Rb. Oost-Brabant, 19-03-2015, nr. 3352806, nr. 14-9896
ECLI:NL:RBOBR:2015:1368
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
19-03-2015
- Zaaknummer
3352806
14-9896
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:1368, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 19‑03‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Overeenkomst van kinderopvang geen overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW)
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
kanton Eindhoven
Zaaknummer : 3352806
Rolnummer : 14-9896
Uitspraak : 19 maart 2015
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kinderdagverblijf ’t Parelbosch B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. T.I.P. Jeltema,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Oudriss.
Partijen zullen hierna worden genoemd ‘t Parelbosch en [gedaagde].
1. Het verloop van het geding
1.1.
Dit blijkt onder meer uit het volgende:
a. de dagvaarding met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de aantekeningen van de griffier van de comparitie na antwoord d.d. 13 januari 2014,
ten behoeve waarvan [gedaagde] een aanvullende productie in het geding heeft gebracht (die
zowel aan de rechtbank als aan ’t Parelbosch is toegezonden).
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Op 8 oktober 2012 heeft [gedaagde] met ’t Parelbosch een overeenkomst gesloten met
betrekking tot de kinderopvang van haar kinderen [H.] en [S.] van [G.]. [H.] en [S.]
zijn geplaatst op maandagochtend en maandagmiddag en op woensdagmiddag, ingaande op 1
november 2012 en eindigend op 15 maart 2014 voor [H.] en eindigend voor [S.] op 2
augustus 2016. [gedaagde] diende voor de opvang per maand vooraf een bedrag van € 406,26 per
kind te betalen.
2.2.
Er zijn algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 6 is over het einde van de
overeenkomst het volgende bepaald:
De overeenkomst kan door ieder der partijen schriftelijk worden beëindigd, met inachtneming van en opzegtermijn van twee maanden. De overeenkomst is dan twee maanden na de laatste dag van de kalendermaand waarin de opzegging heeft plaatsgevonden beëindigd.(….)
2.3.
Op 13 september 2013 heeft [gedaagde] per brief per direct de overeenkomsten opgezegd,
welke opzegging door ’t Parelbosch is bevestigd;
3. De standpunten van partijen
2.1. ‘
t Parelbosch vordert, na vermindering van eis, kort samengevat, veroordeling van [gedaagde] om aan ‘t Parelbosch te betalen een bedrag van € 837,00, te vermeerderen met rente en (na)kosten als vermeld in de dagvaarding. ’t Parelbosch legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 6 van de algemene voorwaarden een opzegtermijn van twee maanden in acht dienen te nemen. Zij conformeert zich echter aan het bepaalde in de Wet-Van Dam en houdt daarom rekening met een opzegtermijn van één maand.
2.2.
[gedaagde] voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
In maart 2013 is ’t Parelbosch verhuisd naar een andere locatie. Volgens [gedaagde] was de organisatie van de leidsters een puinhoop en werd er niet gecommuniceerd naar [gedaagde]. [gedaagde] vond de ontwikkelingen zorgelijk en niet ten goede komen aan de ontwikkeling van haar kinderen. Ondanks dat ze daarover diverse malen had geklaagd, kwam er geen verbetering. Daarom zag [gedaagde] zich genoodzaakt de overeenkomsten op te zeggen. De overeenkomsten kunnen volgens [gedaagde] gekwalificeerd worden als overeenkomsten van opdracht zodat op grond van artikel 7:408 lid 1 jo. lid 3 BW [gedaagde] gerechtigd is te allen tijde de overeenkomsten op te zeggen. Het beding met de opzegtermijn is derhalve van rechtswege nietig.
4. De beoordeling
3.1.
De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is niet in geschil. Op grond van artikel 6 geldt er een opzegtermijn van twee maanden. ‘t Parelbosch heeft ter zitting aangevoerd dat haar algemene voorwaarden nog niet zijn aangepast aan de Wet-van Dam op grond waarvan de opzegtermijn ten hoogste één maand kan zijn. Zij wil daarom [gedaagde] niet langer houden aan de overeengekomen opzegtermijn van twee maanden, maar aan de op grond van de wet geldende opzegtermijn van één maand. Het standpunt van [gedaagde] komt er op neer dat, nu volgens haar de overeenkomsten kwalificeren als overeenkomst van opdracht, zij gerechtigd is te allen tijde op te zeggen en er geen opzegtermijn kan worden overeengekomen. ’t Parelbosch betwist dat het gaat om overeenkomsten van opdracht.
3.2.
In artikel 7:400 lid 1 BW is de overeenkomst van opdracht gedefinieerd als de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen. De aldus gedefinieerde overeenkomst van opdracht wordt aangegaan met het oog op bepaalde verrichtingen van de opdrachtnemer. Daarbij kan gedacht worden aan overeenkomsten met bijvoorbeeld een advocaat, notaris, deurwaarder, accountant, architect, makelaar.
3.3.
De door ’t Parelbosch met [gedaagde] gesloten overeenkomsten zijn, blijkens de algemene voorwaarden, aangegaan met het oog op dagopvang van de kinderen van [gedaagde].’t Parelbosch stelt tegen betaling een aantal dagdelen ter beschikking die aangewend worden voor de opvang van de kinderen. Nu de overeenkomsten zijn aangegaan met het oog op opvang van kinderen en niet met het oog op bepaalde verrichtingen kunnen, naar het oordeel van de kantonrechter, de overeenkomsten van kinderopvang niet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW, zodat het verweer van [gedaagde] niet kan slagen.
3.4.
Op grond van de Wet-van Dam, wet van 26 november 2010 (Stb. 2010, 789) in werking getreden op 1 december 2011, is de opzegtermijn voor overeenkomsten als de onderhavige ten hoogste één maand. Nu ’t Parelbosch daar van uit gaat en er voor het overige geen verweer is gevoerd, dient haar vordering te worden toegewezen.
3.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.6.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde], om aan ‘t Parelbosch te betalen de som van € 837,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 december 2013 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde], in de kosten van de procedure, aan de zijde van ‘t Parelbosch tot heden begroot op:
€ 79,15 aan explootkosten,
€ 462,00 aan griffierecht en
€ 300,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis en met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen nadat [gedaagde] schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand tot de dag der voldoening.
verklaart dit tot zover vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 maart 2015.