NJB 2021/21:Als bijzondere voorwaarde opgelegde locatiegebod: is het geheel overlaten van de invulling van dat verbod aan de reclassering in strijd met art. 14c Sr? De rechter dient ‘de reikwijdte van een locatiegebod’ te bepalen en de duur van het daaraan verbonden elektronisch toezicht vast te stellen. Met het oog op de rechtszekerheid en een doeltreffende invulling en uitvoering van het reclasseringstoezicht ten aanzien van alle bijzondere voorwaarden heeft de wetgever beoogd dat de rechter deze in zijn vonnis ‘zo gedetailleerd mogelijk’ omschrijft. Dat de reclassering ten behoeve van een adequate invulling van het toezicht daarbij de ruimte heeft een op de situatie toegesneden invulling aan dit toezicht te geven, neemt immers niet weg dat het aan de rechter is te bepalen binnen welke begrenzingen een op te leggen locatiegebod – dat in potentie kan resulteren in een zeer aanzienlijke vrijheidsbeperking – kan worden ingevuld. Het hof kon aldus niet als bijzondere voorwaarde opleggen die betreffende het locatiegebod inhoudt dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ‘op vooraf door de reclassering vastgestelde tijdstippen’ aanwezig dient te zijn op het in het arrest genoemde adres