AB 2018/238
Huisvestingswetboete. Onttrekking aan woonruimtevoorraad wegens short stay.
ABRvS 07-02-2018, ECLI:NL:RVS:2018:428, m.nt. T.I. Oost
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
7 februari 2018
- Magistraten
Mrs. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, R.J.J.M. Pans, C.M. Wissels
- Zaaknummer
201601972/1/A3, 201602031/1/A3, 201602032/1/A3 en 201603829/1/A3
- Noot
T.I. Oost
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS173729:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2018:428, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 07‑02‑2018
- Wetingang
Art. 30 lid 1 onderdeel a Huisvw (oud); art. 1 onderdeel r jo. art. 27 jo. art. 37, 38 jo. art. 59 Regionale huisvestingsverordening stadsregio Amsterdam 2013
Essentie
Voor de vaststelling van de bestemming ‘permanente bewoning’ kan als objectieve maatstaf dienen hoe een woning en eventuele bewoners zijn geregistreerd in de daarvoor bestemde registers.
Samenvatting
De Afdeling overweegt dat uit haar uitspraak van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:627, kan worden afgeleid dat als objectieve maatstaf — om vast te stellen of een gebouw op enig moment is bestemd voor permanente bewoning — van belang kan zijn hoe een woning is geregistreerd en of op het adres personen in de basisregistratie persoonsgegevens (hierna: BRP) stonden ingeschreven. Anders dan appellante en bedrijf B stellen, is de omstandigheid dat personen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.