HR, 25-10-2011, nr. 09/03490
ECLI:NL:HR:2011:BR6601
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-10-2011
- Zaaknummer
09/03490
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BR6601
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR6601, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑10‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR6601
ECLI:NL:PHR:2011:BR6601, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR6601
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑10‑2011
Inhoudsindicatie
HR: 81 RO. Ambtshalve: de redelijke termijn.
25 oktober 2011
Strafkamer
nr. 09/03490
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 juli 2009, nummer 20/003313-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 171 uren, subsidiair 85 dagen hechtenis, bedraagt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 oktober 2011.
Conclusie 30‑08‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch wegens 1. ‘Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ en 2. ‘Diefstal’ veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/03490, 09/03491P en 09/03107. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt over de verwerping van het beroep op onrechtmatig verkregen bewijs.
5.
Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, in:
‘Het hof stelt vast dat verdachte ten tijde van de in de bewezenverklaring bedoelde periode niet in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] woonde noch verbleef. De wettelijke bepalingen ten aanzien van het doorzoeken van een woning bevatten waarborgen voor de bewoner van de woning waarin de huiszoeking plaatsvindt in verband met de inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer. Nu de verdachte niet de bewoner van deze woning was, heeft hij, nu van bijzonder feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel leiden niet is gebleken, geen rechtens te respecteren belang ter zake van eventuele gebreken ten aanzien van de doorzoeking. De verdachte kan zich dan ook niet op de niet of niet juiste naleving van de wettelijke bepalingen — voor zover daar al sprake van zou zijn — ten aanzien van het doorzoeken van een woning ter inbeslagneming beroepen. Het hof is dan ook van oordeel dat het tijdens deze zoeking verkregen bewijs jegens verdachte niet onrechtmatig is verkregen en derhalve mag worden gebruikt voor het bewijs.
Het hof is gezien vorenstaande van oordeel dat in het midden kan blijven welke betekenis kan worden toegekend aan het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt met betrekking tot de anonieme melding en de piekmeting door Essent, nu dit verdachte niet regardeert.
Het verweer wordt dan ook verworpen.’
6.
In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat het Hof er aan is voorbijgegaan dat ook de verdachte als gebruiker van de woning — hij had in de woning een hennepkwekerij — een rechtens te respecteren belang heeft bij het naleven van de binnentredingsbepalingen.
7.
Het Hof heeft terecht geoordeeld dat bedoelde bepalingen waarborgen bevatten voor de bewoner van de woning waarin de huiszoeking plaatsvindt in verband met de inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer, en niet zijn gegeven met het oog op de bescherming van de belangen van de gebruiker van de woning, die niet tevens in die woning woont dan wel daarin verblijf houdt.
8.
Het Hof heeft het verweer dus terecht en op goede gronden verworpen.
9.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
10.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Namens verdachte is op 5 augustus 2009 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan vierentwintig maanden zijn verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering.
11.
Overigens heb ik ambtshalve geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG