V-N 2017/39.23
Gemeente mocht forensenbelasting verleggen van woningeigenaar naar recreatieondernemer
HR 11-08-2017, ECLI:NL:HR:2017:1608, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 augustus 2017
- Magistraten
Koopman, Van den Berge, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
16/00496
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926944:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1608, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑08‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1401, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2016
- Wetingang
art. 26a lid 2 en art. 64 AWR; art. 223 Gemw
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat art. 64 AWR het mogelijk maakt om een materiële belastingschuld op andere wijze vast te stellen dan in de heffingswet is voorzien.
Samenvatting
Belanghebbende, X, is als eigenaar van een vakantiewoning (stacaravan) belastingplichtig voor de forensenbelasting. De gemeente Oisterwijk heeft ervoor gekozen om de forensenbelasting niet van de eigenlijke belastingplichtigen, zoals X te heffen, maar van de exploitant van het vakantiepark A. Daartoe heeft de gemeente een convenant gesloten met A. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het niet eens met de gemeente dat deze vorm van heffing op grond van art. 64 AWR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.