NJB 2019/376
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en de vraag of sprake is van rechtsgeldige afstandverklaring in de zin van art. 116 lid 2 Sv: de afstandsverklaring dient schriftelijk en ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar te worden afgelegd. Met die verklaring geeft de beslagene zijn aan het civiele recht te ontlenen aanspraken op het inbeslaggenomen voorwerp prijs. De afstandverklaring heeft daarom slechts rechtsgevolgen als zij kan worden opgevat als de openbaring van de wil van de beslagene tot het doen van afstand van het inbeslaggenomen voorwerp (vgl. art. 3:33 BW). Daarvan is in de regel slechts sprake indien kan worden aangenomen dat (i) de beslagene bekend was met de door hem prijsgegeven aanspraken en (ii) uit de verklaringen en gedragingen van de beslagene de op dit prijsgeven betrekking hebbende wil voldoende duidelijk blijkt. I.c. sprake van een rechtsgeldige afstandverklaring door een mogelijk kwetsbare verdachte
HR 05-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:148
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 februari 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/04562
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:148, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1333, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en de vraag of sprake is van rechtsgeldige afstandverklaring in de zin van art. 116 lid 2 Sv: de afstandsverklaring dient schriftelijk en ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar te worden afgelegd. Met die verklaring geeft de beslagene zijn aan het civiele recht te ontlenen aanspraken op het inbeslaggenomen voorwerp prijs. De afstandverklaring heeft daarom slechts rechtsgevolgen als zij kan worden opgevat als de openbaring van de wil van de beslagene tot het doen van afstand van het inbeslaggenomen voorwerp (vgl. art. 3:33 BW). Daarvan is in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.