Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Team 2 Lijns Opsporing Zuid-West, met het proces-verbaalnummer LEFC816010-299 (zaaksdossier), tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-12-2022, nr. 21-001597-18
ECLI:NL:GHARL:2022:11135
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-12-2022
- Zaaknummer
21-001597-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:11135, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑12‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1777
Uitspraak 16‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Vrijspraak van diefstal van 960 iPhones uit een rijdende vrachtwagen. Veroordeling ter zake van medeplegen van opzetheling. Strafvermindering i.v.m. aanwezigheid journalist bij aanhouding van verdachte. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001597-18
Uitspraak d.d.: 16 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 maart 2018 met parketnummer 08-963564-17 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft op 11 april 2018 het hoger beroep ingetrokken.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. K. Canatan, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 16 maart 2018 ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal opnieuw recht doen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie c.q. bevoegdheid van de rechtbank
Standpunt raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Landelijk Parket niet bevoegd is (geweest) om verdachte te vervolgen, omdat niet aan de genoemde eisen van lid 1 onder a dan wel onder b van het destijds toepasselijke Besluit van 6 mei 2013, houdende regels ten aanzien van het landelijk parket en het functioneel parket, alsmede ten aanzien van het mandateren van bevoegdheden van de officier van justitie (hierna: het Besluit) is voldaan. Dit betekent dat de officier van justitie niet in de vervolging kan worden ontvangen.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank alsnog onbevoegd dient te worden verklaard, omdat het feit niet binnen het rechtsgebied van de rechtbank Overijssel is gepleegd en evenmin aan een andere van de in artikel 2 Wetboek van Strafvordering genoemde voorwaarden voor toekenning van rechtsmacht is voldaan.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het landelijk parket bevoegd is geweest om tot vervolging over te gaan. De officier van justitie in eerste aanleg is verbonden aan het Landelijk Parket Zwolle, zodat er eveneens geen sprake is van schending van artikel 2 Wetboek van Strafvordering.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat deze vorm van ladingdiefstal, zoals primair tenlastegelegd, valt onder mobiel banditisme. Mobiel banditisme onder de omstandigheden zoals die volgen uit het dossier, is een vorm van internationaal georganiseerde criminaliteit en maakt een ernstige inbreuk op de nationale rechtsorde. De bestrijding hiervan vereist een hoge mate van gespecialiseerde deskundigheid. Dit blijkt al uit de omstandigheid dat er voorafgaand aan de onderhavige ladingdiefstal contact is geweest tussen autoriteiten van verschillende Europese landen waarbij onder meer informatie uitwisseling (via zogenaamde Siena berichten) over te verwachten mobiel banditisme ergens in Nederland of in een van de andere Europese landen heeft plaatsgevonden, omdat dit soort ladingdiefstallen een groot probleem vormt in Europa en er ingezet wordt op samenwerking om deze vorm van grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit te bestrijden.
Het hof is van oordeel dat de officier van justitie bij het Landelijk Parket Zwolle op grond van artikel 1 onder a van genoemd Besluit bevoegd is geweest om tot vervolging over te gaan. Daarmee is tevens de rechtbank Overijssel in eerste aanleg bevoegd geweest om de zaak te behandelen.
Het hof verwerpt het verweer.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 24 juli 2017 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op de A73) in/uit een vrachtauto heeft weggenomen 960, althans een of meer Apple Iphones (met een geschatte waarde van euro 550.000,--), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen Iphones onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 24 juli 2017 tot en met 29 juli 2017 te [plaats 1], gemeente [gemeente 1], en/of te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten 960, althans een of meer Apple Iphones (met een geschatte waarde van euro 550.000,--) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot bewijs
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het primair tenlastegelegde. Volgens de advocaat-generaal moeten verdachte en zijn medeverdachten veroordeeld worden voor het medeplegen van diefstal met braak. Het feit dat de buit en het inbrekerswerktuig zoals dat gebruikt is bij de diefstal vier a vijf dagen na de diefstal bij hen is aangetroffen, kan niet anders dan tot die conclusie leiden. Dit te meer nu een verklaring van verdachte en medeverdachten over de wijze van verkrijging van de iPhones volledig uit blijft.
Subsidiair dient verdachte te worden veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling. Aannemelijk is geworden dat verdachte en medeverdachten op de hoogte waren van de aanwezigheid van de gestolen iPhones in het Hyundai busje en in het vakantiehuis. Verdachte en medeverdachten wisten tevens dat de iPhones van diefstal afkomstig waren.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert daartoe aan dat uit geen enkel bewijsmiddel blijkt dat verdachte aanwezig is geweest ten tijde van het plegen van de ladingdiefstal of daarbij enige andere betrokkenheid heeft gehad waaruit de vereiste wezenlijke bijdrage aan een nauwe en bewuste samenwerking kan worden afgeleid.
Ook van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de iPhones in de bestelbus en de afgesloten lade in het vakantiehuis. Evenmin blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voorhanden hebben van die iPhones. Ook hier geldt dat van een wezenlijke bijdrage van verdachte niet blijkt.
Oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.1.
Verbalisanten kregen op 24 juli 2017 de melding dat een vrachtautochauffeur beroofd zou worden, terwijl hij nog aan het rijden was. Toen verbalisanten de vrachtauto zagen rijden, hebben zij kenbaar gemaakt dat ze van de politie waren. De chauffeur heeft daarop de vrachtauto gestopt. Vervolgens hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld. Daarbij bleken de deuren van de laadruimte gesloten, maar het slot en het aangebrachte zegel waren doorgezaagd/geslepen. De laadruimte van de vrachtauto werd gecontroleerd en zichtbaar was dat twee pallets leeg waren.2.[naam] (hierna: ‘[naam]’), die namens [slachtoffer] aangifte deed, heeft verklaard dat 960 Apple iPhones uit de vrachtauto zijn weggenomen3.en hij schatte de (winkel)waarde van deze telefoons op € 550.000,00.4.Ook heeft [naam] een lijst overgelegd, waarop de IMEI-nummers van de weggenomen iPhones staan vermeld.5.
Op 28 juli 2017 zijn verbalisanten naar aanleiding van ontvangen informatie naar [vakantiepark] in [plaats 2] gegaan. De receptioniste van dit park vertelde dat medeverdachte [medeverdachte 1] de vakantiewoning aan het [adres 1] had gehuurd. Verbalisanten zagen drie voertuigen, waaronder een Hyundai bus met het kenteken [kenteken], op de parkeerplaats voor de betreffende vakantiewoning staan. Op de veranda van de vakantiewoning zaten zes mannen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1].6.In de nacht van 28 op 29 juli 2017 zag verbalisant dat de gehele bodem van de Hyundai bus was bedekt met witte dozen.7.
Op 29 juli 2017 is de politie overgegaan tot de aanhouding van verdachte en medeverdachten. Zij bevonden zich, ten tijde van de aanhouding, allemaal in of rond de
vakantiewoning aan het [adres 1].8.
De politie heeft de vakantiewoning doorzocht. Een verbalisant trof in het televisiemeubel in de woonkamer één iPhone in een doos aan.9.Tijdens de doorzoeking zag een verbalisant dat voor de vakantiewoning de Hyundai bus met het kenteken [kenteken] geparkeerd stond. In de laadruimte van deze bus lagen over de gehele bodem witte verhuisdozen van de Gamma verspreid. Alle dozen waren dichtgetaped met bruine roltape en ze waren volledig omwikkeld in doorzichtig plasticfolie. Toen één doos uit de bus werd geopend, zag een verbalisant dat de doos was gevuld met 35 doosjes met iPhones.10.In elk van de andere elf verhuisdozen van de Gamma zaten 84 doosjes met iPhones.11.Op de doosjes van de aangetroffen telefoons staat een IMEI-nummer.12.Uit een vergelijking van de IMEI-nummers op de doosjes met de via [naam] ontvangen lijst van weggenomen iPhones bleek dat de ene in de vakantiewoning13.en de 35 in de Hyundai-bus14.aangetroffen iPhones afkomstig waren van de partij op 24 juli 2017 weggenomen telefoons.
Ook lagen in de badkamer van de vakantiewoning vijf vuilniszakken gevuld met versneden
kartonnen dozen en piepschuim. Onder de trap stond een stapel soortgelijke versneden
kartonnen dozen, omwikkeld met bruine tape. Naast de dozen lag een rol plasticfolie. Deze
rol was soortgelijk aan het plasticfolie waarmee de dozen in de bus waren omwikkeld. In de
hal en in de slaapkamer van medeverdachte Nedea lagen drie respectievelijk twee rollen
bruine tape. Zij waren soortgelijk aan de tape waarmee de dozen in de bus waren
dichtgetaped. In de slaapkamer van medeverdachte Nedea lagen daarnaast verhuisdozen,
gelijk aan die in de bus, en plasticfolie, soortgelijk aan de folie waarmee de dozen in de bus
waren omwikkeld.15.
Verbalisanten hebben het telefoontoestel van een van de aangehouden verdachten afgeluisterd. Op 28 juli 2017 omstreeks 11:52 uur is er met dit toestel een gesprek is gevoerd naar een nummer in Roemenië. De mastlocatie straalde op dat moment aan op [adres 2]. Op dit adres is [vakantiepark] gelegen. De persoon die belt met de telefoon van een van de aangehouden verdachten vraagt aan zijn gesprekspartner in Roemenië hoe de wielen moeten worden ingepakt en of ze weer in kartonendozen moeten worden gepakt, zodat de auto niet vies wordt. De persoon die belt met het nummer in Roemenië antwoordt hierop ‘Ja’. In de woning en de bus zijn geen banden en velgen aangetroffen.16.
In de vakantiewoning is tevens een portemonnee aangetroffen. In deze portemonnee bevonden zich documenten op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] en een kassabon van de Gamma die dateerde van 28 juli 2017 te 14:18 uur. Op die kassabon stond vermeld dat er – onder andere – vijftien Gamma verhuisdozen, driemaal bruine verpakkingstape en tweemaal transparant krimpfolie waren gekocht.17.
De technisch beheerder van [vakantiepark] heeft verklaard dat de personen die in de vakantiewoning verbleven, op 26 juli 2017 zijn aangekomen. De reservering stond op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] en bij het maken van de reservering lijkt het e-mailadres van medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn gebruikt.18.Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie op 30 juli 2017 verklaard dat hij vijf dagen in Nederland is en dat hij al die tijd met vrienden heeft verbleven op de plek waar hij ook is aangehouden.19.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevinden waaruit blijkt dat verdachte bij de diefstal betrokken is geweest. Het hof heeft dan ook uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens opzetheling in de zin van artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient bewezen te worden verklaard dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof overweegt dat uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat op 28 juli 2017 vanaf het vakantiepark wordt gebeld en dat er wordt besproken dat de iPhones in kartonnen dozen moeten worden verpakt. Nog dezelfde dag – binnen een tijdsbestek van enkele uren – worden er verhuisdozen en ander verpakkingsmateriaal door medeverdachte [medeverdachte 1] bij de Gamma gekocht. Vervolgens wordt er één dag later in het vakantiehuisje de vermoedelijke resten van de originele dozen van de iPhones, enkele verhuisdozen van de Gamma en overig verpakkingsmateriaal aangetroffen. Die verhuisdozen en verpakkingsmaterialen betroffen dezelfde verhuisdozen en verpakkingsmaterialen als waarmee de iPhones in de bus waren verpakt. Gelet op hierop is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de iPhones die uit de vrachtwagen zijn weggenomen, nadat zij van hun originele verpakking waren ontdaan, tussen 28 juli 2017 en 29 juli 2017 in de vakantiewoning opnieuw zijn verpakt in de verhuisdozen van de Gamma.
Uit de omstandigheid dat verdachte en medeverdachten voordat zij op 29 juli 2017 werden aangehouden al enkele dagen in de vakantiewoning verbleven en dus ook op het moment dat de grote hoeveelheid iPhones opnieuw verpakt werden in de vakantiewoning aanwezig waren en het versneden originele verpakkingsmateriaal, de bruine tape en het folie in diverse (ook gemeenschappelijke) ruimtes is aangetroffen, leidt het hof af dat de verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging de beschikkingsmacht over de iPhones hebben gehad en daarmee de iPhones voorhanden hebben gehad.
Het hof is tevens van oordeel dat verdachte gelet op de aard van de verkregen goederen, te weten een hoeveelheid van 960 iPhones, ten tijde van het voorhanden krijgen van de iPhones moet hebben geweten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat verdachte geen aannemelijke verklaring met betrekking tot het voorhanden hebben van de 960 iPhones heeft gegeven, is het oordeel van het hof dat het niet anders kan dan dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat de iPhones van misdrijf afkomstig waren.
Het hof acht dan ook, evenals de rechtbank, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2017 tot en met 29 juli 2017 te [plaats 1], gemeente [gemeente 1], en/of te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten 960, althans een of meer Apple iPhones (met een geschatte waarde van euro 550.000,--) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte, ten aanzien van het primair tenlastegelegde, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden. Hierbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de aanwezigheid van journalisten en de daarop volgende publicatie met foto van verdachte.
De raadsman heeft verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Beide omstandigheden dienen tot strafvermindering te leiden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van een groot aantal
iPhones met een winkelwaarde van € 550.000,00. Verdachte en medeverdachten hebben met het opnieuw verpakken van de iPhones de kans verkleind dat bij een controle van het busje waarin de iPhones lagen, de iPhones zouden worden ontdekt. Door zo te handelen hebben verdachte en medeverdachten er aan bijgedragen dat dergelijke diefstallen blijven plaatsvinden. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft deelgenomen aan deze vorm van georganiseerde, internationale en zware criminaliteit.
Verder neemt het hof verdachte kwalijk dat hij kennelijk enkel vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om hier strafbare feiten te plegen. De verklaring van verdachte dat hij naar Nederland is gegaan om werk te zoeken, acht het hof – mede gelet op het feit dat verdachte daar geen enkele aantoonbare actie voor heeft ondernomen – niet geloofwaardig.
Het hof heeft acht geslagen op het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Ten aanzien van het door de raadsman gestelde vormverzuim overweegt het hof als volgt. Bij de aanhouding van verdachte in de vakantiewoning zijn – met toestemming van het openbaar ministerie – journalisten aanwezig geweest, terwijl dat – zoals de raadsman terecht stelt – voor het doel van binnentreden niet redelijkerwijs vereist was. Dit levert naar het oordeel van het hof een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op. Vervolgens hebben de journalisten een artikel met foto’s van de aanhouding gepubliceerd, waarop verdachte is te herkennen, onder meer aan zijn kleding, haardracht en tatoeages. De foto’s van verdachte zullen nog lang op het internet terug te vinden zijn. Naar het oordeel van het hof is hiermee sprake van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer garandeert, met als gevolg een aanzienlijk nadeel voor verdachte. Het hof acht het, evenals de rechtbank, passend dat in dit geval de op te leggen gevangenisstraf wordt verminderd met één maand.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van bijna twee jaren en negen maanden. De overschrijding van de redelijke termijn houdt verband met Covid-19 en de inreisbeperkingen die als gevolg daarvan hebben gegolden. De zaak heeft daardoor in hoger beroep een tijd stil gelegen, zodat verdachte en medeverdachte de mogelijkheid werd geboden om naar de zitting in hoger beroep af te reizen. Desondanks is het hof van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn tot strafvermindering dient te leiden.
Het hof is van oordeel dat geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is. Het hof acht alles afwegende de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, zoals in eerste aanleg door de rechtbank (rekening houdend met het onherstelbare vormverzuim zoals bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering) is opgelegd, passend en geboden. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof deze straf verminderen met twee maanden, zodat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden resteert.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende
geldbedrag van € 250,00, zoals vermeld onder punt 1 op de beslaglijst van 28 februari 2018.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 250,-.
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. A.H. Garos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier,
en op 16 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑12‑2022
Proces-verbaal van bevindingen, p. 2-3.
Proces-verbaal aangifte [naam], namens [slachtoffer], p. 22, midden.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 430, vijfde alinea, eerste zin.
Een schriftelijk bescheid, te weten een lijst met IMEI-nummers, opgebouwd uit vijf kolommen, zoals door de officier van justitie ter zitting van 17 november 2017 overgelegd.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 49, midden.
Verslag van binnentreden, p. 57-58.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 68-69.
Proces-verbaal aangetroffen goederen woning in relatie tot Hyundai kenteken [kenteken], p. 71-72.
Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 139, alinea 1-5.
Een schriftelijk bescheid, te weten een lijst met IMEI-nummers, opgebouwd uit twee kolommen, zoals door de officier van justitie ter zitting van 17 november 2017 overgelegd.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 196-197.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 241.
Proces-verbaal aangetroffen goederen woning in relatie tot Hyundai kenteken [kenteken], p. 77-82.
Proces-verbaal aangetroffen goederen woning in relatie tot Hyundai kenteken [kenteken], p. 71-74.
Proces-verbaal onderzoek inhoud portemonnee, p. 452-468.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 45-47.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 420-423.