Einde inhoudsopgave
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Artikel 9 Samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
02-07-2014, Stb. 2014, 270 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken: 33161)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2014, Stb. 2014, 271 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders werken samen bij de uitvoering van taken op grond van deze wet, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met het oog op een doeltreffende en klantgerichte uitoefening van die taken.
2.
De bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, werken voorts samen met betrekking tot andere taken met de uitvoering waarvan die bestuursorganen zijn belast en die verband houden met de uitoefening van de taken, bedoeld in het eerste lid, en met instellingen en diensten die werkzaamheden verrichten die verband houden met deze taken.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm van de samenwerking, de afstemming van de samenwerking op de uitvoering van taken opgedragen bij of krachtens andere wetten dan die bedoeld in het eerste lid, en vergoeding van kosten.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden indicatoren vastgesteld voor de taakuitoefening, bedoeld in dit artikel.
5.
Onze Minister kan, indien hij ernstige tekortkomingen vaststelt met betrekking tot de uitvoering van dit artikel en in samenhang daarmee van artikel 62, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders een aanwijzing geven met betrekking tot die uitvoering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders worden in de gelegenheid gesteld de uitvoering in overeenstemming te brengen met de aanwijzing binnen een door Onze Minister te stellen termijn. Indien Onze Minister van oordeel is dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders na afloop van deze termijn niet aan de aanwijzing heeft voldaan, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.