RVR 2020/2
Belangenafweging. Is de huurovereenkomst door verhuurder opgezegd tegen het einde van de in art. 7:292 lid 1 BW bedoelde eerste termijn, zodat de wachttermijn geldt en het niet mogelijk is om de huurovereenkomst op te zeggen op grond van ‘dringend eigen gebruik’ binnen drie jaar nadat een rechtsopvolging door de verhuurder aan de huurder schriftelijk kenbaar is gemaakt?
HR (A-G) 06-09-2019, ECLI:NL:PHR:2019:871
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
6 september 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00494
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS181238:1
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huurbeleid
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1725, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:871, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2019
- Wetingang
Art. 7:292, 7:296, 7:297 BW
Essentie
Huur bedrijfsruimte. Opzegging door verhuurder. Dringend persoonlijk eigen gebruik en belangenafweging.
Is de huurovereenkomst door verhuurder opgezegd tegen het einde van de in art. 7:292 lid 1 BW bedoelde eerste termijn, zodat de wachttermijn geldt en het niet mogelijk is om de huurovereenkomst op te zeggen op grond van ‘dringend eigen gebruik’ binnen drie jaar nadat een rechtsopvolging door de verhuurder aan de huurder schriftelijk kenbaar is gemaakt?
Samenvatting
Verhuurder (verweerster in cassatie) is eigenaresse van een winkelcentrum. Hierin huurt eiseres tot cassatie (hierna: huurster) een 290-bedrijfsruimte. Huurster verhuurt een gedeelte van het gehuurde (met toestemming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.