NJB 2019/489:Beoordeling klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv van de beslagene gericht tegen een art. 94a lid 3 Sv-beslag: de rechter dient te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klager, als verdachte, een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr zal opleggen. Het onderzoek in raadkamer hierover draagt een summier karakter. Aldus kan van de rechter niet worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. In casu heeft de rechtbank het summiere en voorlopig karakter van het onderzoek in raadkamer miskent door ten gronde te treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofd- of ontnemingszaak. A-G: anders