Hof Amsterdam, 28-09-2022, nr. 23-001952-21
ECLI:NL:GHAMS:2022:2794
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-09-2022
- Zaaknummer
23-001952-21
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:2794, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑09‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1421
Uitspraak 28‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Bevestiging met dien verstande. Oplegging ISD-maatregel.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001952-21
datum uitspraak: 28 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-322500-20 (A) en 13-063162-21 (B), alsmede 13-132459-19 (TUL), 15-215927-19 (TUL), 23-003922-18 (TUL), 23-003500-16 (TUL) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2022, 14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof een aantal bewijsmiddelen aanvult en het vonnis aanvult met een nadere overweging ten aanzien van het opleggen van de ISD-maatregel.
Bewijsmiddelen
Zaak A:
Bewijsmiddel 2
Het hof voegt toe:
‘Deze persoon gaf op te zijn:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag]-1965
Adres: [adres]
Zaak B:
Bewijsmiddel 2
Het hof voegt toe:
‘zijn artikelen in de plastic tas. Ik zie dat de verdachte geen een artikel scant welke hij in zijn tas stopt.
Ik zie om 16:57:40 uur dat de verdachte een handeling doet bij de pinautomaat met zijn portemonnee in zijn hand.
Ik zie om 16:58:20 dat de verdachte de winkel weer inloopt. Ik zie dat hij de tas met artikelen op het plateau laat staan.
Ik zie om 16:59:20 uur dat de verdachte weer terug loopt richting zijn kassa. Ik zie dat hij een pak Wasa crackers in zijn hand heeft. Ik zie dat de verdachte de crackers scant. Ik zie dat de verdachte wederom een handeling doet bij de pinautomaat. Ik zie dat de verdachte een pas terug stopt in zijn portemonnee. Ik zie dat de verdachte constant om zich heen kijkt.
Ik zie om 17:00:18 uur dat de verdachte zijn tas pakt. Ik zie dat de verdachte naast een poortje staat waar je de bon kan scannen en zo het zelfscanplein kan verlaten. Ik zie dat verdachte naar de andere kant van het zelfscanplein loopt. Ik zie dat de verdachte zijn winkelwagen laat staan.
Ik zie om 17:00:41 uur dat de verdachte het zelfscanplein wilt verlaten en langs het poortje probeert te lopen. Ik zie dat dit niet lukt waarna de verdachte weer terug loopt. Ik die dat verdachte een six-pack bier en een [winkel] tas in zijn handen heeft.
Ik zie om 17:00:50 uur dat de verdachte achter een andere winkelbezoeker aan loopt en zo, zonder een bon te scannen, het zelfscanplein verlaat.
Op het camerabeeld ’69 zelfscan’ zie ik het volgende:
Ik zie om 16:54:41 uur dat de verdachte al zijn artikelen op het plateau van de zelfscankassa legt. Ik zie dat de verdachte zijn ID kaart uit zijn portemonnee haalt.
Ik zie om 16:55:39 uur dat de verdachte met zijn ID kaart doet alsof hij aan het pinnen is.
Ik zie om 16:55:57 uur dat de verdachte zijn ID kaart terug doet in zijn portemonnee. Ik zie dat de verdachte om zich heen blijft kijken. Ik zie dat de verdachte wederom de winkel inloopt. Ik zie dat hij zijn tas laat staan.
Ik zie om 16:56:36 uur dat de verdachte terug komt met olijfolie in zijn hand. Ik zie dat de verdachte zijn ID kaart weer in zijn hand heeft. Ik zie dat verdachte alle artikelen in zijn tas doet.
Ik zie om 16:57:32 uur dat de verdachte doet alsof of hij pint met zijn ID kaart.
Verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats].’
Nadere overweging ten aanzien van het opleggen van de ISD-maatregel
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet moet worden opgelegd. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het rapport dat ten grondslag lag aan de ISD-maatregel verouderd is. Daarbij komt dat de verdachte niet past binnen het kader van de ISD. Hij is geen veelpleger en heeft de delicten die hij heeft gepleegd, gepleegd uit emotie. Maatschappelijke bescherming tegen de verdachte is niet nodig. Er zijn bovendien alternatieven. Ter terechtzitting in hoger beroep op 6 juli 2022 heeft de raadsman bij pleidooi gesteld dat van weigering van de verdachte om aan een nieuw rapport mee te werken niet kan worden gesproken.
Naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman en na bevestiging door de verdachte dat hij wil meewerken is het onderzoek ter terechtzitting op 6 juli 2022 geschorst teneinde een actualisatie van het reclasseringsadvies op te laten maken. Op 29 augustus 2022 is een aanvullend reclasseringsadvies opgesteld door mevrouw [naam]. Zij heeft de verdachte bezocht en gesproken en heeft aan de hand van haar onderzoek het eerdere advies van de reclassering heroverwogen. Uit het aanvullend advies blijkt dat de reclassering blijft bij haar eerdere advies om bij bewezenverklaring een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank en conform de in het vonnis verwoorde gronden, is het hof van oordeel dat de oplegging van de ISD-maatregel aan de verdachte geboden is en dat aan de ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Dat de door de verdachte begane delicten wellicht ook zijn begaan vanuit een emotionele toestand, maakt dit niet anders. Zowel het reclasseringsadvies van 28 mei 2021 als het aanvullende reclasseringsadvies van 29 augustus 2022 adviseren de gerechtelijke instanties om aan de verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Mede gelet op het beeld dat het hof zich zelf ter zitting van de verdachte heeft gevormd, kan het hof de conclusies van de reclassering billijken en maakt het die tot de zijne. Het verweer van de raadsman brengt het hof niet tot een ander oordeel en wordt derhalve verworpen.
BESLISSING
Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2022.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.