Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1931/2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 19-01-2007
- Redactionele toelichting
Deze Verordening is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2007, L 29).
- Bronpublicatie:
20-12-2006, PbEU 2006, L 405 (uitgifte: 30-12-2006, regelingnummer: 1931/2006)
- Inwerkingtreding
19-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2006, PbEU 2006, L 405 (uitgifte: 30-12-2006, regelingnummer: 1931/2006)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europess Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De behoefte om regels inzake klein grensverkeer te ontwikkelen om het communautaire rechtskader inzake buitengrenzen te consolideren, werd benadrukt in de mededeling van de Commissie ‘Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie’. Deze noodzaak werd door de Raad van 13 juni 2002 bevestigd met de goedkeuring van het ‘Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie’ dat werd onderschreven door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002.
- (2)
Het is in het belang van de uitgebreide Gemeenschap dat erop wordt toegezien dat haar grenzen met haar buren geen belemmering vormen voor het handelsverkeer, de sociale en culturele uitwisseling of de regionale samenwerking. Daarom moet voor het kleine grensverkeer een doeltreffende regeling worden ingevoerd.
- (3)
De regeling inzake klein grensverkeer houdt een afwijking in van de algemene regels inzake personencontrole bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, zoals die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenzencode)(2).
- (4)
De Gemeenschap dient de criteria en voorwaarden vast te stellen die in acht moeten worden genomen om de overschrijding van de landbuitengrenzen krachtens de regeling inzake klein grensverkeer voor de grensbewoners te vergemakkelijken. Deze criteria en voorwaarden moeten een evenwicht tot stand brengen tussen, enerzijds, het vergemakkelijken van de grensoverschrijding door bonafide grensbewoners die gegronde redenen hebben om een landbuitengrens frequent te overschrijden en, anderzijds, de noodzaak om illegale immigratie te voorkomen en het potentiële gevaar van criminele activiteiten voor de veiligheid te bestrijden.
- (5)
Ter voorkoming van misbruik geldt als algemene regel dat een vergunning voor klein grensverkeer alleen mag worden afgegeven aan personen die sinds ten minste één jaar legaal in het grensgebied verblijven. Bij bilaterale overeenkomst gesloten tussen lidstaten en aangrenzende derde landen kan in een langere periode van verblijf worden voorzien. Voor uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, zoals gevallen waarin het gaat om minderjarigen, wijzigingen in de echtelijke staat of erfenis van grond, kan in een dergelijke bilaterale overeenkomst ook een kortere verblijfsduur worden voorzien.
- (6)
De vergunning voor klein grensverkeer dient aan grensbewoners te worden uitgereikt ongeacht of zij aan de visumplicht zijn onderworpen op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld(3). De onderhavige verordening dient dus te worden gelezen in samenhang met Verordening (EG) nr. 1932/2006 van de Raad van 21 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld(4), strekkende tot vrijstelling van de visumplicht voor grensbewoners die ingevolge deze verordening kunnen gebruikmaken van de regeling voor klein grensverkeer, vastgesteld in deze verordening. Bijgevolg kan deze verordening pas in werking treden gelijktijdig met die wijzigingsverordening.
- (7)
De Gemeenschap dient de specifieke criteria en voorwaarden vast te stellen voor de afgifte van een vergunning voor klein grensverkeer aan grensbewoners. Deze criteria en voorwaarden moeten in overeenstemming zijn met de voorwaarden voor binnenkomst die moeten worden vervuld door grensbewoners die een landbuitengrens overschrijden krachtens de regeling inzake klein grensverkeer.
- (8)
De vaststelling van regels inzake klein grensverkeer op Gemeenschapsniveau mag geen afbreuk doen aan het recht inzake vrij verkeer van de burgers van de Unie en hun familieleden alsmede van de onderdanen van derde landen en hun familieleden, die op grond van overeenkomsten die de Gemeenschap en haar lidstaten hebben gesloten met de betrokken landen, op het gebied van het vrije verkeer rechten genieten die equivalent zijn aan die van de burgers van de Unie. Wanneer echter de faciliteit die in het kader van een regeling inzake klein grensverkeer wordt toegestaan aan grensbewoners, een minder systematische controle impliceert, moet deze regeling automatisch worden uitgebreid tot alle in het grensgebied verblijvende personen die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt.
- (9)
Voor de toepassing van de regeling inzake klein grensverkeer moeten de lidstaten de toestemming krijgen om, zo nodig, bilaterale overeenkomsten met aangrenzende derde landen te sluiten of te handhaven op voorwaarde dat deze overeenstemmen met de in deze verordening vastgestelde regels.
- (10)
Deze verordening heeft geen gevolgen voor de specifieke regelingen die in Ceuta en Melilla worden toegepast, zoals bedoeld in de Verklaring van het Koninkrijk Spanje betreffende de steden Ceuta en Melilla in de slotakte bij de Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990(5).
- (11)
De lidstaten moeten sancties, zoals die waarin de nationale wet voorziet, opleggen aan grensbewoners wanneer zij misbruik maken van de bij deze verordening ingevoerde regeling voor klein grensverkeer.
- (12)
De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in betreffende de toepassing van deze verordening. Dat verslag dient zo nodig vergezeld te gaan van wetgevingsvoorstellen.
- (13)
Deze verordening eerbiedigt de fundamentele rechten en vrijheden en volgt de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
- (14)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de criteria en voorwaarden voor de invoering van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen, rechtstreeks van invloed is op het communautaire acquis inzake buitengrenzen en bijgevolg niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (15)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet verbindend is voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening een ontwikkeling vormt van het Schengenacquis op grond van de bepalingen van het derde deel van titel IV[lees: titel IV van het derde deel ] van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dient Denemarken overeenkomstig artikel 5 van dit protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum van vaststelling van deze verordening te beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (16)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(6), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad(7) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
- (17)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(8). Derhalve neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (18)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(9). Derhalve neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (19)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die is ondertekend tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/849/EG van de Raad(10) en artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad(11).
- (20)
Artikel 4, onder b), en artikel 9, onder c), van deze verordening vormen bepalingen die het Schengenacquis uitwerken of daar anderszins mee samenhangen in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 14 februari 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 oktober 2006.
PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.
PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3).
PB L 405 van 30.12.2006, blz. 22, gerectificeerd op bladzijde 10 van dit Publicatieblad.
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 69.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/926/EG (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
Besluit 2004/849/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26).
Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78).