V-N 2014/16.6
Hof ’s-Hertogenbosch moet onderzoeken of vereiste voortvarendheid in acht is genomen bij BZN-project
HR 28-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:689, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 maart 2014
- Magistraten
Feteris, Schaap, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
13/03554
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS917436:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Aanslag
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:689, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2364, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑09‑2013
- Wetingang
art. 16 lid 4 AWR
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de vereiste voortvarendheid niet in acht is genomen tijdens de onderzoeksfase. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof ’s-Hertogenbosch voor nader onderzoek
Samenvatting
De inspecteur legt in december 2007 een IB/PVV-navorderingsaanslag 1995 en een VB-navorderingsaanslag 1996 op aan X. Volgens de inspecteur was X namelijk rekeninghouder van een geheime rekening. X stelt dat de inspecteur ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de verlengde navorderingstermijn. Volgens X hebben de Nederlandse belastingautoriteiten namelijk niet voortvarend gehandeld. Hof Arnhem-Leeuwarden is dit met X eens. Het hof stelt namelijk vast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.