A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Deventer: Kluwer 2012, p. 187.
HR, 19-03-2013, nr. 11/01749
ECLI:NL:HR:2013:BZ2193
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-03-2013
- Zaaknummer
11/01749
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BZ2193
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ2193, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑03‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ2193
ECLI:NL:PHR:2013:BZ2193, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ2193
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0128
Uitspraak 19‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Betekeningsperikelen. Art. 588.1 aanhef en onder b sub 3 Sv. HR herhaalt HR LJN AD5163. Het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend is niet zonder meer begrijpelijk, nu geen afschrift is verzonden naar het adres waarop de appeldagvaarding eerst tevergeefs is aangeboden.
19 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/01749
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 december 2001, nummer 20/001431-01, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte niet nietig heeft verklaard.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
(i) Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de Politierechter in de Rechtbank Maastricht houdt als het door de verdachte opgegeven adres in:
"[a-straat 1]".
(ii) Een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2001 - houdt in dat die dagvaarding op 1 oktober 2001 is aangeboden op het adres "[a-straat 1] te 's-Gravenhage", maar aldaar niet is uitgereikt omdat "op het adres niemand werd aangetroffen" en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kan worden afgehaald op het in dat bericht genoemde (post)kantoor of politiebureau; deze akte houdt voorts in dat de dagvaarding is teruggezonden aan de afzender en op 22 november 2001 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank 's-Hertogenbosch "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in als adres van de verdachte: "thans zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland".
Dit proces-verbaal houdt voorts onder meer in:
"De voorzitter deelt het volgende mede:
Op 1 oktober 2001 is de dagvaarding voor de zitting van heden aangeboden aan het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage, doch aldaar niet uitgereikt, omdat op dat adres niemand werd aangetroffen. Vervolgens is de dagvaarding op 22 november 2001 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank 's-Hertogenbosch, omdat volgens opgave van het Bureau Vestigingsregister te 's-Gravenhage, ingekomen bij het ressortsparket 's-Hertogenbosch op 21 november 2001 verdachte niet bekend is, terwijl volgens de Dienst Burgerzaken afd: A.O.G. van de Gemeente 's-Gravenhage op 8 november 2001 de verdachte op de naam niet is gevonden.
Niet geprobeerd is de dagvaarding uit te reiken aan het adres dat verdachte bij de politie heeft opgegeven en waarop hij in eerste aanleg is gedagvaard, te weten [b-straat 1] te 's-Gravenhage.
De advocaat-generaal merkt het volgende op:
Het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage is van latere datum. De dagvaarding dient nietig te worden verklaard. Ze hadden hem naar de [a-straat 1] in Den Haag moeten sturen.
De voorzitter deelt mede dat de dagvaarding daar vergeefs is aangeboden, maar niet is opgestuurd.
De jongste raadsheer deelt mede dat verdachte niet op het laatstgenoemde adres stond ingeschreven.
De voorzitter deelt hierop mede dat de dagvaarding op geldige wijze is betekend.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling zal worden voortgegaan."
2.4. Ingevolge art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3º, Sv wordt een dagvaarding uitgereikt aan de griffier indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem bekend is. Onbekendheid van een feitelijke woon- of verblijfplaats kan evenwel niet worden aangenomen, indien niet is getracht de uitreiking van de dagvaarding te doen plaatsvinden op het uit de stukken blijkend - voor de hand liggend en niet door een latere opgave achterhaald - adres dat redelijkerwijs als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte zou kunnen gelden, zoals het adres dat de verdachte op de (laatste) terechtzitting in feitelijke aanleg heeft opgegeven (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.24 sub b).
2.5. Mede gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit de stukken, waaruit niet kan worden afgeleid dat en wanneer de gerechtelijke brief is teruggezonden aan de afzender, niet blijkt dat een afschrift van deze brief is gezonden aan het hiervoor in 2.2 onder (i) vermelde adres, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is geschied, is het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend niet zonder meer begrijpelijk.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de dagvaarding in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 maart 2013.
Conclusie 11‑12‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/01749
Mr. Knigge
Zitting: 11 december 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 27 december 2001 verdachte wegens "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
2.
Tegen deze uitspraak is door verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te 's-Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel
- 4.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof de appeldagvaarding nietig had behoren te verklaren omdat het, door de afwezigheid van de verdachte, geen rekening heeft kunnen houden met de persoonlijke omstandigheden die verdachte had willen aanvoeren.
- 4.2.
Gelet op het belang dat aan het aanwezigheidsrecht moet worden gehecht, zie ik reden het middel welwillend te lezen. Het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep van 18 december 2001 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De voorzitter deelt het volgende mede:
Op 1 oktober 2001 is de dagvaarding voor de zitting van heden aangeboden aan het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage, doch aldaar niet uitgereikt, omdat op dat adres niemand werd aangetroffen. Vervolgens is de dagvaarding op 22 november 2001 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank 's-Hertogenbosch, omdat volgens opgave van het Bureau Vestigingsregister te 's-Gravenhage, ingekomen bij het ressortsparket 's-Hertogenbosch op 21 november 2001 verdachte niet bekend is, terwijl volgens de Dienst Burgerzaken afd: A.O.G. van de Gemeente 's-Gravenhage op 8 november 2001 de verdachte op de naam niet is gevonden. Niet geprobeerd is de dagvaarding uit te reiken aan het adres dat verdachte bij de politie heeft opgegeven en waarop hij in eerste aanleg is gedagvaard, te weten [b-straat 1] te 's-Gravenhage.
De advocaat-generaal merkt het volgende op:
Het adres [b-straat 1] te 's-Gravenhage is van latere datum. De dagvaarding dient nietig te worden verklaard. Ze hadden hem naar de [a-straat 1] in Den Haag moeten sturen.
De voorzitter deelt mede dat de dagvaarding daar vergeefs is aangeboden, maar niet is opgestuurd.
De jongste raadsheer deelt mede dat verdachte niet op het laatstgenoemde adres stond ingeschreven.
De voorzitter deelt hierop mede dat de dagvaarding op geldige wijze is betekend.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling zal worden voortgegaan."
- 4.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 15 januari 2001 blijkt dat de aldaar verschenen verdachte als adres heeft opgegeven: [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Bij de stukken bevindt zich voorts een akte van uitreiking waaruit blijkt dat de appeldagvaarding op 1 oktober 2001 tevergeefs op dit adres is aangeboden. De akte doet voorts vermoeden dat de 'postkantoorfase' is overgeslagen. Daaruit blijkt niet dat en wanneer het gerechtelijk schrijven is teruggezonden aan de afzender. Wel blijkt uit die akte dat het bedoelde schrijven op 22 november 2001 is aangeboden aan de griffier "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". Uit de akte blijkt niet dat een afschrift van de brief is gezonden aan het adres [a-straat 1] te 's-Gravenhage.
- 4.4.
De reden om de dagvaarding aan de griffier te betekenen zal inderdaad - zoals de voorzitter van het Hof op de zitting van 18 december 2001 meedeelde - gelegen zijn in het feit dat, zoals de gedingstukken bevestigen, navraag bij de basisadministratie persoonsgegevens in Den Haag leerde dat de verdachte aldaar onbekend was. Dat feit levert echter onvoldoende reden op om aan te nemen dat het adres dat de verdachte in eerste aanleg opgaf, inmiddels was achterhaald. Het enkele feit dat de verdachte niet op dat adres stond ingeschreven, betekent immers niet dat hij daar niet zijn feitelijke woon- of verblijfplaats had. De conclusie moet zijn dat de appeldagvaarding ten onrechte niet op rechtsgeldige wijze op bedoeld adres is betekend.
- 4.5.
Ten overvloede merk ik nog het volgende op. De GBA-overzichten uit 2011 en 2012 die aan de aanzegging in cassatie zijn gehecht, vermelden als "Historische GBA-adressen": (vanaf 04-10-2000) [a-straat 1] te 's-Gravenhage en (vanaf 27-12-1990) [b-straat 1] te 's-Gravenhage. Op grond van die gegevens zal het ervoor gehouden moeten worden dat de verdachte ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding wel degelijk in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Den Haag stond ingeschreven. Dat het Hof daarvan niet op de hoogte kon zijn, doet daaraan niet af.
- 4.6.
Het middel slaagt.
5.
Het tweede middel
- 5.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn is overschreden nu het dossier eerst in april 2011 ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
- 5.2.
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen.1.
- 5.3.
Niet wordt duidelijk gemaakt tegen welke termijnoverschrijding de klacht zich precies keert, noch op grond waarvan aangenomen moet worden dat de desbetreffende termijn is overschreden. Van een middel van cassatie is daarom geen sprake.
6.
Het eerste middel slaagt. Het tweede middel dient buiten bespreking te blijven omdat het niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2012