraars volume-afspraken maken. Met niet gecontracteerde zorgaanbieders zijn er geen afgesproken volumebeperkingen. De ontmoediging strekt er in ieder geval mede toe volumegroei via niet gecontracteerde zorgaanbieders tegen te gaan. Ter zitting is desgevraagd ook verklaard dat aan de thans vastgestelde percentages geen berekeningen of onderbouwingen van financiële of bedrijfseconomische aard ten grondslag liggen, ook niet wat betreft de tarieven waarvoor GGZ redelijkerwijs door niet gecontracteerde zorgaanbieders geleverd zou moeten kunnen worden, en dat de percentages betrekkelijk willekeurig laag zijn vastgesteld om te ontmoedigen, dat is zoveel mogelijk te verhinderen, dat GGZ van niet gecontracteerde aanbieders wordt betrokken en door niet gecontracteerde aanbieders wordt geleverd. Dat is in strijd met de hiervoor genoemde bedoelingen van de toenmalige wetgever van art. 13 Zvw. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de beperkte vrijheid die art. 13 Zvw zorgverzekeraars beoogde te bieden onder andere was bedoeld om de administratieve lasten die voor zorgverzekeraars zijn gemoeid met zorginkoop voor naturapolissen te compenseren met lagere vergoedingen voor zorg die wordt betrokken van niet gecontracteerde aanbieders en om zich, in onderlinge concurrentie, met de tarieven te kunnen profileren en ook om te voorkomen dat verzekerden zonder enige rem zich tot niet gecontracteerde zorgaanbieders zouden kunnen wenden, omdat het stelsel waarin een verzekerde kiest voor een naturapolis of restitutiepolis dan geen zin zou hebben. Het bepalen van de vergoeding op een willekeurig percentage dat zo laag is dat het moet verhinderen dat zorg wordt betrokken van en afgeleverd door een niet gecontracteerde zorgaanbieder, met als oogmerk volumebeheersing, is in strijd met de bedoelingen van de wetgever en onder de hiervoor bedoelde omstandigheden onrechtmatig jegens Momentum in verband met het voorzienbare gevolg dat Momentum daardoor schade zal lijden. Het thans aanhangige wetsvoorstel dat onder andere strekt tot wijziging van art. 13 Zvw beoogt het mogelijk te maken voor zorgverzekeraars vergoedingen op nihil te stellen met kostenbeheersing als oogmerk. Daarmee zou een andere situatie ontstaan waarop niet kan worden vooruitgelopen. Het creëren van een nieuw regime waarin zorgverzekeraars geheel vrij zijn in het vaststellen van vergoedingen mede ten dienste van kostenbeheersing, berust op een politieke keuze die aan politieke besluitvorming moet worden overgelaten.
4.7.
Menzis c.s. hebben bestreden dat de thans geldende percentages een feitelijke hinderpaal vormen. Dat standpunt is moeilijk te verenigen met de bedoeling de percentages zo laag vast te stellen dat het betrekken van zorg door niet gecontracteerde aanbieders wordt ontmoedigd, wat hier immers neerkomt op het opwerpen van een hindernis om zorg van die aanbieders te betrekken. Maar ook overigens kan dat standpunt niet worden gevolgd. Menzis c.s. hebben in de eerste plaats erop hebben gewezen dat Momentum feitelijk zorg is blijven verlenen aan Menzis- en Achmea-naturaverzekerden en kennelijk de niet vergoede 40% niet bij cliënten in rekening heeft gebracht, en dat een korting van 40% dus kennelijk niet een hinderpaal is om de zorg te betrekken en te verlenen. Dat argument moet worden verworpen. Dat Momentum dat voorshands zo heeft gedaan om haar clientèle niet kwijt te raken, wil natuurlijk niet zeggen dat zij daarmee door kan blijven gaan. Aannemelijk is dat dat bedrijfseconomisch niet vol te houden is, nu het gaat om vergoeding van een percentage van marktconforme tarieven. Als Momentum de 40% geheel of ten dele in rekening gaat brengen aan cliënten is aannemelijk dat die geen zorg meer van Momentum zullen betrekken. De kosten van behandeling door Momentum zijn zodanig dat betaling van een aanmerkelijk gedeelte uit eigen zak voor veel cliënten niet op te brengen zal zijn. Het is voldoende aannemelijk dat Momentum aanmerkelijk in haar bedrijfsbelangen wordt geschaad doordat slechts 60% van het Wmg-tarief wordt vergoed. De benadering in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 april 2014 stuit hierop af. Aannemelijk is dan ook dat het door Menzis c.s. vergoede percentage een hinderpaal vormt.
4.8.
Onder al deze omstandigheden handelen Menzis c.s. onrechtmatig jegens Momentum door hun verzekerden slechts 60% (of minder) van de Wmg-tarieven te vergoeden. Welke vergoeding wel in overeenstemming zou zijn met de bij de toepassing van artikel 13 Zvw aan te leggen maatstaven, kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. De partijen hebben daarvoor ook geen aanknopingspunten gesteld. Wel is duidelijk dat een vergoeding van 80% lange tijd als een algemeen gangbare en geaccepteerde vergoeding heeft gegolden die kennelijk aan de maatstaf voldeed dat die geen hinderpaal in de zin van artikel 13 Zvw vormde. Daarvan zal worden uitgegaan. Het is daarmee duidelijk dat Momentum schade lijdt als gevolg van het onrechtmatig handelen van Menzis c.s. Tussen het onrechtmatig handelen van Menzis c.s. en deze schade bestaat een causaal verband. Zonder het onrechtmatig handelen bestaande uit de ongeoorloofde verlaging van de vergoeding, zou er immers geen schade zijn. Dat de situatie waarom het hier gaat zich niet zou voordoen indien de cliënten van Momentum voor een restitutiepolis hadden gekozen in plaats van voor een naturapolis mag zo zijn, maar is niet een relevant feit voor de beantwoording van de vraag of tussen het onrechtmatig handelen (dat nu eenmaal is gebaseerd op het gegeven dat de desbetreffende verzekerde een naturapolis heeft) en de schade causaal verband bestaat. Het valt overigens niet in te zien dat zich hier een situatie voordoet waarin een proportionele aanprakelijkheid geïndiceerd is. Om verdere schade te voorkomen zullen Menzis c.s. daarom worden veroordeeld 80% van de Wmg-tarieven voor specialistische GGZ te vergoeden aan verzekerden met een naturapolis die de zorg van Momentum betrekken. Een beperking in de tijd hoeft daaraan niet te worden verbonden. De veroordeling in kort geding is naar haar aard een voorlopige maatregel. Indien de omstandigheden zodanig veranderen dat de maatregel niet langer op haar plaats is of dat een andere maatregel nodig is, kan de meest gerede partij zich zo nodig tot de voorzieningenrechter wenden. Verder is er aanleiding om Menzis c.s. te veroordelen ten titel van schadevergoeding de door Momentum gevorderde aanvullende bedragen over het verleden, waarvan Menzis c.s. de verschuldigdheid overigens niet gemotiveerd hebben betwist, aan Momentum te betalen. De maatstaven voor de toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding staan daaraan niet in de weg. Het bestaan en de omvang van de vordering zijn in ruime mate aannemelijk evenals het spoedeisend belang. Dat daartegenover een te groot restitiutierisico bestaat, is onvoldoende aannemelijk en is door Menzis c.s. ook niet gesteld. Voldoende aannemelijk is eveneens dat cliënten van Momentum hun vorderingen cederen aan Momentum overeenkomstig de overgelegde cessie-akten. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat het sinds 1 januari 2014 gehanteerde cessie-verbod in de voorwaarden van Achmea c.s. goederenrechtelijke werking heeft. Van Momentum mag worden verwacht dat zij desgewenst de akten van cessie aan Menzis c.s. toont. Op grond van de stellingen van Momentum en de door haar overgelegde stukken moet worden aangenomen dat Menzis c.s. zowel aan Momentum zelf als aan Fa-med B.V. bevrijdend kunnen betalen. Een cessie ter incasso, zoals die kennelijk heeft plaatsgevonden, ontneemt Momentum niet de bevoegdheid zelf de vordering in te stellen.
4.9.
Met inachtneming van het voorgaande zullen de vorderingen worden toegewezen. Alle overige stellingen en weren kunnen verder onbesproken blijven. Ter zitting is namens Menzis c.s. verklaard dat zij een eventuele veroordeling vrijwillig zullen naleven. Het opleggen van een dwangsom kan daarom achterwege blijven.
4.10.
Menzis c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Er is geen grond voor een hoofdelijke proceskostenveroordeling nu Menzis c.s. niet hoofdelijk zijn verbonden tot dat waartoe zij ten principale zijn veroordeeld. De kosten aan de zijde van Momentum worden begroot op:
- dagvaarding € 101,61
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.525,61
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Menzis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van de behandeling door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Menzis, aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld,
5.2.
gebiedt Menzis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Menzis ter zake van deze declaraties slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief heeft betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Menzis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betaalt tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al heeft betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief,
5.3.
gebiedt Avéro om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van de behandeling door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Avéro, aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld,
5.4.
gebiedt Avéro om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Avéro ter zake van deze declaraties slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief heeft betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Avéro aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betaalt tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al heeft betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief,
5.5.
gebiedt Zilveren Kruis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van de behandeling door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Zilveren Kruis, aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld,
5.6.
gebiedt Zilveren Kruis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Zilveren Kruis ter zake van deze declaraties slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief heeft betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Zilveren Kruis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betaalt tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al heeft betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief,
5.7.
gebiedt Interpolis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van de behandeling door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Interpolis, aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld,
5.8.
gebiedt Interpolis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Interpolis ter zake van deze declaraties slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief heeft betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Interpolis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betaalt tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al heeft betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief,
5.9.
gebiedt Agis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis ter zake van de behandeling door Momentum dan wel de Stichting Addictioncare van personen die verzekerd zijn bij Agis, aan Momentum/de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., 80% van het marktconforme tarief (in geval van naturapolissen) te vergoeden van alle declaraties van Momentum/de Stichting Addictioncare/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., die gebaseerd zijn op de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld,
5.10.
gebiedt Agis om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. alle declaraties van Momentum en de Stichting Addictioncare te betalen die tot dusverre gedeeltelijk onbetaald zijn gelaten omdat Agis ter zake van deze declaraties slechts 60% in plaats van 80% van het marktconforme tarief heeft betaald van de Wmg-tarieven die in de betreffende tariefbeschikking van de NZa zijn vermeld en waarvan de betalingstermijn inmiddels is verstreken, in die zin dat Agis aan Momentum/de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V. het verschil betaalt tussen het bedrag dat zij op deze declaraties al heeft betaald en het bedrag dat gelijk is aan 80% van het marktconforme tarief,
5.11.
veroordeelt Menzis c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Momentum tot op heden begroot op € 1.525,61,
5.12.
veroordeelt Menzis c.s., in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Menzis c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014.