Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.105e [Gronden weigering verblijfsvergunning]
Geldend
Geldend vanaf 25-04-2008
- Redactionele toelichting
Dit artikel treedt tegelijk in werking met de Wet van 03-04-2008, Stb. 115.
- Bronpublicatie:
09-04-2008, Stb. 2008, 116 (uitgifte: 17-04-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-04-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-2008, Stb. 2008, 134 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
Aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die de rechtsgrond voor verlening, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet, vormen, wordt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet verleend, tenzij er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat:
- a.
de vreemdeling een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd, zoals gedefinieerd in de internationale instrumenten waarmee wordt beoogd regelingen te treffen ten aanzien van dergelijke misdrijven;
- b.
de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd;
- c.
de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan daden die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties als vervat in de preambule en de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de Verenigde Naties;
- d.
de vreemdeling een gevaar vormt voor de gemeenschap of de nationale veiligheid; of
- e.
de vreemdeling heeft aangezet tot of anderszins heeft deelgenomen aan de onder a tot en met c vermelde misdrijven of daden,
in welk geval verlening van evenbedoelde verblijfsvergunning op voormelde grond wordt geweigerd.