HR, 02-04-2013, nr. 12/00316 B
ECLI:NL:HR:2013:BZ5959
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-04-2013
- Zaaknummer
12/00316 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BZ5959
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ5959, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5959
ECLI:NL:PHR:2013:BZ5959, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ5959
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Art. 94a Sv. De Rb heeft verzuimd te onderzoeken of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het w.v.v. zal opleggen. De beschikking is onvoldoende met redenen omkleed.
2 april 2013
Strafkamer
nr. S 12/00316 B
AGE/KM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 december 2011, nummer RK 11/1386, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het beklag.
2.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013.
Conclusie 05‑02‑2013
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/00316 B
Mr. Vellinga
Zitting: 5 februari 2013
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Bij beschikking van 7 december 2011 heeft de Rechtbank te Zwolle - Lelystad het beklag strekkende tot teruggave van een onder klager inbeslaggenomen personenauto ongegrond verklaard.
2.
Namens klager heeft mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de Rechtbank aan haar oordeel geen juiste maatstaf ten grondslag heeft gelegd.
4.
De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking ter motivering van de ongegrondverklaring van het klaagschrift overwogen:
"De rechtbank is van oordeel dat het conservatoir beslag op juiste gronden, te weten in verband met artikel 11 en 12 van de Opiumwet - ook feiten bevattende waarvoor een geldboete van de 5e categorie is toegestaan- , is gelegd.
Het is aan de rechtbank, later inhoudelijk de strafzaak beoordelend, om ook ten aanzien van de teruggevraagde personenauto een beslissing te nemen. De rechtbank acht het beslag voorshands, gelet op de uit het dossier naar voren komende verdenkingen, niet disproportioneel."
5.
In het onderhavige geval was op de personenauto conservatoir beslag gelegd. Over de bij de beoordeling van een klaagschrift aan te leggen toetsingsmaatstaven overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van HR 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis - met inbegrip van de hier niet vermelde voetnoten -:
"2.14.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen."
6.
De Rechtbank heeft verzuimd te onderzoeken of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. Derhalve is de bestreden beschikking onvoldoende met redenen omkleed.
7.
Het middel slaagt.
8.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
9.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG